5
en loopt door tot aan het tweede steegje, dan kan het
gebeuren, dat men tegen de hekjes oploopt, omdat men
ze eenvoudig niet ziet.
Voorts wil spr. wijzen op de Westerstraat, vooral op
de sloppen en stegen daar, voorts op Oldegalileën;
daar heerst aan het einde ook een zeer grote duister
nis.
Wij zouden, aldus spr., gaarne willen, dat B. en W.
ook aan deze punten aandacht zouden besteden.
De heer Tiekstra (weth.) bekruipt een lichte vrees,
dat het college met dit voorstel de raad tot een tempo
heeft geïnspireerd, dat niet helemaal gemotiveerd wordt
door de inhoud van de raadsbrief.
Op het ogenblik is aan de orde het voorstel tot ver
betering van de straatverlichting, route WestOost:
Harlingerplein, Leeuwrikstraat, Spanjaardslaan, Noor-
derweg, Groningerstraatweg. Deze traverse is gekozen
uit een zeer voorlopig plan, dat op verzoek van het
college door de directeur der Gemeente lichtbedrijven
is overgelegd. Men moet in dezen wel voorzichtig te
werk gaan. Ten eerste vraagt het gehele project een
vrij lange tijd van uitvoering en ten tweede de da
mes en heren raadsleden weten dat ook wel zijn er
zekere financiële grenzen. De belemmeringen, die des
tijds golden en die door de heer W. C. Dijkstra zijn ge
noemd, gelden op dit moment niet meer, althans niet
zo stringent meer. Daarmee wil dus niet gezegd zijn,
dat ze reeds opgeheven zijn. Volstrekt vrij is het ge
meentebestuur niet. Er zal enige aandacht aan de
overige traverses worden besteed, maar voorshands is
het voldoende om de traverse West—Oost uit te voe
ren. De heer W. C. Dijkstra noemde de verlichting, die
thans reeds is aangebracht op het Harlingerplein en
de Harlingerstraatweg, een onderdeel van het thans
voorgestelde plan. Dit is niet juist; het is een onderdeel
van het plan tot verbetering van de Harlingerstraat
weg enz. Dat heeft de raad al eerder onder ogen gehad
en goedgevonden.
De verschillende sprekers hebben hun waardering
voor dit voorstel uitgesproken en het college aanvaardt
die waardering spr. had hiermee misschien moeten
beginnen in dank. Hij moge echter herhalen, n.a.v.
de opmerkingen die gemaakt zijn over de nog niet in
het voorstel van thans begrepen traverses, dat de no
dige behoedzaamheid en het nodige voorbehoud in acht
dienen te worden genomen. Immers, hier ligt eigenlijk
nog maar een schematisch plan daarvoor. Die onder
delen zullen later nog moeten worden beoordeeld.
Thans richt spr. zich tot de heer Pols, die een aantal
vragen heeft gesteld. Het college is voornemens advies
te vragen van de A.N.W.B., opdat het weet, dat, wan
neer het met een hyper-moderne straatverlichting komt,
deze ook inderdaad aan de daaraan te stellen eisen vol
doet. Dat de verlichting hyper-modern wordt, ziet de
heer Pols als het ene lichtpuntje, maar spr. meent, dat
er heel wat grote lichtpunten in de stad zijn en hij
hoopt, dat de heer Pols meer dan dit ene heeft ontdekt.
Hij behoeft z.i. nog niet over de verlichting van de
winkelstraten te spreken, omdat die nog nader bestu
deerd moet worden.
De heer Pols heeft ook gesproken over de verlichting
van het autobusstation. Die behoort niet bij de plannen
in kwestie, hoewel ze wel op de kaart staat. Wanneer
er klachten over de natriumverlichting daar zouden
bestaan, zou spr. ze graag de heer Pols houde het
hem ten goede ernstiger gemotiveerd hebben dan nu
en hij zou ze van de gebruikers zelf willen vernemen.
De heer Rutkens heeft gezegd, dat de verlichting op
een groot aantal andere punten in de stad de aandacht
van het college verdient. Spr. meent, dat de verlichting
van de gehele stad de aandacht van het college
verdient enverkrijgt; dit behoeft niet eens in dis
cussie te komen. Dat is de taak van het gemeentebe
stuur, maar wat het belangrijkste is, zal eerst dienen
te geschieden. Spr. meent, dat op de opmerkingen van
de heer Rutkens hetzelfde antwoord kan worden ge
geven als op een desbetreffende vraag uit het sectie
rapport. Dit geldt op het ogenblik nog.
