'•>ss. 7 J
5
De heer Tiekstra (weth.) moet iets wat hij in eerste
instantie heeft verzuimd, herstellen. Hij noemt het
dit in antwoord op het betoog van de heer Ras van
zelfsprekend, dat, indien mocht blijken, dat het rand-
geaarde stopcontact niet voldoende veiligheid biedt,
het college, evenals dat nu het geval is met de verhuur-
inrichtingen, dan ook de vereiste maatregelen voor de
particuliere machines zal treffen.
De heer Rutkens: Er zijn zelfs wasmachines in ge
bruik, zonder dat een randgeaard stopcontact aanwe
zig is.
De heer Tiekstra (weth.): Als dat het geval is, is het
volkomen fout. Naar spr.'s mening mag geen was
machine gebruikt worden, als geen randgeaard stop
contact aanwezig is. Bij controle door het G.E.B. wor
den de fouten bij in gebruik zijnde wasmachines onmid
dellijk opgespoord. Dan wordt ook nagegaan, vanwaar
de machine afkomstig is. Indien eventueel van een er
kende installateur, dan wordt deze direct aan zijn jasje
getrokken. Wanneer blijkt, dat het geen erkende in
stallateur was, wordt direct, eventueel onder afsluiting
van de stroom, aan de verbruiker opdracht gegeven,
de installatie deugdelijk te maken. Dat is buiten kijf.
Wanneer men op een of andere wijze aan het verkeer
deelneemt en men maakt brokken, dan is men zelf ver
antwoordelijk voor die brokken.
Misschien is het wel van belang, dat bij de aanschaf
fing van isoleertransformatoren de installatie zo wordt
ingericht, dat de afstand tussen de machine en de
transformator aanmerkelijk groter is dan de afstand
tussen het stopcontact en de transformator. Wanneer
een huisvrouw met een natte hand aan het metaal van
de stekker komt, is het afgelopen. Dat dient zij wel te
beseffen.
Voorts heeft de heer Rutkens nog gezegd, dat er, als
spr. het wél heeft begrepen, wasmachine-coöperaties
zijn. Het ligt natuurlijk zo: als een aantal gezinnen een
gemeenschappelijke wasmachine aanschaft, dan moet
de installatie in elk gezin deugdelijk zijn en als men
in een van de huizen, waar de machine wordt gebruikt,
een ondeugdelijke installatie heeft, dan loopt men een
risico, dat men zelf heeft geschapen. Men dient zich dus
wel bewust te zijn, welke maatregelen men moet tref
fen. Men moet een erkend installateur in de arm ne
men, die weet, welke voorzieningen getroffen moeten
worden om de veiligheid te waarborgen.
Dan is er de kwestie van de tegemoetkoming. Spr.
heeft het nooit meegemaakt, dat het gemeentebestuur
particuliere bedrijfjes langs de weg van een renteloos
crediet steunt. Hij gelooft, dat dit niet juist is. Er zijn
nu eenmaal instellingen, die crediet kunnen verschaffen,
wanneer dit nodig is. Zou dit het geval zijn voor deze
verhuurinrichtingen, dan kunnen zij altijd bij die in
stellingen terecht. De gemeente heeft stellig geen taak
in dezen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijl. no. 35).
