10 iiiU 11 De Voorzitter deelt mede, dat hij de twee moties van de heer Kamstra en zijn mede-ondertekenaren heeft ontvangen en dat deze thans ook onderwerp der be raadslagingen uitmaken. De heer Mani vindt het eigenlijk onnodig op te mer ken, dat hij c.s. aan het houden van deze interpellatie hebben medegewerkt. Toch wil hij wel zeggen, dat de wijze, waarop zij is gehouden, hun bijzonder aange naam is geweest. Wethouder Tiekstra heeft op een gegeven ogenblik gezegd, dat Leeuwarden van andere Friese gemeenten een aantal van 523 gezinnen moet overnemen. Mis schien is het niet helemaal juist wat spr. zegt, maar hij dacht, dat er een claim op de woonruimte van de gemeenten ligt. De mensen, die hier komen, hebben eigenlijk woonruimte afgestaan aan de gemeente, die ze hebben verlaten. Is die claim echter realiseerbaar? Waarschijnlijk dikwijls niet, in verband met het feit, dat van Leeuwarden minder mensen naar andere plaat sen in de provincie gaan dan omgekeerd. Is er dan niet een mogelijkheid om van de provinciale instanties een deel van de hiervoor benodigde woonruimte terug te krijgen? Misschien wil de wethouder daar antwoord op geven. De heer Rutkens zegt, dat ook zijn fractie de inter pellatie van de heer Kamstra toejuicht, te meer, omdat zowel uit wat de heer Kamstra naar voren heeft ge bracht als uit de kenschetsing van de situatie door de heren Tiekstra en Van der Schaaf overduidelijk is ge bleken, hoe men in de afgelopen jaren het woningpro bleem heeft aangepakt. Het is ook niet spr.'s bedoeling in dezen critiek te uiten op het college. Toch willen wij, aldus spr., opmerken, dat het in het verleden bij her haling ook de communistische fractie is geweest, die er, wanneer dit onderwerp ter sprake kwam, op heeft gewezen, dat het bouwvolume, dat in de afgelopen perioden aan Leeuwarden is toegewezen, onvoldoende was en dat het noodzakelijk zou zijn om niet alleen dit bouwvolume op te voeren, maar om ook het landelijk bouwvolume, zoals dat door de regering aan de Kamers ter goedkeuring wordt voorgelegd, drastisch te ver hogen. Uit de interpellatie van de heer Kamstra blijkt ook overduidelijk, dat, wil men kunnen spreken van een oplossing van het woningprobleem in de eerstkomende 10 jaar, men het volume, dat aan de gemeente Leeu warden is toegewezen, enorm zal moeten verhogen. Na 9 jaar woningbouwpolitiek is de situatie ontstaan, zoals deze door de interpellant en door de wethouders is gekenschetst. Maar hoe men vandaag ook zijn best heeft gedaan om hier en daar enkele mazen in het net te ontdekken, waardoor Leeuwarden nog enige wo ningen boven het huidige volume zou kunnen krijgen, er is toch eigenlijk niet voldoende maaswijdte, die het mogelijk maakt, dat het een volume krijgt, waarvan men met enige schijn van recht zou kunnen zeggen, dat het de woningnood hier ter stede in de komende periode werkelijk kan verlichten. Wij willen echter niet alleen even stilstaan bij de vraag, hoe het komt, dat in het verleden zo weinig sprake is geweest van bestrijding van de woningnood, maar ook bij het feit, dat vlak na de bevrijding aan de goegemeente werd gesuggereerd en wat min of meer werd geloofd dat deze woningnood in een 15- tal jaren zou zijn verdwenen. Spr. is van mening, dat de diverse fracties in de Tweede Kamer, met uitzonde ring van de communistische, de vijand op een verkeerde plaats hebben gezocht. Ze hadden hem moeten zoeken daar, waar ook wethouder Tiekstra hem in de aller eerste plaats heeft gezocht. Deze heeft n.l. gezegd, dat de woningnood vijand no. 1 is en dat is natuurlijk juist, maar als geluid van die zijde klinkt het ons een beetje vreemd in de