IJ!11* ïstw 34 35 overigens, enkele jaren reeds gepleit hebben voor het aanbrengen van deze verlichting en hij zou zich kun nen voorstellen, dat zij, die dit voorstel hebben inge diend, er al bij voorbaat van zijn uitgegaan, dat ze zijn stem zouden hebben. Hij moet echter zeggen, dat hij nogal onder de indruk is geraakt van de mededeling, die verleden jaar werd gedaan, dat dit f 4.500,zou kosten. En tot zijn schrik is daar inmiddels nog f 500, bij gekomen. Hij heeft zich toen de opmerking veroor loofd, dat hij zich niet kan voorstellen, dat dit zoveel zal moeten kosten en dat kan hij nu nog niet. Spr. zou dit voorstel daarom willen amenderen in deze zin, dat B. en W. worden uitgenodigd om zo spoedig mogelijk nog eens na te gaan en dan langs andere weg dan nu blijkbaar is geschied hoeveel dit moet kosten. Hij begrijpt uit de mededeling van de wethouder, dat het een prijsopgave van Gemeentewerken is geweest. Zouden B. en W. nu prijsopgave willen vragen van in stallateurs, die dit werk als vak beoefenen Nadat dan daaromtrent een mededeling aan de raad is gedaan, kan dit voorstel al dan niet worden gehandhaafd. Spr. vraagt, of hij een voorstel moet indienen of dat hij het ingediende voorstel kan amenderen. De Voorzitter: Uw voorstel komt hierop neer, dat B. en W. de zaak om prae-advies tot zich nemen. De heer W. C. Dijkstra: Ja, inderdaad, in die zin, dat prijsopgave wordt gevraagd. De heer Slaterus vraagt, of B. en W. er ook bezwaar tegen hebben, dat het voorstel wordt gewijzigd in dier voege, dat het kostenbedrag ten laste van de kapitaal- dienst wordt gebracht en de annuïteit ten laste van de gewone dienst. De heer Van der Schaaf (weth.): Daar wordt het niet goedkoper van. De heer Slaterus: Neen, maar het drukt niet zo zwaar op de begroting. De Voorzitter meent, dat dit toch eigenlijk niet een onderwerp is om ten laste van de kapitaaldienst te brengen. Hij zou willen opmerken, in aansluiting aan wat hij zopas zeide, dat, als de voorstellers er geen bezwaar tegen hebben, het misschien het beste is, dat B. en W. het voorstel om prae-advies tot zich nemen. Dan kan, volgens de suggestie, prijsopgave worden ge vraagd en dan kunnen B. en W. binnen redelijke tijd de raad rapporteren. Dan kan de raad altijd nog een beslissing nemen. De raad gaat hiermede accoord. Volgno. 200 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 202. Algemene begraafplaatsen f 165.520, De heer Pols vindt, dat het nooit prettig is om op iets, waarop men het vorige jaar de aandacht heeft gevestigd, weer terug te moeten komen. In het sectie- verslag staat: „Vele leden drongen aan op de bouw van een passende aula". Spr. staat ook nu weer niet alleen, als hij toch nog weer eens wil aandringen op betere voorzieningen op de begraafplaatsen. Hij heeft dit jaar Februari, bij slecht weer, enkele begrafenissen meege maakt en hij vindt, dat de toestand niet meer past in een stad van 80.000 inwoners. Hij gelooft, dat hier wel degelijk de plicht bestaat, om tot andere voorzieningen te komen. Hij weet wel, dat men weer op precies het zelfde bezwaar: de financiën, zal stuiten, maar dan zou spr. daarbij willen zeggen, dat het toch een noodzaak is, dat hier iets gebeurt. In andere steden heeft men dat toch ook behoorlijk opgelost en hij zou het college wel warm willen aanbevelen, deze aangelegenheid nog eens te bekijken. Er zullen altijd weer inkomsten tegen over de uitgaven staan, die over zeer lange termijn kunnen worden uitgesmeerd. De heer Mani vindt de naam aula hier wel wat wijds klinken. Spr. heeft een kostenbedrag horen noemen van een ton en hij kan zich voorstellen, dat om finan ciële redenen de bouw van een aula niet zou kunnen doorgaan. Hij meent echter, dat hier toch wel op een andere manier zij het dan een meer bescheidene een oplossing gevonden moet worden. Het komt hem voor, dat in elk geval vergroting van het bestaande lokaal hij kan het eigenlijk niet anders noemen zou kunnen worden verkregen. En zelfs dat zou al een verbetering zijn. Misschien wil men die oplossing eens overwegen. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat een tijd geleden in 1942 al inderdaad een plan voor een aula is gemaakt en toen zijn de kosten geraamd op f 72.000,Deze kunnen nu gerust verdubbeld worden, zodat dus het maken van een aula, die aan de te stel len eisen kan voldoen, gesteld moet worden op l'i ton. Spr. is van mening, dat men, als men iets wil doen, het ook op een zeker niveau moet doen en niet al te zuinig moet zijn. Men moet dan iets maken, dat de toets der critiek voor lange tijd kan doorstaan, maar B. en W. zijn tot nog toe niet met een dergelijk voorstel geko men. De aandrang, die de heren Pols en Mani t.a.v. de bouw van een aula in welke vorm men zich die dan ook denkt hebben uitgeoefend, zal B. en W. onge twijfeld doen besluiten dit punt nog eens te bekijken. Volgno. 202 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 372. Cursus tot opleiding van onderwijzeres sen aan kleuterscholen f 22.385, De heer K. de Jong herinnert aan de vraag in het sectieverslag hoeveel leerlingen uit Leeuwarden deze cursus bezoeken. Medegedeeld is, dat dit er 50 zijn. Nu is spr.'s berekening, dat het kostenbedrag per leer ling, omgeslagen over 50 leerlingen, ongeveer f 110,— bedraagt, tenminste wanneer hij anneemt, dat het kos tenbedrag, voor zover dat op buitenleerlingen betrek king heeft, van de buitengemeenten volledig wordt teruggevorderd. Daarmede houdt ook verband het sub sidie van, naar spr. meent, f 82,40 per leerling, dat door de opleiding van onderwijzeressen bij het bijzonder kleuteronderwijs is gevraagd; er is echter een subsidie van slechts f 60,toegezegd. Het is spr. niet duidelijk in hoeverre hier van gelijkstelling sprake is. Het is mogelijk, dat hij zich vergist; misschien is van de buitengemeenten niet het volle bedrag per leerling teruggevorderd en zou daardoor het gemiddelde bedrag per leerling lager kunnen zijn? De heer J. K. Dijkstra (weth.) kan hier wel iets van zeggen, maar waarschijnlijk niet genoeg. De heer De Jong heeft gelijk, wanneer hij veronderstelt, dat de sub sidiëring van deze bijzondere cursus naar het beginsel van gelijkstelling geschiedt volgens de maatstaf van het gemiddelde kostenbedrag. Vraagt hij hoe dat precies zit, dan kan spr. hem niet antwoorden. Wat hij hiervan wel weet is het algemene beginsel en het feit, dat Leeuwarden zelf 50 leerlingen le vert. De regel is wel zo, dat de buitengemeenten aan gesproken worden voor het volle bedrag, dat de buiten leerlingen kosten. Spr. weet voorts, dat een aantal posten, ook van buitenleerlingen, oninvorderbaar zijn. Maar hoe het spel van de cijfers precies gespeeld wordt, en in hoeverre het uitkomsten geeft, die de heer De Jong op grond van zijn indrukken onjuist acht, kan spr. zo niet uitmaken. Hij raadt de heer De Jong aan eens even aan te lopen op de afdeling Onderwijs of Financiën ter secretarie, waar men hem daarover kan inlichten. De heer K., de Jong is uiteraard zeer dankbaar voor het antwoord van de wethouder. Misschien echter hoor de zijn vraag meer bij de post: Subsidiëring opleiding voor onderwijzeressen bijz. kleuteronderwijs. Zou het dan mogelijk zijn het kostenbedrag per leerling van de gem. opleidingscursus op f 100,te stellen en het sub sidiebedrag voor de christelijke opleiding daarnaar op te trekken en te stellen op het bedrag, dat aangevraagd is Nu krijgt men f 60,toegewezen, terwijl men f 82,40 heeft aangevraagd. Het is een vraagstuk, dat ten nauwste samenhangt met post 428: subsidie opleiding onderwijzeressen bij zonder kleuteronderwijs. Het lijkt de Voorzitter toe, dat dit technisch gespro ken niet zo heel eenvoudig is. Dan is een begrotings- wijziging nodig. B. en W. willen de heer De Jong toe zeggen, dit geval nader te zullen bekijken. Volgno. 