4 5 in biropstermyn oan forboun is de adressant efkes to wizen op de dür fan de termyn. Dat bart op it ge- biet fan de bilêstingen ek, al kin it wêze, dat it der om bilangriker bidragen giet. Dizze man is nou syn rjocht kwyt. De wethaider seit wol, dat hy wol wer in forsiik ta it kolleezje rjochtsje kin, mar as it adressant mei- dield wurdt, dan wit hy it nou foar dit gefal mar. De hear Van der Schaaf (weth.) seit, dat it kolleezje kennis nommen hat fan de winsk fan de hear Van der Meer. Hy achtet him net kompetint om sunder de oare leden fan it kolleezje yn in gearkomst rieplachte to hawwen, hjir in tasizzing fan positive aerd to dwaen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 15 t.e.in. 21 (bijlagen nos. 101, 106, 107, 94, 108, 98 en 102). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 22. De heer Kamstra zou willen beginnen met mede te delen, dat het houden van deze interpellatie wordt ge steund door de heren P. J. Mani, K. de Jong, Mr. B. P. van der Veen en L. van der Meer. Met nadruk willen interpellant c.s. vooraf verklaren, dat het houden van deze interpellatie niet zo mag wor den gezien, alsof het college van B. en W. in enig op zicht niet voldoende aandacht zou schenken aan het woningprobleem in onze gemeente. Integendeel. Zij zijn daar voldoende van doordrongen, hebben respect voor deze arbeid en begrijpen ook de zware taak, waar voor de Directeur van het Bureau Huisvesting, welke functionaris ondanks alle arbeid zijn zorgen ziet toe nemen, zich gesteld ziet. Er wordt gebouwd en toch wordt elk jaar het aantal woningzoekenden groter en dit deed interpellant c.s. de vraag stellen, of het ver antwoord is, dat de raad van Leeuwarden nog langer wacht met zich uit te spreken. Dat zich uitspreken wil niet zeggen een discussiëren over het algemeen woning- beleid in onze gemeente. Neen, de genoemde leden van deze raad zouden het juist op prijs stellen, wanneer de besprekingen alleen zouden gaan over de conse quenties van het aan de gemeente Leeuwarden ver strekte bouwvolume voor de komende drie jaren, dus van 1954 tot en met 1956. Bijna elk jaar wordt bij de begrotingsbehandeling door leden van de raad gewezen op de onhoudbare woning positie en aan B. en W. gevraagd er bij Gedeputeerde Staten op aan te dringen, dat dezen hun medewerking zouden willen geven, opdat een ruimer bouwvolume voor Leeuwarden beschikbaar zou worden gesteld, maar uit niets is gebleken, dat ook maar enige verbetering door dit vragen is bereikt. Wanneer men in de bladen leest, dat de Minister van Wederopbouw als streefdatum aanneemt, dat in 1960 het woningprobleem is opgelost, dan vraagt men zich af, hoe dat voor Leeuwarden mogelijk zal zijn, wanneer in 1954 nog moet worden geconstateerd, dat de cijfers van de woningpositie voor onze gemeente nog steeds in ongun stige richting gaan en voor de eerstkomende drie jaren aan de gemeente Leeuwarden een bouwvolume is toegewezen voor: vervanging oude woningen 167 plus 6 Nederlandse Spoorwegen 173 woningen vrije besteding 619 plus 4 N.S. 623 woningen migratie 50 woningen centrumfunctie 54 woningen Totaal 900 woningen Door de Minister van Wederopbouw en Volkshuis vesting is op 22 September 1953 voor de jaren 1954 '56 het beschikbare bouwvolume vastgesteld en ver deeld over de verschillende provincies. Uitgegaan werd van een woningcontingent, groot 174.000 woningen in die drie jaar. De verdeling over de verschillende provincies was als volgt: Groningen 4200, Friesland 3450, Drente 4500, Overijssel 3800, Gelderland 18.300, Utrecht 9900, N.- Holland 25.200, Z.-Holland 36.900, Zeeland 1500, N. Brabant 22.500, Limburg 15.000 en N.O.