4
strijding van structurele werkloosheid tot de taak van
de regering behoort, wij menen, toch, dat het de taak van
de gemeentelijke overheid is, om ten minste voor een
zo gunstig mogelijk klimaat te zorgen om tot vestiging
en/of uitbreiding van blijvende werkgelegenheid te
komen. De bouw van industriehallen kan daartoe zeker
bijdragen en wij zien de aangekondigde plannen dien
aangaande dan ook met belangstelling tegemoet".
De plannen liggen er nu en naar de mening van spr.
c.s. is dit eerste belangrijke voorstel in 1954 een zeer
goed voorstel. Dit zal de gemeente inderdaad wel enig
geld kosten, maar juist in verband met het feit, dat
men hierdoor de gelegenheid krijgt om tot uitbreiding
van de blijvende werkgelegenheid te komen, menen zij,
dat zij deze plannen volledig moeten en kunnen steunen.
Wat de opmerking van de heer Van der Meer be
treft, of hier op deze manier industrie aangetrokken zal
worden, moge spr. opmeiken, dat juist in verband met
het feit, dat in deze stichting ook het bedrijfsleven ste.k
vertegenwoordigd is en mede achter deze plannen staat
de deskundigen op dit gebied hebben dus meege
sproken deze bouw zeker wel verantwoord zal zijn.
Spr. c.s. kunnen alleen maar de hoop uitspreken, dat
de initiatieven, die nu genomen z.jn, tot goede resul
taten zullen leiden en dat de industrieën, die zich hier
zullen vestigen, zeer arbeidsintensief zullen z^n, omdat
dit van het allergrootste belang is.
Spr. zou ten slotte graag een vraag willen stallen
en wel n.a.v. een zinsnede, die vooikomt in de ïaads-
brief, n.l., dat het in het voornemen van de stichting
ligt om belanghebbenden in de gelegenheid te stellen,
deze gebouwen in eigendom te ve. krijgen. En nu meant
spr., dat in de stichtingsakte alleen maar over ver
huur wordt gesproken en niet over verkoop.
Kan dat in de toekomst ook moeilijkheden met zich
meebrengen of is daar op een of andere manier in te
voorzien
Spr. zou graag een antwoord op deze vraag hebben.
De heer Ilutkens zou t.a.v. de werkgelegenheid nog
een paar opmerkingen willen maken, in de eerste plaats
deze, dat bepaalde kinderen in 1953 ook hoopten, dat
St. Nicolaas bij hen zou rijden, maar helaas heeft hij
deze kinderen moeten teleurstellen, omdat vader in de
D.U.W. werkzaam was of helemaal geen werk had.
Bij het bestrijden van de werkloosheid door industria
lisatie is vestiging van industrie alleen niet voldoende,
maar daarbij geldt wel zeer sterk voor Nederland, dat
men er rekening mee dient te houden, dat men de pro
ducten van deze industrieën ook zal kunnen afzetten.
De publicaties in vakkringen er op naslaande, komt
men maar tot één conclusie, n.l., dat dit voor de toe
komst niet zo heel gunstig lijkt. Spr. wil in verband
met deze conclusie zeer in het bijzonder wijzen op de
verklaring van de voo.zitter van de Friese Maatschap
pij van Landbouw, dat het voor de Nederlandse land
bouwindustrie niet al te best zou zijn, indien Amerika
de zeer grote overschotten, die men daar op het ogen
blik heeft, tegen zeer steik concurrerende prijzen op
de wereldmaikt zou werpen. In verband hiermede wil
spr. nog wijzen op het feit, dat men in vakkringen over
het algemeen tot de conclusie is gekomen, dat in 1954
in Amerika een crisis is te verwachten, waarvan b.jv.
„De Vakbeweging", het kader-orgaan van het N.V.V.,
schrijft, dat ze niet zal nalaten ook haar stempel op ons
land te drukken. Terwijl men aan de ene kant dus te
maken krijgt met een sterke concurrentiestrijd, ziet
men aan de andere kant steeds grotere mogelijkheden
tot afzet, bijv. van kaas en margarine, naar de Sovjet-
Unie. Men kan wel industriehallen bouwen of industrie
terrein bouwrijp maken, maar daarbij zal het voor
Nederland steeds meer noodzaak zijn, dat het zich ook
gaat richten op handel met de Oost-Europese landen.
En dat daarbij baat wordt gevonden, bewijst bijv. ook
de uitlating van de Vooizitter van de Bond van Coöp.
Zuivelfabrieken in de jaarvergadering van 1953, dat de
boter- en kaasmarge als gevolg van de afzet naar de
Oost-Europese landen te niet was gedaan, een voor
beeld dus van de wijze, waarop het particulier initiatief
op dit gebied reeds een weg zoekt om uit de moeilijk
heden te geraken, voordat de overheid daartoe een weg
heeft gewezen.
Spr. herhaalt, dat men zich bij het aantrekken van
industrieën de vraag dient te stellen een vraag,
die ook beantwoord dient te worden in hoeverre
afzetgebied voor de producten dezer industrieën ge
vonden kan worden.