372 wordt onveranderd vastgesteld. Hoofdstuk VIII, par. 11, bijz. voorber. lager onderwijs. De heer K. de Jong herinnert er aan, dat bij deze paragraaf was gevraagd, of het mogelijk zou zijn aan de onbillijkheid, die t.a.v. de subsidiëring van het bijzon der kleuteronderwijs bestond, een einde te maken. Daar op wordt geantwoord, dat hieraan min of meer wordt tegemoetgekomen door het voorstel om het subsidie met f 500,te verhogen, zodat het f 3.000,per be voegde leerkracht wordt. Uiteraard zijn spr. c.s. daar dankbaar voor, maar zij zijn toch eigenlijk niet vol daan. Zij hadden zo graag gezien, dat, daar het mis schien het laatste jaar is, dat nog geen wet op het kleu teronderwijs is afgekondigd, het gemeentebestuur zou hebben gezegd: laten wij nu volledige gelijkstelling toepassen. Het komt hierop neer, dat de gemeente voor het openbaar kleuteronderwijs f 121,per leerling uit geeft en voor het bijzonder kleuteronderwijs f 68, Hier zit een zekere onbillijkheid in, die spr. zwaar op de maag ligt. Hij vraagt: wil het college desnoods nog overwegen hij voelt wel, dat het niet aangaat hier verder op in te gaan, omdat hij c.s. wel ongeveer weten, hoe de kaarten op tafel liggen om, wanneer in het komende begrotingsjaar de wet op het kleuteronderwijs afkomt, de gehele zaak van het gemeentelijk en het bijzonder kleuteronderwijs volledig gelijk te trekken. Het is misschien een wat vérgaande vraag, maar het is in ieder geval een tegemoetkoming aan een ze kere onbillijkheid, die z.i. tot nu toe telkens nog bestond. De heer J. K. Dijkstra (weth.) begrijpt best, dat de heer K. de Jong, sta: nde op het standpunt, dat gelijk stelling, ook voor het kleuteronderwijs, geboden is, hier een onbillijkheid ziet. Er zijn er echter ook particu lieren en onderwijsmensen en ook mensen hier in de raadzaal die dat standpunt van de volledige gelijk stelling, zoals die voor het l.o., het v.g.l.o. en het u.l.o. geldt en zoals die ook voor het bijz. kleuteronder wijs zou moeten gelden, niet delen. Dat verschil in standpunt brengt natuurlijk een verschil in waardering mee met betrekking tot de houding, die het college tegenover deze dingen heeft aangenomen. Spr. moge herinneren aan de geschiedenis. Dit punt is sinds de bevrijding jaarlijks aan de orde geweest. Het subsidie is begonnen met een bedrag van f 300, per klas en per bevoegde leerkracht en dat is succes sievelijk f 3.000,geworden. Nu kan men wel zeggen, dat men daar niet tevreden mee is en spr. zou, als hij het genoemde standpunt deelde, daarin kunnen mee gaan maar aan de andere kant kan het toch ook, zo dunkt hem, een reden zijn tot een gevoel van tevre denheid, dat dicht grenst aan dat van voldaanheid, zo- ais bij de heer De Jong klaarblijkelijk ook het geval is. De heer De Jong vraagt voorts, wanneer de wet op het kleuteronderwijs afkomt. Hij bedoelt „eindelijk af komt". Het duurt B. en W. ook te lang. Wat B. en W. dan denken te doen Dan gaan zij hun best doen, die wet uit te voeren voor Leeuwarden aan de hand van de bepalingen, die zij zal bevatten met betrekking tot schoolstichting e.d. Wat de juiste inhoud van de wet zal zijn, kan niemand zeggen, misschien zelfs de mi nister nog niet eens. Wanneer ze echter afkomt, zal ze met getrouwheid en zorg door B. en W. worden uitge voerd. De heer K. de Jong is blij dit geluid van de wethou der te hebben gehoord. Uiteraard is spr. nog niet ge heel voldaan. Hij voelt wel, dat de standpunten niet helemaal gelijk zijn. Hij wil een lans breken voor zijn visie. Zoals de gemeente zelf onverplicht kleuteronder wijs exploiteert, is er daarnaast een groep mensen, die het op confessionele basis doet, met behulp van be voegde leerkrachten. Het ligt volledig in de lijn, dat spr. c.s. zeggen: het feit, dat men het op confessionele basis doet, mag niet betekenen, dat dit extra kosten meebrengt; alleen het hebben van die basis zou dus het verschil van f 53,per leerling veroorzaken. Dat is natuurlijk iets, dat h.i. ook door tegenstanders van het bijzonder onderwijs niet zo gemakkelijk te ver dedigen zal zijn. Ook al zou men er van uitgaan, dat openbaar onderwijs regel is, dan zou men zich niet tegenstaande dat moeten kunnen opwerken tot deze ge dachte: wij willen mensen, die