oren, omdat wij in het verleden steeds hebben gehoord, dat vijand no. 1 ergens anders zat. Ais gevolg daarvan is de door de heer Tiekstra ge noemde vijand no. 1 verwaarloosd. Men heeft zich z.g. versterkt en gewapend tegen een vijand, die er niet is en in feite, ook volgens de heer Tiekstra, op het tweede plan behoort te komen. (De heer W. C. Dijkstra: U bedoelt de rheumatiek?) Op een dergelijke onsmake lijke opmerking wenst spr. niet in te gaan. Er is, zoals hij zoëven heeft betoogd, naarstig gezocht naar een op lossing, naar een bepaalde verruiming van het volume, dat thans aan de gemeente Leeuwarden is toegewezen. Wij moeten echter zeggen, dat dit, indien men het al leen hierbij zou laten, geen zoden aan de dijk zet, zoals de heer Van der Schaaf in feite reeds heeft toegegeven. (De heer Van der Schaaf: „Gezegd".) Er zou dus boven datgene wat reeds is aangegeven als minimum moge lijkheid een andere mogelijkheid aangeboord moeten worden en ook daartoe heeft de heer Kamstra een motie ingediend. Wij zouden ook hieraan onze steun willen verlenen, omdat wij niet alleen in het verleden steeds op de bres hebben gestaan voor het opvoeren van het bouwvolume, maar dit ook in de toekomst willen doen. Het dient zodanig verhoogd te worden, dat men met enige zekerheid kan zeggen, dat binnen af zienbare tijd de woningnood inderdaad tot het verleden zal behoren. Eén ding bevredigt ons, aldus spr., eigenlijk niet in deze motie, n.l. dat zij geen concrete cijfers noemt. Uit de interpellatie van de heer Kamstra is overduide lijk gebleken, dat, wil men spreken van een redelijke verlichting, het bouwvolume voor Leeuwarden zal moe ten worden gesteld op 465 stuks. Wij zijn van mening, dat men dan ook aan de minister bekend moet maken, hoe ver de wensen van de raad gaan. Ons tweede bezwaar tegen de motie is en dat kan natuurlijk mede liggen aan het systeem van formuleren dat niet genoeg tot uitdrukking komt, dat het voor namelijk ook Leeuwarden is, dat te weinig aan zijn trekken komt. Wij zijn van mening, dat men het bij een motie niet kan laten. Ook de heer Van der Schaaf heeft min of meer te kennen gegeven, dat hij op dit ogenblik geen mogelijkheid ziet om het totale bouw volume omhoog te krijgen, of er zou eventueel uit de reserve nog iets moeten zijn te krijgen. De mogelijk heden om uit de reserve te putten zijn echter ook zeer gering; want het kan de raad ook niet onbekend zijn, dat er zich reeds meer gemeentebesturen tot de minister van Wederopbouw hebben gewend, omdat ook haar bouwvolumes niet in overeenstemming waren met het geen nodig wordt geacht door de gemeenteraden. Wij zien daarnaast ook nog andere wegen. De minister zal waarlijk maar niet een-twee-drie aan de kant gaan voor een motie, ook al komt deze dan van de hoogste instantie in Leeuwarden: de gemeenteraad. Wij zouden daarom een oproep willen doen aan de bevolking van Leeuwarden om adhaesie te betuigen met de motie, die eventueel straks door de gemeenteraad zal worden aangenomen. Hierbij denken wij in de allereerste plaats aan de diverse partij-organisaties in Leeuwarden, aan de vakverenigingen en aan de vrouwen- en jeugdorga nisaties. Immers, ook zij alle hebben belang bij het feit, dat het bouwvolume in Leeuwarden belangrijk zal worden verhoogd. De raad moet straks terecht kunnen zeggen: wij hebben gestreefd naar het bevorderen van de mogelijkheid tot het stichten van gezonde gezinnen. Dat kan thans niet worden gezegd. In het verleden heeft de raad zich over deze kwestie nog te weinig uit gesproken. En wij juichen het dan ook toe, dat thans, voor de eerste maal, de vinger op de zere plek wordt gelegd. De hear Van