2 3 Punten 5 t/m 13 (bijl. nos. 6, 11, 12, 9, 1, 7, 2, 3 en 4). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 10). Mevr. Blanksma-Kok is erg blij, dat men van plan is een Citograf aan te schaffen. Het is wel een grote uitgaaf, maar er zal hopenlijk veel besparing op de administratie door ontstaan. Ook lijkt het spr. een pret tig idee, dat heel veel werk, dat kan gebeuren eigenlijk zonder dat er verstand voor nodig is, nu door een machine gedaan kan worden. Toen de begroting be handeld werd, heeft spr. gevraagd in welk stadium de vorderingen i.z. de massafotografie in verband met het bevolkingsonderzoek op t.b.c. verkeerden. De Voor zitter antwoordde haar, dat aan dit onderzoek zeer veel administratie was verbonden. Het stond ook in verband met de eventuele aanschaffing van de Cito graf, waarover toen onderhandelingen gaande waren. Het feit, dat thans de massafotografie wel spoedig zal plaats hebben, zou, al ware er in het geheel geen andere reden voor aanschaffing, alleen al een reden zijn. De heer Mani kan zich volkomen aansluiten bij de woorden van mevr. Blanksma, voor zoveel betreft de mechanisatie van de administratie. Ook spr. juicht die toe. Maar bij hem komt de vraag op, of het wel juist is, dat deze mechanisatie slechts geschiedt voor een deel van de gemeente-administratie en of het niet juister zou zijn haar voor de gehele administra tie toe te passen. In verschillende grote gemeenten is men daartoe overgegaan en heeft men daarvoor het systeem van ponskaarten gekozen. Vooral voor de Lichtbedrijven spreekt mechanisatie zeer sterk en het ponskaartensysteem werkt heel goed. Spr. stelt dus de vraag, of t.z.t., binnenkort of op langere termijn, het besluit zou kunnen worden genomen de administratie van de Lichtbedrijven te mechaniseren en het ponskaar tensysteem toe te passen. Spr. meent persoonlijk werkt hij al een 14-tal jaren met een dergelijke instal latie dat het gedeelte van de gemeente-administratie, dat in hoofdzaak betrekking heeft op de afdeling Be volking en Militaire Zaken, daar dan heel goed bij zou kunnen worden ondergebracht. Hilversum en Leiden, plaatsen, die vergelijkbaar zijn met Leeuwarden, heb ben dit systeem ook gekozen. Spr. stelt dus de vraag, of het wel juist is, incidenteel een deel van de gemeente administratie te gaan mechaniseren en of het niet juister is, deze aangelegenheid in het gehele verband der gemeente-administratie te bezien. De heer Rutkens merkt op, dat hij c.s. niet tegen de mechanisatie als zodanig van dit deel van het gemeen telijk apparaat zijn, maar dat de vraag rijst, of dit ook tot gevolg zal hebben, dat verschillende ambtenaren overbodig zullen worden. De heer Mani sprak over de wenselijkheid van mechanisatie van het gehele gemeen telijke apparaat, maar wij vragen ons, aldus spr., hier bij af, in hoeverre de ambtenaren daar de dupe van zouden kunnen worden. Wij willen dan ook aan het college de vraag stellen, of het bij deze mechanisatie kan garanderen, dat na verloop van tijd hierdoor geen ambtenaren aan het bestaande aantal werklozen zul len worden toegevoegd. Aan de Voorzitter is, bij afwezigheid van een wet houder die dit onderwerp tot zijn portefeuille zou kun nen rekenen, de taak toegevallen op de verschillende opmerkingen te antwoorden. In de eerste plaats ontmoet spr. mevr. Blanksma, die haar blijdschap over dit voorstel uitsprak en daar voor is hij uiteraard erkentelijk. Op haar vraag, of de massafotografie nu wel snel zal plaats hebben, kan spr. antwoorden, dat, zoals hij haar ook al bij de behande ling van de gemeentebegroting heeft gezegd, de invloed op het doen plaats hebben van massafotografie ver band hield met de vraag, of de administratie van de bevolking snel gemechaniseerd zou kunnen worden, gezien het werk en de kosten, verbonden aan de massafotografie zonder deze mechanisatie. Nu zal na tuurlijk de administratie eerst gemechaniseerd moeten zijn, alvorens met dit nieuwe apparaat ter zake zal kunnen worden gewerkt. Dat wil zeggen, dat men eerst nadat het raadsbesluit is aangenomen en goedgekeurd, de apparatuur is ontvangen en de gehele bevolking met de