5 raadpleging van de stukken bleek, dat het accent meer valt op het samen met drie andere gemeenten aangaan van een premielening, zodat de verantwoordelijkheid in dezen toch mede op de gemeente Leeuwarden rust. In verband daarmede moeten spr. c s. principieel bezwaar maken tegen dit voorstel. In feite wordt h.i. gespe culeerd op de goklust van het publiek en daaraan kun nen zij niet medewerken. Spr. deelt dan ook namens zijn fractie mede, dat zij dit voorstel niet steunt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de a.r. fractie tegen is. Punt 9 (bijl. no. 238). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijl. no. 239). De heer Pols heeft, toen deze zaak hier het vorige jaar aan de orde was, er ook zijn mening over kenbaar gemaakt. Hij is het eens met B. en W., dat het wel moeilijk is, om op een zaak, die nog maar een goed jaar geleden behandeld is, terug te komen, tenzij er nieuwe, sprekende, argumenten zijn. Nieuwe argumenten Zjn er inderdaad eigenlijk niet aangevoerd, al zou men kunnen zeggen, dat deze mensen nu ruim een jaar ervaring hebben; ze zijn van mening, dat winkelsluiting op Woensdagmiddag voor hen wel zeer nadelige ge volgen heeft. Daar het hier een heel kleine groep be treft naar hij meent, maar tien bedrijven en wel bedrijven, die uit anderen hoofde ook nogal wat be perkende bepalingen zijn opgelegd sp-jt het spr. zeer, dat de raad de vorige keer niet aan haar verzoek heeft voldaan en dat B. en W. thans ook weer niet be reid zijn haar in haar bestaansmogelijkheid te hulp te komen. Bij deze groep bedrijven zijn maar weinig werk nemers betrokken en zij zit al op b.jzondere lasten. De Maandagmorgen is uitermate geschikt om te slui ten en door de sluiting op Woensdagmiddag wordt ver lies geleden. Daarom zou spr. B. en W. nog wel met klem willen verzoeken, deze zaak wat anders te bekij ken. Hij gelooft, dat de gemeente toch wel de taak heeft deze mensen bij de uitoefening van hun bedrijf zoveel mogelijk te steunen. De heer K. de Jong wil zich in zeker opzicht bij de heer Pols aansluiten. Er zijn enerzijds argumenten aan te voeren, die de vorige keer ook ter tafel zijn geweest, maar anderzijds eveneens argumenten, die de vorige keer niet zijn aangevoerd. Men heeft bijv. nu nut een adres te doen, waar de hele groep van handelaren in gedistilleerd achter staat. De vorige keer was er een staatje, waaruit bleek, dat de meningen in die groep zeer verdeeld waren: een deel voelde voor sluiting op Maandagmorgen en een ander deel wilde helemaal geen sluiting. Nu is er één uniform verzoek om in plaats van op de Woensdagmiddag op Maandagmorgen gesloten te mogen zijn. Dat is wel een nieuw feit, dat op zich zelf beoordeeld moet worden. Daarbij komt, dat de verzoeken om ontheffing van de winkelsluiting voor de Woensdagmiddag toch wel geleidelijk sterker bewijzen, dat de Woensdagmiddag een uitermate geschikte koop middag is voor het publiek. En dat men met het slui ten van winkels op die middag buitengewoon voorzich tig moet zijn. Spr. voor zich zou er helemaal niet op tegen zijn, dat de raad t.a.v. bepaalde branches eens zou moeten retireren, als uit de bedrijfsgroepen, zoals nu, het verlangen naar een andere regeling naar voren komt. Spr. vindt dat een motief om de Woensdagmid dagsluiting opnieuw aan de orde te stellen. Destijds was een argument voor het instellen van de Woens dagmiddagsluiting voor de groep gedistilleerd, dat zij de kruideniers, die toch ook drank, zij het zwak-alco- holische, verkopen en die op Woensdagmiddag gesloten z.jn, concurrentie zouden aandoen. Dit argument is echter niet van doorslaggevende betekenis. Kiuideniers toch hebben geen concurrentie van handelaren in ge distilleerd te duchten. Voor eerstgenoemden n.l. is het verkopen van drank een nevenberoep; deze verkoop is door branchevervaging mede in de levensmiddelen branche terechtgekomen. Het argument van het tegen gaan van de drankveikoop mag niet doorslaggevend zijn. Wanneer uit een bepaalde groep aan het ge meentebestuur wordt gevraagd oog te willen hebben voor haar gezamenlijke verlangens, dan dient zoveel mogelijk aan die verlangens te worden tegemoetgeko men, ongeacht wat in de betrokken