3 nog eens zal bekijken en in B. en W. ter sprake zal brengen, maar hij gelooft niet, dat de raad juist zal doen hier in den brede op in te gaan, omdat deze dingen krachtens de bestaande voorschriften tot de compe tentie van B. en W. behoren -en overigens is de raads leden uit de ter visie liggende stukken duidelijk gewor den, dat B. en W. niet buiten toepassing van de bestaande verordening gaan, omdat juist deze belet wat de heer Van Ijs heeft gevraagd. Spr. wil echter graag toezeggen, dat hij deze zaak nog eens zal onder zoeken en in het college ter sprake brengen, zoals natuurlijk met alle zaken geschiedt, en dat weet de heer Rutkens ook. Verder kan spr. hier natuurlijk niets van zeggen. De heer Rutkens zou op enkele punten van mening kunnen verschillen met de wethouder, waar deze zegt, dat de materie, waar het in het adres van de heer Van IJs om gaat, behoort tot de competentie van B. en W. Spr. is het daar niet mee eens, omdat hij heeft het reeds in eerste instantie gezegd het hem bekend was, dat deze zaak voorgelegd was aan B. en W., maar B. en W. hadden dit verzoek niet ingewilligd en als gevolg daarvan heeft Van IJs zich gericht tot de ge meenteraad; in zoverre heeft dus ook de gemeenteraad het recht zijn visie op deze zaak te geven, maar wij zijn, aldus spr., toch blij, dat de wethouder heeft toegezegd, dat deze zaak opnieuw zal worden bekeken en wij hopen dan ook, dat dit er toe mag leiden, dat voor de bewoners een bevredigende oplossing mag wor den gevonden. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat het college wel een oplossing kan zoeken, maar de heer Rutkens en de andere raadsleden moeten natuurlijk wel begrijpen, dat B. en W. gebonden zijn aan de betreffende verorde ning op woonwagens en woonschepen, die zegt: het is de eigenaren en gebruikers van woonwagens en woon schepen verboden enig getimmerte op te richten of te hebben. Dat zijn verordeningen van de raad, die eigen lijk wel moeten worden toegepast, maar men weet nooit, of er nog iets op is te vinden en dat zullen B. en W. dus onderzoeken. De raad zou het hun echter kwa lijk nemen, wanneer zij van het betreffende artikel zouden afwijken. (De heer Rutkens: Tenzij de raad dit toestemt.) Een voorstel om van de verordening af te wijken moet door Gedeputeerde Staten worden goed gekeurd. Men weet zo langzamerhand het weggetje wel. De heer Rutkens: Het is in het belang van de be woners. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van B. en W. 3. een verzoek van het comité „de Brêge", alhier, om toekenning van een subsidie uit de gemeentekas; 4. een verzoek van het bestuur van de stichting „Ka tholieke Openbare Uitleenbibliotheek", alhier, om toekenning van een subsidie uit de gemeentekas. B. en W. stellen voor deze verzoeken om prae-advies in hun handen te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 5. een adres van het Algemeen Vrouwencomité „Tot Opbouw", inzake het doorlichten van de bevolking der gemeente Leeuwarden. B. en W. stellen voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Aldus wordt besloten. 6. bericht van verhindering van de heer Hartstra. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 3. De aanbevelingen van het bestuur van de woning stichting luiden als volgt: a. vacature Van der Heide: 1. Ds. W. van der Heide, Verlengde Schrans 91; 2. E. Ronner, Vine, van Goghstraat 60; b. vacature Stienstra 1. J. Stienstra, Huizumerlaan 52; 2. Drs. J. Bierma, Verlengde Schrans 58 a. Benoemd worden de eerstaanbevolenen, met alg. stemmen. De heren Mani en Stobbe vormden het stembureau. Punten 4 en 5 (bijl. nos. 71 en 70). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 6 (bijlage 69). Wij hebben, aldus de heer Rutkens, reeds eerder bij een dergelijk punt betoogd, dat wij geen voorstander zijn van verhoging der pachtprijzen; het college is vroeger en ook ditmaal er niet in geslaagd om ons te overtuigen van de dringende noodzaak daarvan. B. en W. stellen, dat de diverse adspirant-pachters accoord gaan met de voorgestelde verhoging van de pachtprij zen, maar wij zijn toch van mening, dat dit geen ar gument behoeft te zijn om deze pachtprijsverhoging toe te passen. Wij kunnen ons goed voorstellen, dat de grootste fractie in de gemeenteraad van Leeuwarden, n.l. die van de P.v.d.A., de grootst mogelijke moeite zal ondervinden van de zijde van de pachters, indien zij van daag zou beweren, dat deze pachtprijzen niet verhoogd moeten worden. Wij geloven, dat dan het hek van de dam is en dat dan de voorzitter van deze fractie morgen geen leven meer zou hebben, omdat hij druk bezoek zou krijgen van de pachters, die hem in de kraag grijpen (De heer Tiekstra (weth.): Wij zijn hier niet in Rus land.), hem nu eens netjes de waarheid zouden zeggen en hem wel degelijk onder het oog zouden brengen, dat hij in genen dele de doelstelling van de pachters begrijpt, die met B. en W. overeengekomen waren om nu eens lekker die pachtprijzen te verhogen. En dat ze het nu in hun hart hebben gehaald om tegen te stemmen! Hebben de pachters niet een heel jaar lang geploeterd om nu eens „fijn" hogere pachtprijzen te betalen? Wij steunen geen enkel voorstel tot verhoging van de pachtprijs. Wij hebben reeds de vorige maal aan getoond, dat de situatie, waarin de kleine tuinders en boeren verkeren, steeds nijpender wordt. Dit is n.l. op de conferentie, die werd gehouden voor kleine boeren en tuinders n.a.v. de verkiezing van de Prov. Staten en georganiseerd door de P.v.d.A., gebleken. Het is ons uit de diverse verslagen bekend geworden, dat velen op deze conferentie geprotesteerd hebben tegen verhoging van de pachtprijzen en wij zijn, ook in verband daar mede, van mening, dat wij niet moeten instemmen met die verhoging. De heer Pols heeft het idee, dat zijn rechterbuurman zo langzamerhand in de richting gaat van over alle dingen iets te zeggen, die ter tafel liggen. Spr. heeft het hele betoog, dat het de boeren zo slecht zou gaan, niet begrepen, maar is het wel juist, dat men over dingen gaat praten, die wettelijk zijn vastgelegd? De heer Rutkens moet bedenken, dat anderen dit land ook wel zouden willen huren. De gemeente legt het advies van de deskundige voor aan het Pachtprijzenbureau. Wat moet een overheidsbedrijf nu anders doen dan die weg bewandelen Men kan daar vanavond uren over praten, men kan er de politiek bij halen, maar de gemeente heeft als overheidsinstelling precies gedaan wat zij moest doen en spr. vindt het vooral met dit mooie weer vrij onzinnig om hierover te praten. De heer Van der Schaaf (weth.) zal slechts enkele opmerkingen maken. Aan het grootste deel van het betoog van de heer Rutkens, waarin deze zich richtte tot de P.v.cLA., zal spr. maar voorbijgaan; het ligt niet in de eerste plaats op zijn weg, om het schild voor de P.v.d.A. op te heffen. Er zijn daar mensen, die zelf mans genoeg zijn, om zich te verdedigen. Verder heeft de heer Pols zeer terecht opgemerkt, dat deze zaak vol komen vlak ligt. Het is de heer Rutkens bekend, dat deze materie wordt beheerst door de pachtprijzen-poli tiek van de Grondkamer, die als criterium voor de pacht prijzen aanhoudt, dat de pachter op de pacht een rede lijke winst moet kunnen maken. De landbouwdeskundige van de gemeente heeft deze landerijen ongeveer in over eenstemming met de normen van de Grondkamer ge taxeerd. Wanneer de pachtprijzen volgens de Grond kamer nog te hoog zouden zijn, dan zou