Spr. heeft hiermee z.i. de vragen, die zijn gesteld,
beantwoord.
De heer W. C. Dijkstra wil gaarne beginnen met de
wethouder dank te zeggen voor diens informaties en
voor het feit, dat hij duidelijk heeft gemaakt, dat de
door spr. bedoelde nieuwe verlichting administratief-
technisch onder een vorig plan valt.
Van spr.'s kant was wel degelijk rekening gehouden
met het feit, dat het voorstel zich bepaalt tot de tra
verse OostWest en dat de plannen tot verbetering
van de verlichting der andere traverses nog niet omlijnd
zijn, maar er was enige aanleiding om uit te gaan van
de gedachte, dat deze zaak in studie blijft en dat dus
mettertijd een voorstel van gelijke strekking t.a.v. de
andere traverses zal mogen worden tegemoetgezien. Als
spr. zich daaromtrent enthousiast heeft uitgelaten, mag
dat als een motie van vertrouwen worden gezien voor
wat net tempo betreft, waarin het college pleegt te
werken.
De heer Pols weet niet, of de wethouder hem hele
maal heeft begrepen. Wat het lichtpuntje in de duister
nis betreft, hiermee heeft spr. eigenlijk niets anders
willen zeggen dan dat hij c.s. van mening zijn, dat,
hoewel men hier met de straatverlichting al jaren ach
ter is, men thans het voordeel heeft, dat in andere
plaatsen steeds is geëxperimenteerd om het juiste te
vinden. Spr. weet van plaatsen, waar men veel gedaan
heeft aan TL-buizen, die op het ogenblik al weer uit
de mode zijn. Dat experimenteren kost ook veel geld
en men kan het hier dus direct goed doen.
Verder zegt de wethouder, dat dit plan een deel is
van een groter plan. Maar daarvan lag een kaart bij de
stukken en als spr. dan nog leest, dat men dezelfde
verlichting in de Schrans en op de Wirdumerdijk zou
kunnen toepassen, dan wil hij er toch even iets van
zeggen.
Hij vindt de natriumverlichting op het autobus
station niet een gelukkige keus. Hij staat niet alleen
in die mening en gezien het gehele kostenvraagstuk,
lijkt het hem beter deze verlichting daar weg te halen
en elders te gebruiken.
De heer Rutkens begrijpt de wethouder niet, als deze
hem antwoordt, dat de verlichting van de gehele stad
de aandacht van B. en W. heeft en hem daarbij verwijst
naar de beantwoording van een in de sectievergadering
gestelde vraag, in het kader van de behandeling der be
groting 1954. Spr. meent zich te herinneren, dat het hier
ging om een vraag i.z. de verlichting van de Hollander-
dijk, waarop geantwoord werd, dat de verlichting hier
niet anders was dan in de rest van de stad. B. en W.
gaan misschien van de veronderstelling uit, dat, als
in een bepaalde wijk een even groot aantal lichtpunten
zijn aangebracht als in een andere wijk, de verlichting
daar dan voldoende is. Maar dan stellen zij deze zaak
verkeerd. Spr. meent, dat men, wat het plaatsen van
lichtpunten betreft, moet zien naar de wijze, waarop de
stad is gebouwd. Op de punten, door spr. genoemd, al
thans in de Fabrieksteeg, is dat zeer zeker niet gebeurd.
Deze steeg vraagt wel de bijzondere aandacht van B.
en W. Op één punt heeft men ontzettend veel licht,
maar juist door de wijze, waarop de huizen hier zijn
gebouwd, geldt dit lichtpunt maar voor een klein deel
van de steeg. In de vele kleine sloppen en zijsteegjes
valt het licht helemaal weg door de stand van de
huizen.
De Voorzitter verzoekt de heer Rutkens zich uitslui
tend tot het voorstel te beperken. Deze is in tweede
instantie volkomen buiten de orde. Het gaat alleen over
de traverse WestOost.
De heer Rutkens zegt misschien buiten de orde te
zijn, maar dan gelooft hij, dat de wethouder beter had
gedaan hem niet te antwoorden.