branche wordt ver kocht. Deze dingen zou spr. geheel gescheiden willen zien. is het alsnog mogelijk, zo vraagt hij, dat dit punt: de Woeasdagmiddagsluiting, eventueel gezamenlijk met andere branches, die thans ook op Woensdagmiddag gesloten zijn, wordt bezien? Vooral met de centrum- winkeliers, die een uitzonderlijke positie innemen. De desbetreffende branches in de buitenwijken mogen to„h wel zo geleidelijk aan staat maken op een afzonderlijke regeling, waarvoor in de Winkelsluitingswet de moge lijkheid geopend is. Dit punt is nog niet eerder aan de oide geweest. Hij zou graag van het college de ver zekering horen, dat het een open oog wil hebben voor de mogelijkheid van ontheffing voor deze groepen. Spr. gelooft, dat het zo langzamerhand de richting uitgroeit als door hem nu is aangegeven. It is net de bidoeling fan de hear Santena om de ar- guminten dy't de foaiige sp.ekke.s nei foaren broeht hawwe, foar in diel aide en foar in diel nije, to herhel- jen, mar hja lizze him de wuiden op de lippen, dc.t hy hielendal efter har ütstel stiet, om dizze saek yn elts gefal ncch ris mei elkoar to bisjen. Men wit, dat de rie fan 't hjeist mei de greate karring dispensaesje fan de Woansdeimiddeisluting jown hat. Yn 'e Maeitiid komt der wer ss'n karring en om nou alle droktme, dy't mei foisiken om dispensaesje gcar- hinget, yn 'e takomst to m,en, soe spr. de idee fan de hear K. de Jong stypje wolle. De Voorzitter gelooft, met de beantwoording namens het college uitermate kort te kunnen zijn. B. en W. hebben in de raadsbrief als hun men ng te kennen ge geven, dat het, waar de vergadering van de raad van 24 September 1952 dat is dus een jaar en ongeveer twee maanden geleden in deze kwestie na een uitvoe rige gedachtenwisseling heeft beslist en een amende ment in de zin van het verzoek, zoals dat nu ter tafel ligt, heeft verworpen, nu niet aangaat, om, na zo ko.te tijd zonder meer er hebben zich geen nieuwe feiten voorgedaan en er zijn ook geen nieuwe argumenten door adressante aangevoerd op dat raadsbesluit terug te komen. De heren, die hier aan het woord zijn ge weest, voelen ook wel, dat deze zaak moeilijk ligt, al thans dat heeft spr. gemeend uit hun woorden te moe ten opmaken. Ze hebben van hun kant dan ook ge zocht naar nieuwe feiten. In hetgeen de heer Pols ge zegd heeft, heeft spr. die in geen enkel opzicht kunnen vinden. Wat hij aangevoerd heeft ter ondersteuning van zijn mening, dat dit verzoek ingewilligd dient te worden, zi,n argumenten, die de raad ook voor zijn vorige beslissing volkomen bekend waren en datzelfde geldt eigenlijk ook voor hetgeen de heer K. de Jong heeft aangevoerd. Het was ue raad de vorige keer al volkomen bekend, dat de Woensdagmiddag in Leeuwar den een zeer geschikte koopmiddag is; dat was toen ook al sinds tal van jaren het geval geweest. Desniettemin heeft de raad tot Woensdagmiddagsluiting voor de des betreffende branches besloten. Op het ogenblik is dit feit dus ook niet nieuw. Het andere feit, dat de heer K. de Jong noemt, n.l., dat de vorige keer onder deze detaillisten verdeeldheid bestond en nu niet meer, gaat toch eigenlijk buiten de vraag om, of het juist is, om voor deze detaillisten, in aiw-jkmg van de regeling voor de kruideniers, die aanverwante en zelfs ten dele dezelfde artikelen verkopen, ontheffing van de Woens dagmiddagsluiting toe te staan. Dat was de vraag, die de raad destijds in ontkennende zin heeft beantwoord. De verdeeldheid bij de handelaien in gedistilleerd, waar van de heer K. de Jong sprak, was bovendien uitermate gei ing, zodat het nu niet als overwegend nieuw feit kan gelden, dat die verdeeldheid thans niet meer bestaat. De raad dit zou spr. hieraan willen toevoegen heeft destijds eenzelfde beslissing genomen t.a.v. de sigarenwinkeliers, omdat die artikelen vei kopen, die ook in kruidenierszaken verkocht worden. Ook daar mee heeft spr. het argument weerlegd, dat thans de gehele g-oep van handelaren in gedistilleerd ont heffing vraagt. De vraag, of er aanleiding is, deze aangelegenheid in het algemeen te bekijken, en, zoals de heer K. de Jong wil, de positie van de winkeliers in de binnenstad te be zien tegenover die van de winkeliers