Het verheugt de heer Rutkens te kunnen vaststellen,
dat B. en W. er in het verleden niet aan hebben mede
gewerkt, om de 5e Mei als nationale bevrijdingsdag vol
ledig te liquideren. Dat verheugt hem des te meer, om
dat zij daarbij hebben aangesloten bij de wil van het
Nederlandse volk, dat in zijn brede lagen van mening
is, dat de 5e Mei als nationale feestdag gehandhaafd
dient te worden. Voorts nemen wij, aldus spr., goede
nota van het standpunt van B. en W., dat zij hebben
neergelegd in het prae-advies op ons voorstel. Zij zeg
gen n.l., dat, indien blijkt, dat deze dag ingang blijft
vinden bij de bevolking en het karakter aanneemt van
een hele feestdag, zij dan bereid zullen zijn een gehele
dag vrijaf te geven. Wij willen echter wijzen op het
feit, dat de mening van B. en W. op het ogenblik niet
in overeenstemming is met de wil van het Nederlandse
volk, dat van mening is, dat de 5e Mei als nationale
bevrijdingsdag in zijn geheel dient te worden gehand
haafd. (De heer W. C. Dijkstra: Hebt U een enquête
gehouden?) Wij hebben geen enquête gehouden, maar
wij zijn in de bladen van het N.V.V. verschillende in
gezonden brieven tegengekomen, waarin de leden te
kennen hebben gegeven, dat op de 5e Mei geen halve,
maar een gehele dag vrijaf gegeven dient te worden.
Als de heren dus willen weten uit welke bron wij put
ten, dan hebben wij dat hiermee wel aangegeven. (Stem
men: Pas maar op!) Daarnaast willen wij ook wijzen
op het feit, dat niet alleen in arbeiderskringen het besef
leeft, dat de 5e Mei als gehele feestdag dient te worden
gehandhaafd, maar ook in ondernemerskringen, althans
op enkele plaatsen. Voorts willen wij wijzen op de in
het economische leven van Nederland niet onbelangrijke
plaatsen Enschede en Hengelo, waar comité's zijn ge
vormd zowel uit werknemers- als uit werkgeverskrin
gen, die zich ten doel hebben gesteld om voor deze
beide plaatsen de nationale bevrijdingsdag 1954 tot een
onvergetelijke voor de bevolking te maken. Als de he
ren van de P.v.d.A. nog meer belang stellen in de bron
nen, waaruit wij putten, dan kan spr. hun mededelen,
dat de Nieuwe Koers, wiens standpunt dezer dagen be
kend is gemaakt, eveneens van mening is, dat de 5e
Mei, de nationale bevrijdingsdag, als gehele dag moet
worden gehandhaafd.
Wij willen hier echter niet, aldus spr., een debat
uitlokken over het feit, of het nu een hele of een
halve dag moet zijn. Als in de andere fracties de me
ning mocht hebben postgevat, dat voor dit jaar nog
kan worden volstaan met een halve dag, dan willen wij
de 5e Mei is ons dierbaar niet sjacheren t.a.v. de
vraag een hele of een halve dag. Wij willen er hier in
de raad aan medewerken, dat een zo eensgezind mo
gelijk besluit wordt genomen.
Eén ding echter bevredigt ons, aldus spr.. nog niet
geheel in het prae-advies; B. en W. zeggen daarin n.l.,
dat ze ook voor dit jaar het voornemen hebben om op
de 5e Mei het gemeentepersoneel een halve dag vrijaf
te geven. Wij zouden daarom, alvorens wij onze stem
bepalen, B. en W. de vraag willen stellen: Zal het ge
meentepersoneel op de 5e Mei, voor zover het dienst
belang dit toelaat, vrijaf hebben, ja of nee?