anders denken, toch ge lijke rechten geven. Dat is volgens spr. wel iets anders dan het gevoel van voldaanheid, waar de wethouder hem dichtbij zou willen brengen. Wat de uitvoering van de komende wet betreft, spr. is het met de wethouder eens, dat het gemeentebestuur die wet zonder meer heeft toe te passen, maar als hij die zaak goed ziet, mag hij toch veronderstellen, dat slechts zeer ten dele tegemoet gekomen wordt aan de behoefte, die aan confessioneel kleuteronderwijs bestaat. Spr. meent, dat de nieuwe wet een behoorlijke bespa ring zal betekenen. Men krijgt eigenlijk subsidie voor kleuteronderwijs en het subsidie voor bijzonder kleu teronderwijs komt te vervalllen. Het overschot zou z.i. aangewend kunnen worden om tegemoet te komen in de stichtingskosten, zoals ook bij het b.l.o. geschiedt; dit zou ongetwijfeld zeer welkom zijn. Voor spr.'s ge voel komt het, gezien het groeiproces van het bijzonder kleuteronderwijs en gezien de onbillijkheid, die sinds tal van jaren t.a.v. dit onderwijs heeft bestaan, niet te hard aan. Hier is een zekere ereschuld te voldoen; het bijzonder onderwijs moet zo goed mogelijk in staat gesteld worden zijn taak te verrichten; door middel van een aanvullend subsidie van de gemeente ware het ge lijke recht zo veel mogelijk te betrachten. Wanneer het recht in beginsel toegezegd zou kun nen worden door het college, dan is spr. op dit moment ten zeerste voldaan. De heer J. K. Dijkstra (weth.) meent, dat de heer De Jong wel heel veel vraagt, n.l. welke houding het college zal aannemen, als de nieuwe wet afkomt. Spr. herhaalt, dat de gedragslijn van het college de volgende is geweest. De raad heeft het college steeds gevolgd bij de subsi diëring van het bijzonder kleuteronderwijs; die is, om te citeren, met eenparig versnelde beweging ter hand genomen. Dat heeft hier in de raad instemming en waardering gevonden, meer dan iemand die hier hele maal niet van weet, uit de woorden van de heer De Jong: er is hier sprake van een ereschuld, zou op maken. Er zijn in de raad tegenstanders van het bijzonder onderwijs, zoals er ook tegenstanders zijn van het openbaar onderwijs. Het aantal tegenstanders van het bijzonder onderwijs is stellig, globaal bekeken, groter dan dat van het openbaar onderwijs. Dat is een feit van politieke orde, waar men rekening mede heeft te houden. Zoals spr. het standpunt waardeert van iemand, die principieel voorstander is van bijzonder kleuteronderwijs, verwacht hij van deze, dat hij respect kan opbrengen voor het standpunt, dat tegengesteld is aan het zijne. Desondanks heeft de zo pas gecritiseerde politiek geleid tot het resultaat, waar zeer vele gemeen ten Leeuwarden, dat een subsidie geeft van f 3.000,per klas, om benijden. Een voorstander van het bijzonder onderwijs, de heer Kamstra, voegt daar nog aan toe „onverplicht"; dit hield een element van waardering in. dat spr. op prijs heeft gesteld. De heer De Jong veronderstelt, dat de nieuwe wet een besparing zal kunnen brengen. Een berekening evenwel, die ongeveer l'A jaar geleden is opgezet door de chef van de afd. Onderwijs ter secretarie, aan de hand van gegevens van toen, leerde, dat de uitgaven voor het kleuteronderwijs in de gemeente Leeuwarden zo ongeveer gelijk zouden blijven, met handhaving van het toentertijd bestaande peil en de toen bestaande om vang; dat het dus in zekere zin lood om oud ijzer zou zijn. Later is men meer beducht geworden voor de ge volgen van de nieuwe wet, omdat men er van vreest, dat heel veel gemeenten, die aan het kleuteronderwijs be hoorlijk wat doen (het kost Leeuwarden onverplicht openbaar zowel als bijzonder onderwijs f240.000,een nieuwe last opgelegd zal worden. Wanneer echter be sparing zou ontstaan, zullen B. en W. op het moment, dat die besparing zal blijken, zich afvragen: Hoe zullen wij nu met die meevaller handelen Of dat zal gaan in de richting, die de heer De Jong verlangt, kan spr. nu nog niet met zekerheid zeggen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 78