der Meer hat ek mei niget de ynter- pellaesje heard en as hy in pear getallen goed ünthal- den hat, dan is it totale bouvolume yn dizze 3 jier 174.000 en is dêryn bigrepen in algemiene reserve fan üngefear 19.500. Dat is mear as 10% fan it totael. Nou hat de wethalder fan Iepenbiere Wurken sein, dat de Minister fan Ekonomyske Saken dêr al fêst 1500 wen ningen fan krige hat yn forban mei de yndustrialisaesje. Nou is spr. syn fraech: is it it kolleezje of de wet halder ek bikend, neffens hokker noarmen de minister dy algemiene reserve bisteegje sil Spr. soe wol sizze dat üt de sifers, dy't de rie joun fornijd binne, genóch blykt, dat de gemeente der brea- forlet fan hat om der flink hwat by to krijen, mar is it nou ek bikend, hokker arguminten men der bipaeld foar brüke moat De heer Tiekstra (weth.) antwoordt op de concrete vraag van de heer Mani, of voor het opnemen van 523 personen van buiten Leeuwarden geen claim is te krij gen, dat zo'n claim toevalligerwijze te realiseren kan zijn, maar het verkeer van de Friese gemeenten naar Leeuwarden is natuurlijk veel sterker dan in omge keerde richting. B. en W. hebben ook al in bepaalde ge vallen bouwvolume laten overschrijven. Als Leeuwar den een Friese gemeente om bouwvolume zou vragen voor één woning, kan dat voor zo'n gemeente 10% van het totale bouwvolume over drie jaar uitmaken, ter wijl er ook gemeenten zijn, die slechts 3 woningen voor 3 jaar hebben gekregen. Op het ogenblik is op het Departement van Wederopbouw en Volkshuisvesting in studie het z.g. chèque-systeem, dat onlangs door Apeldoorn is voorgesteld, maar daarover men houde het hem ten goede heeft spr. nog niet een vast omlijnde mening, omdat de gevolgen van de toepassing van het chèque-systeem nog niet helemaal duidelijk zijn. De maaswijdte van het net van de heer Rutkens is spr. te gering om dit net binnen te zwemmen. Aan de heer Van der Schaaf (weth.) geeft het be toog van de heer Rutkens geen aanleiding om daar verder op in te gaan. De hear Van der Meer, dy't frege, oft de noarmen bikend binne, dy't de minister hantearje sil by it for- dielen fan de reserve, moat spr. antwurdzje, dat de minister dy noarmen noch net frij-jown hat, dat B. en W. dy dus noch net witte, mar spr. wit wol üngefear yn hokker rjochting it giet. De tsjinsten en de siktarije arbeidzje dus oan de ar- gumintaesje. Konkrete noarmen binne der lykwols net. De hear Van der Meer freget dus mear as spr. bi- antwurdzje kin. De Voorzitter stelt nu voor de beraadslagingen te sluiten. Kan de raad daarmede accoord gaan, dan heeft deze nog te beslissen i.z. de beide moties, die door de heer Kamstra en zijn mede-ondertekenaren zijn inge diend. Spr. vraagt, of iemand der raadsleden stemming ver langt. Zo niet De heer Rutkens vraagt, of de moties op dit moment kunnen worden besproken. De Voorzitter: Neen, die zijn reeds besproken. De heer Rutkens meent, dat de raadsleden slechts eenmaal het woord hebben gevoerd. De Voorzitter: Dat is nu eenmaal de gang van zaken bij een interpellatie. Het is ten slotte de interpellatie van de heer Kamstra. Spr. heeft voorgesteld de beraad slagingen te sluiten, er is geen enkele oppositie ge weest en de beraadslagingen zijn dus gesloten. Het gaat nu alleen over de vraag, of iemand van de raads leden stemming over deze beide moties verlangt. Constaterende, dat de raad geen stemming verlangt, mag spr. aannemen, dat de beide moties zijn aange nomen. De moties eindigen met de woorden: „en gaat over tot de orde van de dag". De orde van de dag is, dat er niet meer punten op de agenda staan en dus sluit spr. de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 6