De heer Mani c.s. kunnen de vraag, of op de 5e Mei
een hele of een halve dag vrijaf gegeven moet worden,
zonder meer beantwoorden met het volgende: Deze be
vrijdingsdag, de 5e Mei, moest inderdaad voor Neder
land een hele feestdag kunnen zijn. Zo moest hij leven
in het Nederlandse volk en zo zou hij van den beginne
af moeten zijn opgezet. Want zeker in Nederland moest
wel een hele dag voor deze herdenking gereserveerd
worden. Men behoeft ten minste in Nederland achter
de bevrijding niet een vraagteken te zetten. Daarom
meent spr., dat het inderdaad voor het Nederlandse volk
van betekenis is, dat de 5e Mei altijd een feestdag zal
blijven, maar de omstandigheden direct na de bevrij
ding, omstandigheden, die op het ogenblik nog mee
spelen spr. wil er niet nader op ingaan; hij heeft
allerminst lust in een politiek debat hebben geleid
tot de situatie, zoals die thans bestaat. En de fractie
van de P.v.d.A. heeft er een zekere behoefte aan om
waardering uit. te spreken voor het standpunt van het
college, een standpunt, dat afwijkt van het advies, door
de regering gegeven. Zij acht het juist, dat deze 5e
Mei feestdag blijft, want als deze dag thans wordt ge
koppeld aan de 30e April, dan betekent dit, dat uit
eindelijk de bevrijdingsdag, de 5e Mei, geen feestdag
meer zal zijn en dus op den duur zal verdwijnen. Dat
menen spr. c.s. te moeten voorkomen en zij zien in de
omstandigheid, dat het gemeentebestuur aan de men
sen, die in dienst zijn, toch een halve dag vrij geeft, de
mogelijkheid om de gedachte van de 5e Mei levendig
te houden. Hieraan zit echter nog iets belangrijks vast.
Als de gemeente haar personeel vrij geeft, menen spr.
c.s., dat zij in verband daarmede zeker een beroep mo
gen doen op heren werkgevers, om deze zelfde lijn te
volgen, want alleen, wanneer niet een deel van de be
volking van Leeuwarden vrij heeft al is dat dan
maar een halve dag maar wanneer dat over de
gehele linie het geval is, kan iets bereikt worden voor
de feestviering, zoals men die wenst. Spr. gelooft, dat
het goed is in de openbare zitting van de gemeenteraad
de aandacht te vestigen op de mooie taak, die hier
misschien kan liggen voor buurtverenigingen en hij
zou aan de pers willen vragen, of ze haar zelf eens de
vraag wil stellen, of hier niet een taak voor haar ligt
om op deze feestdag de historie, waaruit de 5e Mei
reeds is ontstaan, levendig te houden onder de bevol
king, waardoor men uit de herdenkingsstemming op de
vooravond tot een feeststemming op de 5e Mei kan
komen.
De heer K. de Jong wil eigenlijk nog even vastknopen
aan wat in de raadsbrief is vermeld over een door de
ministerraad genomen besluit om het accent van de
feestviering te verleggen naar de 30e April. De minis
ters zijn er van uitgegaan, dat het organiseren van
twee feestdagen binnen het tijdsbestek van één week
toch eigenlijk haast niet te doen was. Zij hebben dan
ook gezegd: laten we de 30e April als nationale feest
dag vieren, waardoor deze, goed georganiseerd, kan
slagen. Dat geldt dus voor het Rijkspersoneel, maar het
komt spr. c.s. voor, dat, ook plaatselijk gezien, het or
ganiseren van twee feestdagen binnen het tijdsbestek
van één week, heel wat moeilijkheden met zich mee
zal brengen. Zij hebben er geen bezwaar tegen om het
voorstel van B. en W. te aanvaarden, maar zij zouden
het wel min of meer afhankelijk willen stellen van dat
gene wat in Leeuwarden op de 5e Mei is te beleven.
Blijken hier in het geheel geen festiviteiten te worden
georganiseerd en zou bij voorbaat besloten zijn, dat op
5 Mei het gemeentepersoneel vrij zou hebben, dan zou
dat practisch neerkomen op het verlenen van een halve
vrije dag en zou men min of meer in conflict komen
met het Rijkspersoneel, dat deze regeling niet kent.
Wanneer de 5e Mei geen werkelijke feestdag wordt,
zouden B. en W. ook bij de werkgevers geen bereidheid
vinden om vrijaf te geven; daardoor zou de urgentie
van het geval worden verzwakt. In de raadsbrief staat,
dat, wanneer inderdaad de 5e Mei als feestdag ingang
blijkt te vinden, een halve dag vrijaf gegeven zal wor
den. Mocht echter blijken, dat dit niet het geval is, dan
moet, naar spr.'s mening, geen vrijaf gegeven worden.
