9 werkloosheid en ook niet in de zeer nabije toekomst, waarmee spr. bedoelt: nog dit jaar of het komende jaar. En het is ook daarom, dat wij, aldus spr., op het stand punt blijven staan, dat het onderhavige werk zo spoe dig mogelijk moet worden uitgevoerd, want hierbij be staat de mogelijkheid om de werkloosheid direct te bestrijden. Spr. is door de argumenten van de wethouder nog in het geheel niet overtuigd. Integendeel. Zijn argumen tatie heeft mij, aldus spr., de gedachte bijgebracht, dat onze mening juist was, dat, wil er sprake zijn van het bestrijden van de werkloosheid, men niet St. Juttemis moet aanbidden, maar moet proberen om die objecten, die in aanmerking komen voor de directe bestrijding van de werkloosheid, ter hand te nemen, te meer, om dat naast het argument van werkloosheidsbestrijding, dat, aldus spr., door ons is aangevoerd, ook geldt het argument van opheffing van het gebrek aan sport terreinen in Leeuwarden. Spr.'s eerste argument is nog niet op de juiste wijze door de wethouder of door een van de andere raadsleden weerlegd. Het betoog van de wethouder heeft spr. juist in de mening versterkt, dat dit werk direct moet worden uitgevoerd. De heer Van der Veen gelooft niet, dat het nodig is om nog diep op deze stof in te gaan, omdat men, zoals hij zopas reeds zeide, niet aan de verdere uitvoering van dit object kan ontkomen. Hij moet de beide wethou ders, die aan het woord zijn geweest, groot gelijk ge ven, wanneer ze met enige moeite hebben getracht aan nemelijk te maken, dat men in 1954 anders kan denken dan in 1949. Dat spreekt voor hem vanzelf. Maar hij vraagt zich af, of het niet beter is de kwestie van de afschrijving pas te bekijken, wanneer daarvoor een schema gemaakt en met alle factoren rekening gehou den kan worden. In 1949 hebben spr. c.s. bezwaar ge maakt tegen de zeer grote spoed, die t.a.v. deze heel belangrijke zaak, waarmede ook zeer belangrijke mid delen waren gemoeid, werd betracht. Pas 's Zaterdags vóór de raadsvergadering kregen de raadsleden de stukken in de bus. Juist omdat zij toen op het laatste nippertje hoorden van een ander plan, waar ook an dere instanties, o.a. de provincie, bij betrokken waren, wilden zij geen overhaaste dingen doen, maar de zaak tot een latere raadsvergadering aanhouden. Dan had de raad serieus kunnen bekijken wat er zou kunnen gebeuren. Afgezien overigens van het plan-Froske- pölle, betrof het hier een plan van 11 ton. Het zou be slist wat gortig geweest zijn, daar binnen een paar da gen over te moeten beslissen. Spr. gelooft, dat men met een oponthoud van drie weken gebaat had kunnen zijn; dit had zonder moeite en schade voor het geheel kun nen worden toegestaan. De wethouder heeft de kwaliteit van de jachthaven, „die er wezen mag" en van de sportvelden, „die er evenzeer wezen mogen", aangeprezen, maar spr. had noch in 1949 noch in 1954 iets anders verwacht. Hij heeft echter van de wethouder begrepen, dat de zaak nog niet helemaal af is; dat er op enkele punten nog iets aan moet gebeuren. Spr. had niet gevraagd om exploitatiecijfers, die op een kwartje na of zelfs maar op honderd gulden na nauwkeurig zouden zijn, maar hij had graag de vraag beantwoord gehadwat gaat het kosten Men weet in derdaad niet welke de inkomstencijfers zullen zijn, maar misschien heeft het college een idee, welk bedrag- de inkomsten zouden kunnen belopen. De heer Rutkens heeft de opmerking gemaakt, dat hij de pretentie heeft hier namens de arbeidende klasse te zitten. Dat wil spr. graag geloven. (De heer J. de Jong: Wij niet!) De heer Rutkens heeft zojuist aan vankelijk in de eerste naamval enkelvoud gesproken, wat spr. sympathiek aandeed, maar verviel later weer in dezelfde fout, n.l. het gebruik van de eerste naam val meervoud; spr. vindt, dat de omvang van zijn fractie hem daar geen aanleiding toe kan geven. De vraag is, of het gebruik van de pluralis een gewone onbeschei denheid is of betekent, dat de heer Rutkens handelt op last van en na ruggespraak met anderen, zulks in strijd met zijn plicht als raadslid. Spr. zou daarop gaar ne in het openbaar een duidelijk antwoord hebben gehad. De heer