De hear Van der Schaaf (weth.) sil earst yn it koart
antwurdzje op de fraech fan de hear Van der Meer, in
fraech, dy't lyts, mar ek wol tige slim wie (Vrolijkheid).
De hear Van der Meer brocht de grounpriis to praet
en frege hokfoar konsekwinsjes dêr foar de gemeente
oan fêstsitte. Nei hwat dê oer yn de bigreatingsgear-
komste sein is, soe spr. der nou yn dit stadium net
fierder op yngean wolle. Allinnich wol hy opkomme
tsjin de foarstelling fan saken, dy't de hear Van der
Meer jowt, in foaistelling, dy't yn dy sin net wier is
en ek net fo.kundige wurde moat. It is sa: Der is in
skema fan de prizen foar de yndustrygrounen en dê op
komparearje dizze grounen, dy't oan de stifting oer-
dragen wurde, foar in priis fan f 7,de m En nou
moat men eigentlik oannimme, dat dit yn trochsneed
de grounpriis foar Ljouwert is, miskien hwat heger, nl.
f8,Nou komt cê.by, dat de groun yn in oantal ge-
fallen forbettere wurde moat, mar men moat it net
foarstelle, as soe f 13,50 nou de suvere grounpriis wêze.
Yn in oar oantal gefallen hoecht de groun miskien net
forbettere to wurden. Mar it is ek wol mooglik, dat
der foar it forbetteijen fan de groun noch bipaelde
ynstansjes oanboare wurde kinne, o.n it wu.d
„oanboarje", dat hjir niiskrekt ek tapast is, noch war
ris to biüken. B. en W. hoopje bipaelde wegen fine
to kinnen, om foar de bykommende kosten noch sub-
sydzje to krijen.
Op de fraech fan de hear Van der Meer, oft de yn-
dustiy foldwaende holpen is mei in grounpriis fan
f 7,anderet spr., dat hy fan miening is, dat oer it
algemien foar in stêd as Ljouwert, dy't net yn in
bipaeld üntwikkelingsgebiet leit of soksahwat, diz .e
piiis wol oantreklik is. Yn gemeenten as Achtkarspe-
len kin men miskien ta in hwat legere pais komms.
Dêr binne bipaelde foardielen: op sangroun hat men
minder kosten fan fundearring. Spr. mient, dat de
priis foar Ljouwert ek wol yn oerienstimming is mei
it ynsjcch fan de fo, tsjintwurdigers fan de yndust.y,
dy t yn it bistjür fan de stating sitte. lt risseltaet rint
hjirop üt, dat de hierpriis foar de yndustiyhallen f6,
de m-' yn it jier bidrage sil. hwanneer men dy priis
forgeliket mei de priis fan G.ins, dêr't moaije yndustry-
hallen binne, mar hwer't de priis ek folie en folie heger
is, dan komt men ta de konklüzje, dat Ljouwert mei
dizze priis foar it ljocht komme kin. En nou sil der,
neffens de léste variant fan it ütstel, ek foldwaende
romte wêze foar it opfangen fan tsjmslaggen, lykas it
leechstean fan de hallen.
Wat betreft hetgeen de heer Mani heeft aangevoerd,
spr. kan volstaan met in de eerste plaats dank te zeg
gen voor de steun, die deze namens zijn fractie aan het
voorstel heeft willen bieden.
De beschouwingen, die de heer Mani heeft gewijd
aan het belang van deze zaak, lopen volledig parallel
met de gedachtengang van het bestuur der stichting en
van het college. Wij allen zijn er, aldus spr., op dezelfde
gronden van overtuigd, dat het van groot belang is,
deze industriehallen hier te vestigen; zij zullen straks
bepaald een gunstige invloed hebben op de roep, die
Leeuwarden in het land geniet. Er z,n hier enkele moei
lijke factoren, die de industrievestiging niet gunstig be-
invloeden, maar door dit voorstel te realiseren, geeft
het gemeentebestuur blijk, dat het daar in bepaalde
vorm toch onder uit kon komen en spr. gelooft, dat het
industriële klimaat er merkbaar door zal verbeteren.
B. en W. hebben dan ook de hoop, dat, wanneer hier
eenmaal een begin is gemaakt, er een vervolg op zal
komen, dat er dus meer industriehallen gebouwd kun
nen worden en nog meer industrieën aangetrokken.
Men moet niet al te éclatante successen verwachten
op het gebied van het aantrekken van vreemde indus
trieën. De ontwikkeling van de industrievestiging in
Leeuwarden moet men vooral zien in de richting van
ontplooiing van bestaande bedrijven, die levensvatbaar
heid hebben getoond, tot bedrijven van grotere omvang
en grotere allure.
De heer Mani komt ten slotte met een juridische vraag
over de strekking van de stichtingsakte. Deze akte
houdt in het stichten van de industriehallen en, zoals de
heer Mani zegt, het verhuren daarvan, maar juist niet
het verkopen. En het verkopen ligt bepaald wel in het
voornemen. Men weet hoe dat gaat: B. en W. nemen
dit ter hand en dan vinden zij er wel wat op. Er zijn
middelen tot verwezenlijking van het doel: sub a, b en
c, en men voelt wel: in c moet het zitten! (Vrolijkheid.)