gegevens, die daarvoor nodig zijn, op de plaatjes is overgebracht, kan zien, of er in dit jaar nog tijd ge noeg over zal zijn om met dit apparaat verder te wer ken. B. en W. hopen van wel; dat wil spr. mevr. Blanksma graag zeggen. Alleen moet afgewacht wor- doen, hoe snel het raadsbesluit, dat, zoals B. en W. hopen, zal worden genomen, zal worden goedgekeurd en ook hoe snel de mechanisatie zal worden voltooid. De heer Mani vroeg, of het wel juist is een gedeelte van de gemeente-administratie incidenteel te mechaniseren en niet eerst te kijken, of het geheel ook behoort te worden gemechaniseerd, waar bij hij dan in het bijzonder het oog heeft op de administratie van de Lichtbedrijven; hij noemde met name het ponskaartenstelsel. Nu is de mechani satie van de gehele gemeente-administratie een uiter mate moeilijk vraagstuk, waarbij toch ook al van te voren vaststaat, dat bepaald een vrij groot deel buiten een dergelijke mechanisatie zou moeten vollen. Bij voorbaat staat ook vast, dat een niet onbelang rijk deel van de administratie van de Gemeente Licht bedrijven al gemechaniseerd is en in de derde plaats zijn met het systeem van ponskaarten bijv. voor de bevolkingsadministratie toch over het algemeen niet al te prettige ervaringen opgedaan. Er zijn van alle Nederlandse gemeenten maar heel weinige hij ge looft zelfs maar één enkele die dit systeem hebben. Over het algemeen wordt het niet geprefereerd en geeft men de voorkeur aan het systeem van een selec- tie-drukmachine. B. en W. hebben niet een bepaald systeem in het voorstel genoemd. Mevr. Blanksma spreekt over een Citograf, maar de beslissing welk systeem zal moeten worden gekozen zal na aanneming van het raadsvoorstel nog moeten vallen, na onderzoek van deze materie. Het wil B. en W. dus voorkomen, dat dit besluit zonder enig gevaar voor wat de heer Mani een onjuist precedent t.a.v. de rest der gemeente administratie acht, veilig genomen kan worden. De heer Rutkens vroeg ten slotte, of door het aan schaffen van deze apparatuur ambtenaren overbodig zullen worden. Het spreekt vanzelf en dat staat heel duidelijk in het voorstel dat deze apparatuur ar beidsbesparing zal geven. Aan de andere kant ontstaat er echter weer meer werk door, omdat men beter met de bevolkingsadministratie zal kunnen werken. Men zal er veel meer dingen mee kunnen doen dan tot dus verre, zonder het apparaat., mogelijk was. En daar naast staat het feit, dat de gemeente nog steeds groei ende is en dus ook de bevolkingsadministratie meer werk geeft. Hier bestaat ook de mogelijkheid, waar van B. en W. op het ogenblik nog niets naders kunnen zeggen, maar die toch stellig aanwezig is, dat niet alleen de Gemeente Lichtbedrijven gebruik zullen kun nen maken van deze apparatuur, maar dat ook andere gemeenten daardoor met haar bevolkingsadministratie geholpen zullen kunnen worden. En wanneer die moge lijkheid weikelijkheid mocht worden, wordt daardoor ook weer meer arbeid gecreëerd. In elk geval zal door de aanneming van dit raadsvoorstel aan geen enkele ambtenaar ontslag behoeven te worden aangezegd. Spr. meent hiermede de verschillende vragen en opmerkin gen wel te hebben beantwoord. De heer Mani is het niet met de Voorzitter eens, dat maar één enkele gemeente in Nederland met ponskaar ten werkt. Hij meent, dat o.a. Enschede, Haarlem, Hil versum, Leiden en Nijmegen met dit systeem werken en dat er ook nog verschillende andere gemeenten zijn, die dat deel van haar administratie, dat geschikt is voor ponskaarten, onderbrengen bij de fa. Samsom, zo dat die eigenlijk een service-bureau heeft op dat ge bied. Spr. meent, dat het niet helemaal juist is, als men zegt, dat de bevolkingsadministratie en de admini stratie van andere takken van dienst der gemeente niet in één administratief systeem kunnen worden onderge bracht. Ten slotte zou spr. aan het adres van de heer Rut kens, die vreest, dat door deze mechanisatie werkne mers zouden moeten worden ontslagen, willen zeggen, dat de practijk toch wel heeft uitgewezen, dat men r n f J Vtdf over het algemeen, wanneer men tot mechanisatie over gaat, daardoor dingen kan doen, waartoe