-Polder 2300. Voor Friesland op Zeeland en de N.O.-Polder na dus de kleinste toewijzing. Voor reserve, bedoeld voor migratie en vervanging, werden vastgesteld 19.500 woningen. Dan werden nog 7000 woningen in reserve gehouden voor bijzondere doeleinden, zoals herbouw watersnood- schade, bouw van militaire woningen en woningen voor gerepatrieerden, benevens plotselinge industriële ont wikkeling. Deze 7000 woningen zullen in ieder geval elk jaar gebouwd worden, zodat er jaarlijks 65.000 woningen gereed kunnen komen. Het is moeilijk aan te geven hoe de verdeling over de verschillende provincies beoordeeld moet worden. Er is ongetwijfeld rekening gehouden met de woningbe hoefte in de onderscheidene provincies, doch met de toestand in eigen provincie en vooral in eigen gemeente voor ogen, lijkt interpellant c.s. de toewijzing voor Friesland en daardoor ook voor Leeuwarden zeer on gunstig. De Minister heeft op de joumalistenconferen- tie van 22 September 1953 als basis aangenomen, dat de gemeenten met de grootste procentuele woning tekorten in drie jaar ongeveer 46% en de gemeenten met de kleinste tekorten ca 13% van het totale tekort zouden kunnen inlopen. Maar dat lijkt er voor Leeuwarden niet op. Zelfs wan neer Leeuwarden zou worden gerangschikt bij de ge meenten met de kleinste tekorten en dus 13% zou moe ten inlopen, dan is dat bij de huidige verdeling van het bouwvolume niet mogelijk. De Minister heeft bij het beschikbaar stellen van het bouwvolume enige normen aangelegd en wel de vol gende 1. een raming van de toeneming van de woningbehoefte ten gevolge van de natuurlijke bevolkingsgroei; 2. een raming van de verandering van de woningbe hoefte ten gevolge van de migratie, waarbij de in vloed van vestiging en vertrek, zowel voor de bin nenlandse, als de buitenlandse migratie, in rekening is gebracht; 3. een raming van de woningbehoefte voor krot opruiming en sanering; 4. een raming van het in te lopen woningtekort. Wat punt 1 betreft, mag worden vastgesteld, dat in Leeuwarden een natuurlijke bevolkingsgroei valt te constateren en daardoor vermeerderde behoefte aan woonruimte. Punt 2. Bij dit punt schijnen de cijfers interpel lant c.s. in de steek te willen laten, want het vestigings overschot, zowel voor Leeuwarden als voor Friesland, is nogal sterk negatief. Dit bedroeg voor Leeuwarden in 1948 302, 1949 222, 1950 486, 1951 668 en voor 1952 443. Noemen we volledigheidshalve de cijfers voor Friesland, dan zijn deze voor 1948 4334, 1949 4426, 1950 3464, 1951 6036 en voor 1952 5940. Het feit, dat Friesland en ook Leeuwarden sinds 1948 voortdurend meer vertrekkende dan zich vestigende personen kent, is overigens allerminst een typisch na oorlogs verschijnsel. Reeds lang vóór de jongste wereld oorlog was Friesland een van de meest uitgesproken uitstotingsgebieden van ons land. Zou aan de hand van deze cijfers de conclusie moeten worden getrokken, dat migratie voor Leeuwarden eerder verlichting dan toe name van de moeilijkheden zou geven, het tegendeel is juist het geval. Volgens de interpellant c.s. verstrekte gegevens zijn de vertrekkenden meest alleenstaande personen, de in komenden juist gezinnen. Het aantal woningen, dat voor deze groep is uitgegeven, bedroeg over de eerste vier maanden van dit jaar 15 stuks, dat is in vier maanden 30% van het toegewezen volume voor de komende drie jaren. In 1953 heeft de migratie van Leeuwarden 45 wo ningen gevraagd. Als zeer nauw verwant aan de migratie moge even de aandacht gevestigd worden op de centrumfunctie van Leeuwarden, waarvoor aan onze gemeente 54 wo I