Kamstra was eerst niet voornemens in tweede instantie op deze zaak terug te komen. Hij be grijpt heel goed, dat het voor de tegenwoordige wet houder van Openbare Werken moeilijk is te vertellen, hoe de situatie in 1949 is geweest. Hij heeft wel enkele onderdelen genoemd waarvoor bepaalde bedragen be steed zijn, maar spr. meent, dat de thans nog uit te voeren werken eigenlijk bij de reeds uitgevoerde werk zaamheden hadden behoord. De heer Van der Veen heeft al gezegd, dat de heer Rutkens pretendeert hier namens de arbeiders te zitten. Spr. verklaart met trots ook tot die groep te behoren, maar wenst in geen geval, dat de heer Rutkens, die, ofschoon hij hier alleen zit, in de zeer koninklijke meer voudsvorm spreekt, hèm vertegenwoordigt. Spr. mag heel graag bidden, maar tot de door de heer Rutkens genoemde St. Juttemis heeft hij nog nooit gebeden en hij zal het waarschijnlijk ook nooit doen. De Rooms-Katholieken hebben een heiligenkalender en de heer Rutkens zal nog wel heel goed weten, dat St. Juttemis daar niet op voorkomt. De heer Rutkens heeft waarschijnlijk nog nooit be grepen, dat het er bij een werkverruimingsobject juist niet om gaat het zo spoedig mogelijk klaar te maken, maar om de werkloosheid op te vangen. Als er veel werkloosheid komt, dan is het noodzakelijk, dat hier een object aanwezig is, waaraan vele werklozen te werk kunnen worden gesteld, maar het doet er niet toe hoe lang zo'n werk duurt, al zou het 25 jaar zijn. Als men dit werk zo spoedig mogelijk klaar zou maken, zou er weer een ander object nodig zijn. In 1949 zowel als thans is daar het accent op gelegd. Wanneer zo'n werk lang duurt, is dat juist een gunstig teken. Iets anders is, dat het later nodig is gebleken, dat er een aannemer bij te pas moest komen. Dan is de tijdsnorm even anders. Spr. is voor deze keer ingegaan op het door de heer Rutkens gesprokene, doch zal in het vervolg van gezeg den van de heer Rutkens geen notitie meer nemen. De hear Van der Meer soe noch freegje wolle: Kin de wethalder ek sa likernóch of rüchwei sizze hwat it komt to kostjen, dat de skiphuzen dér delset wurde, hwant dat sil de gemeente dan ek wol wer bitelje moatte. De heer Wijkstra zou ook nog graag enkele punten naar voren willen brengen. In de eerste plaats dit, dat hij heel blij is met de evenredige vei tegenwoordiging, want het zou voor de arbeidersklasse wel heel erg be roerd zijn, als haar grote aantal hier slechts door één van haar mensen vertegenwoordigd zou zijn. Gelukkig echter heeft zij, dank zij de evenredige vertegenwoor diging, ook nog meer, zij het dan andere, vertegenwoor digers in de politieke organen. Een tweede opmerking zou spr. willen maken t.a.v. de industriehallen. Het zal de heer Rutkens wel bekend zijn, dat het maken van plannen nog niet betekent het uitvoeren van die plannen. Er zijn ook landen, die 5- jaren-plannen maken. Die wil men in 5 jaren realiseren, maar soms moet men daarvan terugkomen, omdat men in die plannen te veel de nadruk had gelegd op de kapi talistische productie-wijze. Door de te grote voort brenging van productiemiddelen heeft men moeilijkhe den gekregen met de voedselvoorziening van de arbei dersgroepen. Aan alle plannen zitten dus moeilijkheden vast. Spr. hoopt, dat het plan voor de industriehallen niet zal worden herroepen of gecorrigeerd. Hij wil graag genoegen nemen met de toezegging van de wethouder, dat deze eens wil nagaan, of tussen tijdse mededelingen betreffende het onderhavige plan aan de raad kunnen worden verstrekt. Het is niet spr.'s bedoeling gespecialiseerde tussentijdse rekeningen te hebben; het gaat er hem om, dat de raadsleden meer dan tot dusverre kunnen nagaan, of er weer gevaren dreigen. In verschillende fracties zijn wel enkele bouwkundi gen, die in staat zijn om de technische voortgang van bepaalde objecten te bekijken en aan deze mensen zou spr. graag het oor lenen om daar ten behoeve van zijn verantwoordelijkheid als raadslid zijn voordeel mee te doen. De heer K. de Jong zou nog een korte opmerking willen maken over de afschrijvingspolitiek. Hij meent, dat men bij de ramingen van bepaalde objecten t.a.v. de