men anders nooit zou kunnen komen. De aanwezigheid dus van die mogelijkheid schept op zichzelf al weer meer werk en de practijk is, dat nooit mensen ontslagen worden in zulke gevallen; het grote voordeel is, dat men een voudig werk op veel prettiger manier kan doen, hoe wel ook minder-eenvoudig en zelfs zeer ingewikkeld werk met deze apparatuur kan worden verricht. Het grote voordeel is echter, dat men veel vlugger bepaalde gegevens heeft, waarover men op een zeker moment moet kunnen beschikken, zodat niet tot in het oneindige overuren behoeven te worden gemaakt, zoals hier vaak het geval is. Ten koste van de werknemers gaat zo'n mechanisatie in de regel niet. Voor zover de Voorzitter bekend is, is er maar een enkele grote gemeente, die voor de bevolkingsadmini stratie een ponskaartensysteem heeft. Het kan zijn, dat er nog wel een aantal kleinere gemeenten is, die het ook heeft en misschien heeft spr. het dan in zoverre in eerste instantie niet helemaal juist gesteld. Het aan tal is echter toch stellig zeer beperkt. De heer Mani noemt enige gemeenten, waarvan hij meent, dat ze een ponskaartensysteem hebben, o.a. Haarlem en En schede. Haarlem heeft voor de bevolkingsadministratie een Citograf; dat weet spr. wel heel zeker. O.a. de gemeente Haarlemmermeer maakt daar ook gebruik van. De gemeente Enschede heeft een z.g. Adressograf, ook een systeem van een selectie-drukmachine. Het kan echter zijn, dat Enschede voor de bedrijven nog een ponskaartensysteem heeft. Dat is spr. niet bekend. Maar voor de bevolkingsadministratie heeft Enschede in elk geval een systeem, dat verwant is aan de andere systemen van selectie-drukmachines, zoals Citograf, Favad en nog een enkele meer. De secretaris overhan digde spr. zojuist een rapport van de chef van de afd. Bevolking en Militaire Zaken der gemeentesecretarie, die op dit gebied van zijn administratie natuurlijk des kundig geacht moet worden. Daarin wordt o.a. gezegd: „Het gebruik van ponskaarten is uiteraard slechts mo gelijk, indien wordt beschikt over de daarvoor beno digde, zeer kostbare en slechts in huur te verkrijgen machines, dan wel de afhankelijkheid van een, zijn ma chines daarvoor beschikbaar gesteld hebbende, uitgever wordt aanvaard. Overigens bieden, naar mijn indruk, in vergelijking met het andere systeem, de ponskaarten minder mogelijkheden en kleven ook daaraan anders zins grote bezwaren." Het wil B. en W. dus voorkomen, dat zij voor deze speciale administratie toch wel moeten vasthouden aan hun voorstel, terwijl h.i. daardoor geen precedent wordt geschapen t.a.v. een andere, eventueel verdere mecha nisatie van de boekhouding van bepaalde bedrijven. Spr. gelooft, dat hiermee wel beantwoord is hetgeen in tweede instantie is gezegd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijl. no. 5). De heer Rutkens zou allereerst een paar vragen willen stellen. Ten eerste, in hoeverre is bij deze herziene raming rekening gehouden met de na 1 Januari 1954 gewijzigde situatie. Wij zouden het, aldus spr., toe juichen, als opnieuw begonnen werd met het gereed maken van het noordelijke deel van de jachthaven. B. en W. spraken in de raadsbrief betreffende de vesti ging van industriehallen als hun mening uit, dat het nodig was, dat dit voorstel door de raad zou wor den aangenomen, omdat de hier ter stede normaliter bestaande structurele werkloosheid het nu eenmaal noodzakelijk maakte, dat de productieve werkgelegen heid werd opgevoerd. Thans heeft men te maken met een besluit, waartoe de raad in 1949 reeds is gekomen, een besluit tot vestiging van sportterreinen en een jachthaven. Er wordt nu een voorstel tot herziene ra ming gedaan, die het in gereedheid brengen van het noordelijk gedeelte van de jachthaven mogelijk moet maken. Wij zouden, aldus spr., verder willen gaan dan het onderhavige voorstel en er bij B. en W. op willen aandringen om zo spoedig mogelijk te laten starten ter voltooiing van het gehele plan. In de allereerste plaats bestrijdt men daarmee direct de werkloosheid, in tegenstelling tot het voorstel i.z. vestiging van in dustriehallen, dat in de vorige raadsvergadering aan de