ningen zijn toegewezen. Deze toewijzing is voor 1954 '56, doch de eerste vier maanden van 1954 hebben van Leeuwarden voor deze groep 59 woningen ge vraagd, n.l.: Provincie 6 woningen gemeente-ambtenaren 3 woningen onderwijzers 11 woningen grote industrie 15 woningen kleine industrie 7 woningen diversen 17 woningen 59 woningen Het toegewezen volume voor drie jaren, n.l. 54 wo ningen, is dus nu reeds overschreden. Het aantal benodigde woningen voor onderwijzers was vrij hoog in verband met de bouw van nieuwe scholen, pensionnering en overlijden van leerkrachten, enz. Het aan de industrie toegewezen aantal woningen lijkt in verhouding tot het totaal aantal toegewezen woningen zeer hoog, doch interpellant c.s. hebben de overtuiging, dat dit aantal in verband met de groei van de meeste bedrijven en de daardoor noodzakelijk geworden aantrekking van vakmensen en dit betreft zowel de grote als de kleine bedrijven voor de meeste bedrijven nog veel te klein is. Zij willen het personeelsverloop van slechts drie be drijven noemen; het aantal personeelsleden in 1947 en eind 1953. Dit was voor de Condens 235 tot 742, de Frico 312 tot 481, de Electro-Blikfabriek 192 tot 425; alleen voor deze drie bedrijven een vermeerdering van 909 personeelsleden. Z.K.H. Prins Bemhard heeft bij zijn bezoek aan Leeuwarden als zijn mening te kennen gegeven, dat het vraagstuk van de woningtoewijzing de industrie vestiging belemmert. De Prins constateerde, dat Fries land een grotere werkloosheid had dan andere provin cies en dat men deze kwaal niet kon genezen door te zeggen, dat de arbeiders, die hier geen werk kunnen vinden, maar moeten migreren of emigreren. Punt 3 van de aangenomen normen betreft de woningbehoefte voor krotopruiming en sanering. Dit is een punt, dat bij de Minister en ook bij Gedepu teerde Staten bekend zal zijn. Men mag aannemen, dat de Minister tijdens zijn bezoek aan Friesland en aan Leeuwarden op de hoogte zal zijn gebracht van het krottenprobleem, waarmee Leeuwarden als oude stad heeft te kampen. Van 1947 tot en met 1953 werden 205 onbewoonbaar verklaarde woningen ontruimd. Bovendien werden in deze jaren nog 118 woningen om andere redenen aan de woonruimte onttrokken, zodat de woningvoorraad in deze jaren met 373 werd verminderd. Hierbij blijft het echter niet. Bij het aantal woning zoekenden is een bepaalde categorie niet opgenomen, omdat deze een woning heeft en om een of andere reden een andere woning wenst. Dit aantal bedraagt 767 gezinnen. Volledigheidshalve worde deze groep toch even ge noemd, omdat men aan een groot gedeelte zo maar niet voorbij kan gaan. Onderverdeeld bestaat deze uit: bewoners v. duplex- en étagewoningen 21 gezinnen bewoners v. kleine arbeiderswoningen 390 gezinnen bewoners v. woningen van vóór 1875 322 gezinnen bewoners v. woonwagens en woonschepen 34 gezinnen Totaal 767 gezinnen In deze groep zijn dus 356 gezinnen opgenomen, die een heel oude woning, een woonschip of woonwagen bewonen. In totaal zijn er in de gemeente 81 woon wagens en 121 woonschepen. Het totale aantal is dus plm. 550 woningen/schepen/wagens. De oude woningen zijn grotendeels gebouwd in de wijk, gelegen tussen Rengerspark en Dokkumer Ee, de buurtjes aan het Ol- degalileën, Achter de Hoven, Harlingertrekweg, Vliet, tussen Oosterkade-Tweebaksmarkt, enz. Uitgaande van het ervaringscijfer van 35% als het aantal ingeschrevenen van deze groep, zal het aantal oude woningen in deze buurten plm. 900 bedragen. In de loop der eerstvolgende jaren zal de lijst van woning zoekenden dus nog met ruim duizend uit deze te sa neren wijken worden vermeerderd. Bij