De Voorzitter: Het ligt aan mijn welwillendheid te
genover U, dat ik U in eerste instantie buiten de orde
heb laten spreken. Ik verzoek U, U in tweede instantie
uitsluitend tot het voorstel te beperken.
De heer Rutkens zou nog willen opmerken, dat hij
dan niet alleen buiten de orde is geweest, maar meer
sprekers met hem. Op deze wijze zouden wij echter door
kunnen gaan
De Voorzitter: Juist niet, mijnheer Rutkens.
De heer Rutkens: U weet nog niet eens wat ik zou
willen zeggen. Wij hebben in eerste instantie gezegd,
dat het ons wenselijk toelijkt, dat B. en W. zo spoedig
mogelijk zouden komen met een uitgewerkt voorstel,
dat behelst de verbetering van de verlichting der ove
rige uit- en invalswegen van Leeuwarden.
De wethouder heeft er op gewezen, dat men in deze
zaak ook het advies zal inwinnen van de A.N.W.B. en
wij zouden er, aldus spr., op aan willen dringen, dat dit
zo spoedig mogelijk zal gebeuren. Hij hoopt, dat men
dan ook niet lang zal wachten met te starten voor de
voltooiing van het totale plan, zoals dit door B. en W.
in korte trekken in het voorstel is aangegeven.
De heer W. M. de Jong is het met de Voorzitter eens,
dat het vanavond niet gaat over de straatverlichting in
het algemeen en eigenlijk ook niet over de verlichting
van het autobussta tion, maar omdat er een enkele,
door de heer Pols geciteerde, opmerking in de toelich
ting daaromtrent staat, gelooft spr., dat de Voorzitter
het goed zal vinden, dat hij er even iets van zegt. Er
staat: „Bij het autobusstation is natriumverlichting
met succes toegepast". Het is een moderne verlichting.
Spr. vindt de verdeling van het licht over tal van mas
ten wel een succes en de verlichting is draaglijk. Maar
nu men een kans heeft in de richting te gaan als door
de heer Pols gesuggereerd, n.l. die van het kwikmeng-
licht, de geëigende verlichting voor een plaats als deze.
zou spr. die kans ook graag benut willen zien.
Verder staat er iets in de toelichting over de ver
lichting van de Schrans en de Wirdumerdijk. Spr. is
zich goed bewust, dat dit punt t.z.t. aan de orde komt,
maar hij wil zich toch bij de heer Pols aansluiten.
T.a.v. de Wirdumerdijk zal er bij de heer Pols een mis
verstand bestaan, want hier wordt volgens spr. in ver
band met de natriumverlichting slechts bedoeld het
stuk Wirdumerdijk tussen de Beursbrug en het Zaai
land.
De heer Tiekstra (weth.) wil even een misverstand
wegnemen. De heer W. C. Dijkstra heeft gezegd, dat
zijn enthousiasme min of meer kan worden beschouwd
als een motie van vertrouwen in het beleid van het col
lege wat betreft het tempo, waarin voorstellen worden
geproduceerd. Spr. heeft echter nadrukkelijk willen
doen uitkomen, dat dit tempo door bepaalde factoren,
n.l. technische en financiële, wordt beheerst. Hij wilde
daarom dit enthousiasme een beetje afremmen, opdat
de raad niet in het tempo teleurgesteld zal worden.
Spr. gelooft, dat de heer Pols hem ook niet goed
begrepen heeft; hij heeft toch in eerste instantie, in
antwoord op wat de heer Pols heeft gezegd, duidelijk te
kennen gegeven, dat de door de heer Pols bedoelde
onderdelen nog nader zullen worden bestudeerd en dat
er dus nadere voorstellen zullen komen.
Met betrekking tot het autobusstation heeft spr. ge
zegd, dat, als er inderdaad klachten van belanghebben
den binnenkomen, B. en W. bereid zijn die nader te
onderzoeken. Er zijn echter nog geen klachten inge
komen. Men kan over het effect van de natriumver
lichting, over het wegvallen der kleuren, van mening
verschillen, maar hij meent, dat ze licht-technisch ge
zien absoluut meer dan draaglijk is.
Spr. zal er niet verder over praten; er zouden anders
weer misverstanden kunnen ontstaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 bijl. no. 48).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.