Onder c staat: „door zodanige andere wettige middelen
als naar het oordeel van het Hoofdbestuur voor dat
doel bevorderlijk zal zijn."
Spr. ziet hoofden knikken en hoofden schudden, maar
het is toch niet bepaald verboden en het is dus mo
gelijk om een gebouw te stichten, dit te verkopen,
een volgend te stichten en weer te verkopen, een derde
te stichten en te verkopen en zo vervolgens. Als een
gebouw na de stichting verkocht wordt, komt er weer
geld vrij en kan men een volgend stichten. Daar komt
natuurlijk wel een eind aan. maar zo moet men zich
dat toch voorstellen en de statuten verzetten zich daar
dus op generlei wijze tegen.
De heer Rutkens ten slotte heeft deze materie aan
gegrepen om enige beschouwingen te houden, die zijde
lings, met enige goede of kwade wil, misschien in ver
band zouden kunnen worden gebracht met het onder
werp, beschouwingen n.l. over export van kaas en
margarine naar de Sovjet-Unie enz. Een goede genius
fluisterde spr. in: misschien is dat, omdat daar ook wel
eens iemand met boter op het hoofd loopt! Maar hoe
het ook zij, de afzet van de producten van de Neder-
lande economie naar Oost-Europa is een kwestie, die
eigenlijk wel wat ver van het onderwerp afvoert. Het
verwondert spr., dat hij niet door de Voorzitter tot de
orde is geroepen. (Gelach.) De moeilijkheden ter zake
liggen misschien meer aan de oostzijde dan aan deze
zijde, maar dit alles heeft met de bouw van industrie
hallen te Leeuwarden zo weinig te maken, dat spr. van
het onderwerp zou willen afstappen.
Hij dankt de heren, die het college in dezen steun
hebben geboden en zou het hierbij willen laten.
De hear Van der Meer hat konstatearre, dat de
groun, dy't foar f 7,forkocht wurdt, de stifting op
f 13,50 komt. Dêrmei bidoelde hy dus net sasear de
grounpriis, mar de giounkosten. Dêr komt dy groun de
.stifting dus dochs mar op to stean. De wethalder seit,
dat der hjir en c-êr oan de groun miskien wol hwat dien
wurde moat. Mar nou't oan de Westkant fan de stêd
wol aerdich romte is, wol spr. oannimme, dat de stif
ting, dêr't ek leden fan it kolleezje yn sitte, net de
minste groun ütsocht hat. Dy groun sil wol gaedlik
wêze, mar it blykt dochs mar, dat der, om him brükber
to meitsjen, hwat oan dien wurde moat. It sil it kol
leezje wol bikend wêze, dat dit net it earste gefal is.
De gemeente hat mear groun forkocht, dy't letter noch
biarbeide wurde moast. De wethalder hat it hawn oer
mooglike oare ynstansjes, dy't byspringe koene. Dêr
wol spr. it ek yn siikje. It is dus sa, dat, as dy groun
to djür ütkomt, der fan hegerhan üt it iene of oare
potsje noch ris hwat komt, dat de gemeente hwat helpt.
De wethalder seit, dat ek de minsken üt de yndustry,
dy't sit hawwe yn it stiftingsbistjür, hjir v/ol heil yn
sjogge en spr. mient ek, dat as men oannimme mei,
dat de yndustry f 6,de m- bitelje wol en kin it
him wol lêdde sil en 7000 m2 is ek mar in lyts hoekje,
men hoecht de kaert, dy't by de stikken lei, der mar
op nei to sjen. Mar as de yndustry oer it algemien
groun hawwe moat, soe har dan f 12,f 13,of
f 14,de m2 net to biswierlik wêze As de groun de
gemeente f 7,kostet, lykas hjir nou, en men kin it
troch de liening sa ploaije, dat hy foar f G,de m2
forhierd wurde kin, dan sil it miskien wol gean, mar
spr. moat noch sjen, dat it fierders hwat wurdt. De
wethalder skynt der mear fidüsje yn to hawwen as
spr. en hy hopet mar, dat de wethalder gelyk krijt.
De hear Van der Schaaf' (weth.) sil hiel yn it koart
antwurdzje. Men moat net prate oer grounkosten. It
giet hjir eigentlik oer de kosten fan de yndustryhallen
de m2 en nettsjinsteande de grounforbettering, dy't yn
dit gefal tapast wurde moat, komt men ta dit tige
oannimlike risseltaet. B. en W. halde oan op de groun
priis fan f 7,en mei dit risseltaet is it bistjür fan
de stifting tofreden. En ek de yndustriëlen, dy't deryn
sitte, doare it dêrmei oan.
Spr. leaut net, dat hy de grounpolityk yn finesses üt-
inoar hoecht to setten. Hy sil der net fierder op yngean.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 11 (bijl. no. 250/'53).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.