het toegestane bouwvolume voor de eerstkomende drie jaren is voor vervanging van oude woningen 167, plus 6 voor de Nederlandse Spoorwegen, is een totaal van 173 woningen beschikbaar gesteld. Van Januari tot en met April van dit jaar zijn 25 onbewoonbaar verklaarde woningen en 3 woonschepen en -wagens ontruimd, terwijl in dat tijdvak nog 20 wo ningen aan de bewoning zijn onttrokken. Dat is een totaal van 48 woningen in vier maanden, of 28% van het toegewezen volume over drie jaren. Punt 4. Een raming van het in te lopen woning tekort. Het behoeft geen betoog, dat bij het beschikbaar stellen van een zo minimaal bouwvolume van in lopen van het woningtekort geen sprake kan zijn. De conclusie moet dan ook zijn, dat het hanteren van de aangenomen normen voor onze gemeente teleurstel lend is. Volgens het verslag van het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht zijn vanaf 1946 tot en met 1953 de vol gende aantallen woningen gebouwd: door de gemeente 1185 (waarvan 109 duplexwon.) door woningveren. 615 (waarvan 50 duplexwon.) door particulieren 427 (waarvan 4 duplexwon.) Totaal 2227 (waarvan 163 duplexwon.) Deze cijfers zijn van de voltooide woningen. Op 31 December 1953 waren er nog 371 woningen in aanbouw, te weten: 63 van de gemeente, 146 van woningvereni gingen en 162 van particulieren. Stelt men nu direct daarnaast het aantal aanvragen dan bedroeg dit op 1 Januari 1948 2016 en op 1 Maart 1945 2545, waarbij men eigenlijk nog de genoemden uit groep C moet meetellen, doch daar deze aanvragers nog wonen, kan een gedeelte daarvan on genoemd blijven. Een aantal van 356, dat een héél oude woning, woonschip of woonwagen heeft, moet echter absoluut worden meegeteld, zodat het aantal woning- aanvragen minimaal gesteld moet worden op 2901. Op 1 Januari 1948 waren er 2016 woningzoekenden Op 1 Maart 1954 waren er 2901 woningzoekenden Toename 885 woningzoekenden Gebouwd werden 2227 woningen Ontruimd-onttrokken 323 woningen Aan de voorraad toegevoegd 1904 woningen Als de gemeente aan de vraag had willen voldoen zonder op het tekort in te lopen, dan hadden 1904 plus 885 is 2789 woningen bijgebouwd moeten worden. Dit is dus de normale aanwas plus migratie van 1 Januari 19481 Maart 1954 is plm. 6 jaar of per jaar ongeveer 465 woningen. Voor krotopruiming waren dan bovendien nog nodig 323 5 is 65 woningen. Deze toestand is voor onze gemeente beangstigend. Zo juist is even de aandacht bepaald bij de migratie en dan ziet men, dat de praktijk verschilt met verstrekte cijfers. Friesland heeft hoge cijfers voor emigratie, zo wel naar andere provincies als naar het buitenland. Nu is Leeuwarden met Friesland in een nieuwe fase ge komen. De nieuwe industrie laat de arbeiders niet meer verhuizen, maar zoekt de arbeiders op. De rede nering van de Minister, die zegt: „Omdat ze weg gaan, geen woningen", gaat dan ook niet meer op, want nu moeten ze weg, omdat er geen huizen zijn. Het wordt dus een cirkelredenering. Maar bovendien: Leeuwarden is Friesland niet. De emigranten komen meest van het platteland; daar blijft de bevolking constant, terwijl Leeuwarden nog steeds groeit. Als vaststaand moet men aannemen, dat Friesland te weinig bouwvolume heeft toegewezen gekregen en daardoor wordt ook Leeuwarden gedupeerd. Een tweede vraag is echter, of het weinige, dat Fries land toegewezen kreeg, wel op de juiste wijze over de gemeenten is verdeeld. Volgens het persverslag, opgenomen in de bladen van 23 September 1953, heeft het lid van Gedeputeerde Staten Mr. D. Okma als zijn mening te kennen gege-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 3