Voor dit jaar zou hij het willen aanvaarden, maar hij
zou het verder helemaal willen laten afhangen van het
initiatief, dat uit de bevolking naar voren komt. Wan
neer B. en W. hun voorstel in die zin zouden willen
herzien, zouden spr. c.s. er gaarne hun steun aan geven.
De heer Vellenga (weth.) zegt, dat de heer Rutkens
en spr. meent, dat hij namens zijn gehele fractie
sprak met zoveel woorden eigenlijk heeft gezegd,
dat hij vóór het prae-advies van het college is. Hier
neemt het college dankbaar acte van. Daarnaast heeft
hij de vraag gesteld, of het gemeentepersoneel op 5
Mei 's middags vrijaf heeft, een overbodige vraag, want
in de raadsbrief staat reeds, dat B. en W. voornemens
zijn de bestaande toestand te bestendigen.
De heer Mani heeft opgemerkt, dat eigenlijk een hele
dag vrijaf gegeven moest worden, dat deze 5e Mei zo
sterk moest leven bij het Nederlandse volk, dat hier
volop feestgevierd zou moeten worden. Daar kunnen
B. en W. het mee eens zijn. Wij zijn dankbaar, aldus
spr., de bevrijding voor 100% te hebben mogen ervaren.
Het gemeentebestuur is in voorgaande jaren en thans
afgeweken van het voorschrift van de regering voor
haar ambtenaren, omdat het èn toen èn nu een bepaald
relief wil geven aan de 5e Mei, dat relief, dat deze dag,
naar zijn mening, toekomt. Het college meent echter
wel, dat initiatieven tot feestvieren, die hun weerslag
zouden vinden in een programma, dat de gehele dag
vult, zullen moeten komen uit de bevolking. Wij leven
niet in een land, aldus spr., waar de overheid de feesten
voorschrijft en dirigeert. En daarom zal het college
dus met sympathie en met belangstelling dergelijke
initiatieven begroeten. De gemeente kan alleen maar
een zeker gebaar maken in de richting van de 5e Mei,
i.e. het geven van vrijaf voor een halve dag, en wan
neer blijkt, dat deze dag meer ingang vindt dan tot nu
toe, dan zal het college overwegen om op 5 Mei vol
ledig vrijaf te geven aan het gemeentepersoneel.
De heer K. de Jong heeft even gesproken over de
30e April. Daarover wordt nóch in het voorstel van de
heer Rutkens nóch in het prae-advies van het college
gesproken. Spr. moge er van zijn kant deze opmerking
over maken hoewel deze toch eigenlijk niet ter zake
is dat z.i. het doen samenvallen van de viering van
de nationale feestdag en de verjaardag van de nu re
gerende vorstin te toevallig is. Wanneer deze in het
najaar jarig zou zijn of binnen een bepaalde tijd zou
aftreden of komen te overlijden, dan zou de 30e April
als Koninginnedag wegvallen en daarmee zou dan ook
de nationale feestdag verdwenen zijn. Men zou daar
voor dan dus een nieuwe datum moeten zoeken in het
laatst van April of begin Mei. Deze koppeling is spr.
persoonlijk in ieder geval te toevallig.
Wanneer de heer De Jong spreekt over de practische
moeilijkheid om op beide dagen iets te organiseren, kan
het college hem daarin voor een groot deel volgen, al
thans voor wat dit jaar betreft, maar wanneer deze
zaak sterk zou leven onder de bevolking, gelooft spr.
toch wel, dat men in staat zou zijn, ook in Leeuwarden,
om bijv. via twee comité's, die nauw aan elkaar ver
want zijn, op beide dagen iets te organiseren wat er op
lijkt.