afschrijving éénzelfde lijn dient te volgen. Hij heeft er geen bezwaar tegen, dat dit geval rechtgetrokken zal worden, wanneer het geheel en al afgewerkt zal zijn. Overigens zullen spr. c.s. dit voorstel ongetwijfeld steunen, zij het dan, dat hun bezwaren nog wel aan wezig zijn. De heer Van der Schaaf (weth.zal over St. Jutte mis niet meer spreken, maar hij kan de heer Rutkens wel de verzekering geven, dat dit plan zo spoedig mo gelijk tot uitvoering zal worden gebracht. Er is op het ogenblik al een plan in uitvoering en wel het plan- Froskepölle. De heer Rutkens heeft dus niet de minste reden om bij B. en W. ter zake op spoed aan te dringen. (De heer Iiutkens: Er is voor ons wel een reden, om in dezen iets te zeggen.) De heer Van der Veen wilde nog eens betogen, dat destijds drie weken uitstel voor behandeling van dit object in de raad de onderhavige moeilijkheden had kunnen voorkomen. (De heer Van der Veen: Ik heb gezegd, dat uitstel niet geschaad zou hebben.) Dat is een wijsheid, die achteraf komt. Over vijf jaar zou spr., als hij hier dan nog is, ook veel beter weten, of een bepaalde zaak al dan niet uitstel had kunnen lijden. Hij moet de heer Van der Veen echter toegeven, dat dit, achteraf gezien, dus geheel van dit ogenblik uit bekeken, wel had gekund. Maar daarmee was natuurlijk deze overschrijding niet uitgesloten geweest. Hij neemt niet aan, dat de V.V.D.-fractie die zaak zo wèl-door- graven zou hebben in die drie weken, dat de over schrijding dan voorkomen zou zijn. De heer Van der Veen heeft wel 2% gelijk, maar hij moet er niet 20% van maken! Men houde het spr. ten goede, dat hij zich, als be horende tot een volkspartij en niet tot een arbeiders partij niet bemoeit met de discussie tussen de heren Kamstra, Wijkstra en Rutkens. Hwat de skiphuzen rüchwei kostje moatte in fraech fan de hear Van der Meer is in kwestje fan de stifting. Spr. mient, dat der stikken to lézen lein hawwe, dy't dér hwat oer meidielden. Mar hy nimt it de hear Van der Meer net kwea óf, dat dizze yn sa'n „binde" ien stik oersloech. (Gelach.) De priis sil sa'n f 800,— it stik wurde. Spr. sjocht it wol oankommen, dat de gemeente der miskien in kear garansje foar jaen moat. Mar dat de gemeente dy skiphuzen bitelje moat, is spr. syn stanpunt hjoed-de-dei net. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 bjjl. no. 13). De heer Bootsma doet het genoegen, dat bij de be handeling van het voorgaande agendapunt zowel de wethouder van Openbare Werken als de wethouder van Financiën hebben gezegd, dat men in 1954 wel eens anders kan denken dan in 1949, voornamelijk, nu B. en W in hun prae-advies i.z. dit beroep van de heer Gros verklaren, dat zij hier geen reden zien om van een vast standpunt af te wijken. De woorden van beide wet houders sluiten wonderwel aan bij datgene wat spr. over dit prae-advies zou willen zeggen. Dit zou wellicht in meer normale tijden weinig aanleiding hebben gegeven tot breedvoerige bespreking en zou dan vermoedelijk gewoon als hamerstuk zijn gepasseerd. Nu er echter in de wereld een schrijnend tekort op het gebied van de huisvesting bestaat, meent spr. toch even bijzondere aandacht aan dit punt te moeten schenken, waarbij hij als uitgangspunt neemt het advies van de Schoon heidscommissie, welke commissie blijkbaar ook heeft geworsteld met de contraverse tussen een van ouds in genomen standpunt (hetgeen aansluit bij wat spr. al zeide) en begrip voor de bijzondere noden t.a.v. de huisvesting in de tegenwoordige tijd. Met alle respect voor het vele goede werk van de Schoonheidscommissie, spijt het spr., dat haar advies aan B. en W. blijkbaar uit prestige-overwegingen niet meer concreet is Uitge vallen, waarmede zij het dilemma, waar het hier om gaat, verschuift naar het college, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een beroep op de raad. Een en ander is voor spr. aanleiding geweest om zich wat meer in deze materie te verdiepen en hij is van mening, dat hij in dezen het prae-advies van B. en W. niet kan volgen, daar naar zijn opvatting in de huidige tijd, behalve met de uiterlijke welstand, ook rekening dient te worden gehouden