in de buitenwijken, is toch eigenlijk een heel andere vraag, die spr. kan dat met de heer De Jong eens zijn zeer goed te eniger tijd in den brede kan worden bekeken, maar het is stellig niet juist, om daar op dit moment met een inci dentele beslissing op voo.uit te lopen Dan zou de raad tcch een verkeerde procedure volgen. Spr. moge he. halen, dat hier geen nieuwe feiten van zodanige betekenis zijn aan te voeren, dat daarvoor een aadsbesluit, dat ruim een jaar geleden na ampele discussie is genomen, zou moeten worden ingetrokken. Het college moet dan ook bij zjn advies blijven om dit adres af te wijzen. De heer I'ols kan de starheid van het college niet bewonderen, maar dat is nu eenmaal zo. Spr. weet niet, waar het omschreven is, dat men na een zekere termijn pas mag te-ugkomen op een beslissing van de raad. Hij zou zeggen: er is een nmuwe laad en die kan er wel heel ande. s over denken. Dat spr. niet alle argu menten, die arn te voeren zijn, op tafel heeft ge'egd, doet er niet toe. Het allerbelangrijkste is en h j meent als zakenman dit wel goed aan te voelen dat deze mensen het indertijd hebben moeten nemen, dat hun zaken op Woensdagmiddag dicht moeten zijn, ter wijl ze het heel graag op Maandagmorgen zouden heb ben Als zj nu na een jaar bij de raad te-ugkomen met de vraag: wilt U dit punt nog eens bekijken; de rege ling bedreigt ons in onze bestaansmogelijkheid, dan moet de raad er z.i. weer opnieuw over denken. Het z^n éók bcwone-S van onze stad! De raad mag er zieh niet van af maken met te zeggen, dat betrokkenen te spoedig op de door hem genomen bes'issing te.ugko- r.ien, terwijl nergens gesch. even staat, dat men er binnen een bepaalde termijn niet op terugkomen mag. Spr. vindt dit een uitermate ernstige aangelegenheid. Iiij heeft persoonlijk het gevoel dat men hier met de V/inkels'uitingswet in de hsnd dingen nastreeft, die deze wet niet beoogt. De heer It de Jong is erg bij met de mededeling van de Voorzitter, dat hij het vraagstuk van de centrurn- v inkelie-s nog wel eens opnieuw wil bekijken. Hij is het met hem eens, dat het niet ju'st zou zijn, om inci denteel op de zaak vooruit te lopen. De aangelegenheid in zijn geheel nog eens te bezien, lijkt spr. wel zo juist en hij is eikentel k voor de toezegging in dezen. Men zit hier, terwijl de Winke'sluitingswet in haar ni.uwe vorm wordt toegepast met een soort groeiproces; hoe langer hoe meer blijken de positieve moeilijkheden van de diverse winkeliers. Laten er geen nieuwe feiten Zjn aan te voeren, aldus spr., een zekere groei is wel te bemerken. De Voorzitter meent, dat het feit, dat de handelaren in gedistilleerd thans voor 100% achter dit verzoek staan en destijds met, geen nieuw feit is. Vol gens spr. is het dat wel. Toen deze detaillisten zich destijds om advies i.z. dit verzoek tot de Middenstands- raad richtten, heeft deze gezegd: „zolang jullie niet volledig weten wat jullie wilt, kunnen wij jullie niet voldoende steunen", m.a.w.: „wanneer jullie wat wilt bereiken bij de raad, kom dan met een concrete vraag, met een wens van de gehele groep. Zolang dat niet het geval is, kunnen wij moeilijk een advies geven". Zo gezien, betreft het, naar spr.'s mening, hier wel een krachtig nieuw feit. Als de adressanten zelf niet vol doende weten wat ze willen, wordt aan hun ve-zoek heel wat kracht ontnomen. Als de Voorzitter nog even wil onderstrepen, dat B. en W. de aangelegenheid van de centrumwinkeliers eens in breder verband willen bezien en ook in verband met de moeilijkheden, die hier te berde zijn gebracht, en niet zou zeggen: „De raad heeft nu eenmaal beslist en daarmee uit", dan is spr. wel tevredengesteld. De heer VV. M. de Jong heeft, toen dit punt het vo rige jaar hier aan de orde was, zelf getwijfeld we'ke kanc hij uit moest gaan. Hij heeft destijds tegen het amendement gestemd en hij wil graag met grote vrij moedigheid ve.kla.en, dat hij -ich niet schaamt te zeg gen, dat hij in deze vergadering dermate van die twijfel verlost is, dat hij nu vóór de suggestie van de winkeliers is. Spr. wil daar zelfs nog bij verklaren, dat hij zich ook wel zou kunnen voorstellen, dat bijv. de sigarenw-nkeliers, m.n. in het centium, nog