er nog iets afgaan. Dat zou de gemeente zich moeten laten welge vallen. Hier zijn talrijke waarborgen voor de pachters, waardoor zij de zekerheid hebben, dat ze niet worden uitgebuit. Spr. heeft zich deze situatie ingedacht: wan neer zich in een plaats ergens op deze hele grote wereld, achter een zeker gordijn, het geval zou voordoen, dat een overheidslichaam aan een pachter een stuk land verpacht, dan behoeft men niet te denken, dat dan uit dat overheidslichaam ter bescherming van die pachter nog een stem zou opgaan om de pacht te verlagen; dan zou de heer Rutkens wel tot een zeer merkwaardige conclusie komen. Spr. meent, dat in deze volkomen de juiste lijn is gevolgd, dat de pachters, wanneer ze dit land pachten, een redelijk bestaan hebben, en dat de gemeente, zoals de heer Pols terecht heeft opgemerkt, niet anders kan doen dan op deze wijze de pacht regelen. De hear G. de Jong soe in lyts wurdtsje sizze wolle Spr. hat wol in tydtsje yn 'e boerkerij west en is mei it pachten op 'e hichte; de desbitreffende stikken, dy't hjir op tafel komme, giet spr. safolle mooglik nei. Hy mient, dat de pachtpriis, dy't hjir oerienkommen is, yn alle gefallen binlik is. De heer Rutkens zal beginnen met te wijzen op het foutieve in de redenering van de heer Pols. Ten eerste heeft deze opgemerkt, dat er sprake was van een wettelijke vaststelling van de pachtprijzen. Spr. weet niet, of de heer Pols de stukken goed heeft gele zen, maar dan moet hij toch tot de conclusie zijn ge komen, dat slechts een advies tot verhoging van de pachtprijs aen B. en W. is gegeven. Nu ontvangt men van vele zijden adviezen (De heer Wiersma: Van Moskou bijv.) en het is ons, aldus spr., opgevallen, dat men, wanneer het gaat om het invoeren van verslech teringen, gretig adviezen aanvaardt, maar dat men bijv. t.a.v. adviezen uit de bevolking tot het verstrekken van een Kerstgratificatie voor hen, die in de donkere da gen van het jaar uit het arbeidsproces worden gesto ten, geen enkele wettelijke basis in het geding brengt, waarop men dit advies dan zou kunnen en moeten aanvaarden. Wij zijn van mening, dat de krachten, die hier buiten de raadzaal door de bevolking ontsponnen worden, er eenmaal toe zullen leiden, dat men een ander beleid zal moeten gaan voeren. Geen beleid dus, waar bij men aan de ene kant adviezen van de werkende klasse, die tot verbetering kunnen leiden, afwijst, en aan de andere kant gretig adviezen aanvaardt om ver slechteringen toe te passen. De wethouder heeft gezegd, dat een redelijke basis van bestaan aanwezig moet zijn. Het is evenwel zo. dat de omstandigheden van de gardeniers op het ogen blik steeds nijpender worden. De noodkreten, die geuit worden in die kringen, mag men niet misverstaan. Wij hebben reeds de vorige maal op enkele tendenzen ge wezen n.a.v. artikelen, die verschenen waren in „De Landpachter", o.a. op de tendens van de prijsdaling. Daarbij komt echter nog het feit, dat het bestaan van de pachters steeds onzekerder wordt, omdat het mag de raad ook niet onbekend zijn - ettelijke duizenden kilo's groenten en fruit doorgedraaid worden. Het zal de wethouder en de raad voorts ook niet onbekend zijn, tegenover dit doordraaien van de producten(de heer Van der Schaaf (weth)Het gaat om percelen weiland. De heer Rutkens: Er is ook gardeniersland bij) geen enkele compensatie voor de tuinder staat, ook niet als hem het ongeluk treft, dat daarbij een groot deel van zijn producten is; hij heeft dit slechts te slikken. Aan de andere kant hebben wij reeds gewezen op het feit, dat wij formeel de landbouwboeren, die in hun bestaan bedreigd wordenSpr. vraagt de raadsleden: „Zijn de dames en heren uitgepraat Dan kan ik verder gaan. Het