met het streven van de zelf standige burger naar werkelijke welstand voor gezin en bedrijf of beroep. Het is nu eenmaal zo, dat deze groep burgers vrijwel genoodzaakt is om kantoor aan huis te houden, waardoor vaak conflicten ontstaan met de eisen, welke een opgroeiend gezin aan woonruimte moet stellen. Hier zijn nu woningen, welke juist door de royaal opgezette kap de mogelijkheid bieden van expansie en om nu louter met verwijzing naar de overi gens moeilijk te omschrijven welstandseis zulks te be letten, kan niet spr.'s instemming hebben. Ware het nu zo, dat elke dakkapel noodwendig te veroordelen zou zijn, dan lag de zaak nog anders; in tegendeel, de dakkapel heeft juist door de eeuwen heen een integrerend bouwelement gevormd en spr. zou een ieder hier willen opwekken, om eens een wandeling door de stad te maken en aandacht aan dit onderdeel te wijden. Naast vele wanstaltige producten dat geeft spr. toe zal men ook meerdere dakkapellen ontdek ken, die als zeer geslaagd zi,n aan te merken en zich volkomen aansluiten bij de stijl van het gehele bouw werk en zelfs in sterke mate bijdragen tot een verle vendiging van het geheel. We behoeven daartoe, aldus spr., niet zo ver van huis te gaan en kunnen direct be ginnen bij het ons allen zo dierbare stadhuis, waarop zelfs vijf dakkapellen voorkomen. Verder verwijst spr. naar de Waag, de Kanselarij en om meer in de latere bouwkunst voorbeelden te noemen, de Zuivelbank, de school in de Boerhaavestraat en het gebouw voor de Gemeente Lichtbedrijven. Met deze voorbeelden meent spr. te hebben aangetoond, dat een dakkapel niet a priori de welstand behoeft te verlagen, maar dat het een kwestie is van het op de juiste wijze aanpassen aan de architectuur van het geheel en het zou z.i. een verarming betekenen, wanneer men zou moeten con stateren, dat de hedendaagse architecten niet in staat zouden zijn om voor dit probleem een aanvaardbare oplossing te ontwerpen. De taak van de Schoonheids commissie is z.i. het beoordelen van de oplossing zelve en zulks laat spr. gaarne aan de heren van deze com missie over. Hij blijft echter op het standpunt staan, dat een aanvaardbare oplossing mogelijk moet zijn. Hoe een dergelijke kapel het zal doen, is gemakkelijk te observeren, wanneer men op het Engelseplein, waar de Bildtsestraat in uitmondt, zijn blik op de daken richt. Op een van de westelijke woningen is een kapel ge bouwd, vrijwel in de vorm van de door de heer Gros ontworpen oplossing en hier werkt zulks z.i. weinig storend t.a.v. de welstand van dit plein. Enigszins an ders is het gesteld met een noordelijk van dit plein ge legen woning, waar de aanwezigheid van de hoogop- gaande topgevel oorzaak is, dat een meer onevenwich tig geheel wordt verkregen. Z.i. moet het mogelijk zijn, dat, wanneer meer aanviagen zouden worden ingediend, deze plannen dan zulks in strijd met de mededeling in de stukken, dat het college geen kans ziet van even tuele verdere aanvragers te eisen, dat zij hun dakka pellen in dezelfde geest maken zouden moeten vol doen aan de thans goed te keuren oplossing, hetgeen aansluit aan de voorwaarden, welke in de vergunning kunnen worden gesteld. Dat overigens vaak alleen is gewaakt voor de uiterlijke welstand aan de voorgevels (z.g. schortjes-architectuur), mag in dit verband nog even worden genoemd en spr. moge de raad ter staving hiervan opwekken om eens vanaf het Fonteinland een blik te werpen op de achterdakvlakken van de wo ningen aan de Fonteinstraat, een straat overigens, die een zekere welstand moet uitdrukken. Intussen zijn de laatste tijd wel meer concessies ge daan aan de welstand uit overwegingen van zakelijke aard, waarbij spr. wijst op het geval van de opslag tussen Smidsbuurt en Hofstraat, hetwelk wel als tijde lijk is aangemerkt, maar de ervaring heeft geleerd, dat niets zo hardnekkig is als het tijdelijke en de bewoners van deze omgeving hebben te maken met het heden, zoals ook de heer Gros te maken heeft met de huidige behoeften van zijn gezin en zijn beroep. Daar hier ove rigens geen inbreuk wordt gemaakt op vigerende ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 5