De heer De Jong heeft, naar spr. meent, een gedach-
tenfout gemaakt, toen hij als zijn mening uitsprak, dat
het college het vrijaf geven voor een halve dag koppelt
aan de initiatieven, die uit de bevolking zouden moeten
voortkomen. Het college heeft alleen maar gewaagd van
het overwegen van het vrijafgeven voor een hele dag,
indien deze dag ingang vindt.
De heer De Jong heeft een zekere toezegging ge
vraagd, maar hij zal het met spr. eens zijn, dat het
lichtelijk moeilijk is voor het college om daarover nu
al iets te zeggen. Dit is een zaak, die men pas volgend
jaar opnieuw kan bekijken, omdat ze toch ook even tijd
zal moeten hebben.
B. en W. zullen het echter zeer op prijs stellen, wan
neer de woorden, die de heer Mani heeft geuit, weer
klank zullen vinden bij de bevolking en de 5e Mei al
thans in Leeuwarden de kans krijgt, die hij door een
reeks van omstandigheden sinds de bevrijding niet heeft
gehad, een kans, die deze dag naar de mening van het
college stellig verdient.
Wij zijn eigenlijk blij, zo zegt de heer Rutkens, van de
wethouder te vernemen, dat onze vraag overbodig zou
zijn, omdat in het prae-advies wordt gesteld, dat B. en
W. reeds het voornemen hadden om ook voor dit jaar
de zaak van de 5e Mei wederom te bestendigen. Spr.
heeft echter juist de aandacht willen vestigen op de
woorden, dat zij voornemens zijn. Hij zou gaarne
hebben gewild, dat B. en W. gezegd hadden: wij zul-
1 e n deze zaak bestendigen. Spr. wil er op wijzen, dat
de weg naar de verdoemenis geplaveid is met goede
voornemens. Hij kan op het betoog, dat wethouder Vel
lenga opzette over landen, waar, als hij het goed ver
staan heeft, op last van de staat feesten worden ge
vierd, antwoorden, dat er inderdaad een tegenstelling
bestaat tussen hetgeen daar en hier gebeurt. Hier
wordt n.l. op initiatief vqn de overheid een zo bijzondere
dag als de nationale feestdag geliquideerd. Hier gaat
dus de staat voor om de 5e Mei, die bij de bevolking
als een dierbare dag leeft, om zeep te brengen. Hij zegt,
dat hij het als een toevalligheid beschouwt, dat de 5e
Mei zo dicht bij de 30e April ligt. (De heer Vellenga
(weth.): Wie zei dat?). Dat hebt U gezegd. Inderdaad,
dat is een toevalligheid, maar het is geen toevalligheid,
dat men de feestdag van de 5e Mei naar de 30e April
wil verschuiven. In verschillende bladen hebben artike
len gestaan van mensen, die het niet eens waren met de
handhaving van de 5e Mei als nationale feestdag. In
deze artikelen werd er op gewezen, dat het volk nu in
zijn geheel de Koninginnedag zou kunnen vieren. Ik
wil er echter direct aan toevoegen, aldus spr., dat wij
van onze zijde er geen bezwaar tegen hebben, als
iemand meent, dat hij Koninginnedag moet vieren.
Tegenover het antwoord van de wethouder op de door
de heer Mani naar voren gebrachte wenselijkheid van
het organiseren van feestelijkheden wil spr. stellen, dat
bijv. in Enschede en Hengelo op advies van de colleges
van B. en W. in deze beide plaatsen een 5 Mei-com
missie is gevormd. Wij zijn er nu eenmaal voorstanders
van, dat de overheid voorgaat in het stimuleren van de
viering van de nationale bevrijdingsdag, want niets
moest haar immers heiliger zijn dan dit, nu de bevol
king in haar meest brede lagen op ondubbelzinnige
wijze te kennen heeft gegeven en dit nog nadrukke
lijker zal doen dat ze de 5e Mei als feestdag wenst
te behouden. Wij zijn daarom van mening en wij zou
den B. en W. in die zin ook willen vragen: zijn zij be-