wel bij de raad zouden kunnen komen met de vraag, of het wel juist is, dat hun winkels op Woensdagmiddag moeten zijn gesloten, terwijl bijv. in de café's tabaksartikelen te koop zijn. Zoiets is denkbaar. De raad is het vorige jaar eigenlek voor het eerst geconfronteerd met de kwestie van de uitvoeiing der Winkelsluitingswet. Spr. zelf behoort tot diegenen, die heel graag de alcohol als genotmiddel uit de maatschappij zouden willen zien verdwijnen en alleen zien bestemd voor het laboratorium, de medicijnkast, enz. Hij hoopt, dat dit t z.t. mogelijk zal zijn, maar het is nog lsng niet zover, dat dit langs de koninklijke weg van Plaatselijke Kcu_e zou kunnen worden bevorderd. Daar gaat het nu echter ook niet om. Het betreft hier de uitvoering van de Winkelslui tingswet. De overheid grijpt hier in het maatschappe lijke leven in, in het algemeen belang, maar spr. ziet op dit moment niet, dat het algemeen belang met slui ting op Woensdagmiddag wordt gediend, terwijl de be drijven zelf om sluiting op Maandagmorgen vragen. De sociale kwestie van de vrije Woensdagmiddag raakt hier slechts een paar personen, zodat deze hier geen grote rol speelt. De vorige keer is als motief voor de Woensdagmiddagsluiting voor de onderhavige bedrijven aangevoerd, dat zij de kruideniers, die op Woensdagmid dag gesloten zijn, concurrentie zouden aandoen. Spr. sluit zich te dien aanzien aan bij de opmerking van de heer K. de Jong i.z. branchevervaging; kruideniers verkopen van alles. (Waarmee hij niet wil zeggen, dat hij iets tegen kruideniers heeft.) De Woensdagmiddagsluiting voor de sigarenwinkeliers is hier thans niet aan de orde, het gaat hier om de handelaren in gedistilleerd. Spr. heeft ook op deze handelaren niets tegen, wel echter alles op hun product. Maar een taak van de ove-heid om hun sluiting op Woensdagmiddag op te diingen, die zij niet begeren, ziet hij hier niet. Wel komen zij een beetje kort na het voorgaande raads besluit ter zake met hun suggestie, maar spr. wil er toch gerust aan medewerken om hun verzoek in te wil ligen Spr. is op dit moment dus niet in staat met hst prae-advies van het college mee te gaan. De Voorzitter wil graag de verschillende sprekers in tweede instantie antwoorden. Hij gelooft opnieuw nogal kort te kunnen zijn. Het is wsl zo, dat geen enkele bepaling en geen en kele regeling voor de eeuwigheid is gemaakt. Het zal op een zeker moment nodig zijn om bspaalde regelingen bij veiandeiing van omstandigheden te wijzigen, als ten minste die regelingen niet vanzelf haar kracht verlie zen Het is echter wel een beginsel van een juist bestuur, dat, wanneer een overheidslichaam als de raad eenmaal na ampel beraad een bepaald besluit heeft genomen, hst niet na zeer korte tijd en zonder dat er verandering van omstandigheden of althans een duidelijke verandering van omstandigheden heeft plaats gehad, op dat besluit terugkomt. Het is niet juist tegenover de ingezetenen, die van hun kant behoren te w^ten waar ze aan toe zijn met hun bestuur, dat wel te doen. Het strijdt ook met het zelfrespect, dat de raad t.a.v. eigen regelingen dient te hebben en als dus de heer Pols vraagt: waar staat dat eigenlijk? dan moet spr. hem antwoorden: dat staat inderdaad nergens geschreven, maar spr. moge het herhalen het is een beginsel van juist bestuur. Als dat losgelaten zou worden, dan zou men toch wel een heel eind afglijden naar een zeer ongewenste gang van zaken. Zijn hier nu werkelijk bepaalde nieuwe feiten naar voren gebracht? Spr. meent ook in tweede instantie geen enkel nieuw feit te hebben gehoord. Van de heer Pols zeker niet. De heer K. de Jong heeft gesproken van een groeiproces t.a.v. de Woensdagmiddag als koop- middag. Spr. betwijfelt in sterke mate, dat hier werke lijk een groeiproces bestaat. Sedert tal van jaren is de Woensdagmiddag al voor zeer velen de koopmiddag van de gehele week. Dat nu de gehele groep van win keliers in gedistilleerd dit vraagt in plaats van, zoals destjds, en aantal uit de groep, maakt naar spr.'s me ning zo weinig verschil, dat het niet als doorslaggevend nieuw feit kan gelden. De heer W. M. de Jong komt,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 84