orde was en waarbij B. en W. alleen maar de hoop konden uitspreken, dat het plan zou slagen. Hier ech ter kan direct de mogelijkheid tot productieve arbeid worden geopend. In de tweede plaats zijn wij, aldus spr., van mening, dat direct met het plan moet worden begonnen, omdat het mede in verband met het feit, dat de stad zich steeds meer naar deze zijde uitbreidt, is opgesteld. In de derde plaats heeft Leeuwarden reeds een gebrek aan sportvelden. Wij zouden er, indien de raad het voorstel aanneemt, bij B. en W. op willen aan dringen, het gehele plan zo spoedig mogelijk te doen uitvoeren, opdat het nog in de zomermaanden kan wor den gebruikt en bij de opening van het nieuwe voetbal seizoen het voetbalminnende publiek in Leeuwarden een aardig presentje zou kunnen worden aangeboden. De heer Van der Veen vraagt zich, als hij een voor stel als het onderhavige beziet, af, wat hij er van moet zeggen. Hij gevoelt zich eigenlijk wat ongerust. Men zal zich herinneren, dat de V.V.D.-fractie destijds, toen de raad het eerste voorstel om dit plan uit te voeren, aannam, er tegen was, omdat hij zich niet voldoende in de gelegenheid gesteld achtte zich daarover te be raden. Als spr. nu de bedragen ziet, die nodig zijn boven de bedragen, die toen voldoende geacht werden, dan komt de gedachte bij hem op, dat ook de andere in stanties, die zich hiermee beziggehouden hebben, zich destijds niet voldoende over de zaak beraden hebben. In elk geval is de verhoging niet helemaal verklaarbaar. De raad zit echter intussen in het schuitje en kan niet anders dan meevaren. Hoe dan ook, het plan moet doorgaan, maar spr. c.s. vragen zich wel af, of hiermee de kous af is of dat men nog verrassingen zal kunnen tegemoetzien. Het spreekt vanzelf, dat de objecten, die hier onder handen zijn genomen, economisch gezien nooit rendabel te exploiteren zijn, wanneer men al thans de economie tot het zuiver materiële beperkt, maar heeft het college enig idee van de kosten, die deze objecten bij voortduring zullen opleveren? Spr. zou verder wel eens willen weten in hoeverre het plan, dat destijds met zeer grote snelheid is inge diend en aangenomen, omdat daarvan een belangrijke bijdrage in de bestrijding van de werkloosheid werd verwacht, aan de verwachtingen heeft beantwoord. Spr. heeft ten slotte nog één vraag. Het raadslid, dat vóór hem aan het woord was, gebruikt steeds de le persoon meervoud. Is dit een pluralis majestatis of spreekt hij wellicht namens anderen dan voor wie hij in de raad zit. Doet hij dit namens zijn partij of zo? Het is misschien onschuldig. Mogelijk kan de heer Rutkens dat in tweede instantie even toelichten. Voor de heer Kanistra was dit voorstel ook een on aangename verrassing, maar spr. is het met de heer Van der Veen eens, dat men nu eenmaal in het schuitje zit. Het is een zure appel, die de raad wordt aangebo den en deze zal er in moeten bijten. Volgens de notulen van de vergadering van 28 December 1949 heeft de wet houder in zijn beantwoording gezegd, dat projecten als deze nooit baten zullen opleveren, maar dat de exploi tatie de gemeente altijd geld zal kosten. Nu wordt voor dit project van ruim een millioen nog weer ruim 6 ton gevraagd. Het wordt in deze raadsbrief weer in de eerste plaats genoemd als werkverruimingsobject en daar is op 28 December 1949 ook het accent op gelegd. Wanneer men het nu als zodanig beschouwt, dan heeft het dit in tegenstelling tot wat de heer Rutkens zeide toch niet zo'n haast, want spr. meent, dat werkverruimingsobjecten heel lang mogen duren. Dit is n.l. een gunstig teken: zoveel minder werkloos heid, zoveel minder arbeiders er aan te werk gesteld behoeven te worden. Hoe is echter het verloop ge weest? Het is gebleken, dat een aannemer moest wor den ingeschakeld en nu is het spr. niet bekend, waarom pas een jaar nadat het voorstel is aangenomen op 12 December 1950 de aanbesteding heeft plaats ge had. Het doet trouwens aan de hogere kosten heel weinig af, want de loonronden en „Korea" waren even goed gekomen. Een andere vraag is deze: Spr. is maar een leek en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 2