schijnt, dat men mij wil storen." De Voorzitter: U kunt zich niet tot de raadsleden wenden. De heer Rutkens: Het valt mij op, mijnheer de Voor zitter, dat U steeds naar Uw hamer grijpt, als wij ons maar verroeren op onze stoel. De Voorzitter: Ik wens geen aanmerkingen op mijn beleid te ontvangen. De heer Rutkens: U meet met twee maten. De Voorzitter: Ik ontneem U het woord. De heer Rutkens: Dat kunt U voorstellen. De Voorzitter: Ik schors deze zitting, wanneer U zich niet onmiddellijk stilhoudt. De heer Rutkens: U hebt dat voor te stellen aan de raad. De Voorzitter: Ik heb U het woord ontnomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 7 (bijlage no. 66). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 67). De heer Rutkens vestigt de aandacht op het feit, dat B. en W. voorstellen, om de post van f 3000,welke aanvankelijk was bestemd voor de massale doorlichting op t.b.c. en welke niet is besteed, van het nadelig saldo van de begroting over het dienstjaar 1953 af te trekken. Het verwondert ons, aldus spr., dat men het steeds heeft over Bescherming Bevolking, maar waar het be treft de werkelijke bescherming van de bevolking tegen eventueel voorkomende gevallen van t.b.c., neemt men het niet zo nauw. Dat deze wens niet alleen leeft bij ons, maar ook in andere lagen van de bevolking, blijkt bijv. ook uit het adres van het Algemeen Vrouwen comité „Tot Opbouw". Wij menen er goed aan te doen om B. en W. er op te wijzen, dat het doorlichten op t.b.c. van niet te onderschatten belang is. Uit de prac- tijk blijkt n.l. steeds weer, dat men dan op gevallen stuit, die men vroegtijdig kan opvangen. Als de massa doorlichting niet was geschied, had men deze gevallen niet bijtijds ontdekt, met alle nadelige gevolgen voor de desbetreffende personen. Wij moeten daarom ook een ernstig woord van critiek laten horen op het beleid, dat tot gevolg had, dat een post van f 3.000,die aan vankelijk besteed zou worden voor de massadoorlichting, niet is besteed. Met het voorstel van B. enW., om deze post van het nadelig saldo van het dienstjaar 1953 af te trekken, zijn wij het niet eens, aldus spr. (Stemmen: Wat dan?) Als men even geduld heeft, zal men bemerken „wat dan". Wij zijn er voorstanders van, om dit bedrag over te hevelen naar het dienstjaar 1954, omdat wij van mening zijn, dat de post, die voor 1954 is uitgetrokken, n.l. ook f 3.000,toch al reeds aan de lage kant is en o.i. een onvoldoende basis schept om intensief tot massa-doorlichting over te kunnen gaan. Wij weten natuurlijk niet, welke oorzaken er toe geleid hebben, dat de doorlichting niet heeft plaats gehad, maar wij zijn toch van mening, dat, welke die oorzaken ook mogen zijn geweest, men niets achterwege had moeten laten, om de doorlichting toch te kunnen doen plaats hebben. Wij hopen dan ook, dat B. en W., indien dit nog niet het geval is geweest, er in 1954 ernstig naar zullen streven om de massadoorlichting te laten plaats vinden. Mensen, die in diverse organisaties zijn vertegenwoordigd, kunnen dit aanbevelen. Dezen zijn mèt ons van mening, dat dit onderzoek meer dan bit tere noodzaak is. De heer Tiekstra (weth.) weet eigenlijk niet, waar over hij moet spreken: over de eenvoudige zaak van het afboeken van de post van f 3.000,van het nadelig saldo van de begroting over 1953 of over de doorlichting, waaraan de heer Rutkens ook nog enige woorden heeft gewijd. Spr. ziet de financiële kant van de vraag dus dood-simpel en het verbaast hem eigenlijk, dat een raadslid met zoveel vrijmoedigheid zich niet de moeite heeft getroost iets wijzer te worden op het gebied der begrotingstechniek. De heer Rutkens had kunnen we-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 2