5 evenwichtige beeld zeker ten goede zal komen, mits deze kapel uiterlijk geheel gelijk wordt gemaakt aan die op het perceel Engelseplein no. 3 en niet gelijk aan die op het perceel van de heer Gros en de thans inge diende tekening. Het verschil zit voornamelijk in het al of niet toepassen van een klein overstek. Spr. zou zelfs in overweging willen geven om de heer Gros te verzoeken zijn eigen kapel alsnog in overeenstemming te brengen met die van het perceel Engelseplein no. 3. Meer wil spr. in eerste instantie niet over deze kwestie zeggen, maar hij zal verder gaarne de discus sies afwachten, alvorens eventueel een voorstel in te dienen. De hear Van der Meer liket it ta, dat de hear Boot- sma dizze kear sitten giet op de stoel fan de skientme- kommisje en spr. wit net, oft men as riedslid dat wol dwaen moat, hwant hy leaut, dat, as men dêrmei bi- gjint, men dy kommisje wol opdoekje kin. De foarige kear hat de hear Bootsma oer ditselde ünderdiel praet en doe hat spr. him meistimd, net om architektoanyske redenen, mar mear mei it each op de folkshüsfesting. De hear Gros sit yn in pand, dê.-'t hy tagelijk syn biropsromte yn hat. Spr. kin der hiel best ynkomme, dat san man net sa maklik in oar hüs fynt, dat him gaedlik ütkomt foar birop en hüshalding en dêrom hat hy doe mei de hear Bootsma meistimd. Spr. hat der net fierder op ynfrege, mar hy is fan miening, dat de hear Boomsma hjir privé wennet en dan wol spr. him leaver oanslute by it advys, dat it kolleezje nou jown hat. De heer W. M. de Jong vindt het aan de ene kant vervelend, dat een dergelijke kleinigheid hier besproken moet worden, maar het is nu eenmaal de taak van de raad in een dergelijk geval een standpunt te bepalen. En het is volkomen wettelijk, dat iemand in beroep komt bij de raad; in zoverre vindt hij toch wel vrij moedigheid om een oordeel te geven. Spr. heeft de vorige keer gezegd, dat hij in ieder geval de veizoeken, die terecht komen bij de raad, op hun eigen waarde wil beoordelen. Hij heeft zijn best gedaan nu ook een me ning te vormen, waarbij hij ter plaatse de zaak heeft bekeken. Het pand, waarop een dakkapel geplaatst moet worden, staat aan het Engelseplein in het korte gedeelte voor de knik, aan de kant van de Bildtsestraat. Er wordt gesproken van het gave en ongeschonden dakvlak, met name dat in de Bildtsestraat, en spr. heeft waardering voor gave en ongeschonden dakvlak- ken. Hij zegt dat met nadruk, want hij wil niet geacht worden te behoren tot hen, die met schoonheidseisen de spot drijven of deze te licht achten. Hij vindt het dakvlak aan de zuidwestzijde van de Bildtsestraat een prettig dakvlak. Dit stukje gaat echter practisch schuil achter drie bomen; men kan het alleen zien, als men van de Fonteinstraat af komt. Vanaf de Bildtsestraat wordt het aan het oog onttrokken en vanaf de over kant van het Engelseplein evenzeer. Nu toch over deze dingen door raadsleden-niet-deskundigen geoordeeld wordt, wil spr. als zijn persoonlijke mening te kennen geven, dat een dakkapel volstrekt niet uit de toon valt. Het sprjt hem, dat hij niet bevoegd is te oordelen als deskundige op het gebied van stadsschoon, maar hij is raadslid en moet mede beslissen. Hij is er volstrekt van overtuigd, dat een dakkapel, naast een andere dak kapel, mits gebouwd op precies dezelfde wijze als die andere en niet als die van de heer Gros deze dak kapel toch vindt spr. inderdaad niet schoon geen bezwaar oplevert. Daarom kan spr. niet met het voor stel van B. en W. meegaan, maar hij wil graag, even als de vorige keer, weer verklaren, ook om misverstand te voorkomen, dat niet iedere dakkapel, ook niet in die omgeving, zijn stem zal krijgen. De heer Van der Veen wil graag zijn stem voegen in het koor van hen, die over deze dakkapel hebben gesproken. Als spr. zich niet vergist, is de kapel van de heer Gros wel conform de eisen, die destijds voor die dak kapel zijn gesteld, gebouwd. Hoe dat echter ook zij, wanneer deze kapel van de heer Boomsma conform de dakkapel van het naastgelegen pand zal worden ge maakt, kan spr. zich er heel goed mee verenigen. Er spelen hier twee belangen door elkaar heen; het belang van de lieer Boomsma om meer slaapvertrekken te hebben spr. kan niet inzien, dat een privé of een zakelijk belang veel verschil maakt; h:j wil elk belang graag op zijn waarde schatten èn het be'ang van de welstand, dat hij ook wel in aanmerking wil nemen. Hij is het echter met de heren De Jong en Bootsma eens, dat dit laatste belang hier eigenlijk niet van gewicht is, omdat inderdaad dit stukje dakvlak van het Engelseplein niet één geheel vormt met het dak vlak in de Bildtsestraat. Hij gelooft, dat de schoon heid hier nauwelijks schade door lh'dt en dat in e'k ge val het nut, dat er mee wordt gediend, wel moet prae- valeren. Spr. vindt het jammer, met alle respect voor grote en gave en ongeschonden dakvlakken, dat hier een grote ruimte op het zuidwesten eigenlijk wordt afgesloten en dat daarmee zon en licht belemmerd worden toe te treden. De heer W. C. Dijkstra is het met degenen, die het verzoek zouden willen toestaan, niet eens. De onder havige zaak bewijst z.i. weer eens, dat het aanvaarden van een voorstel, dat een afwijking inhoudt van een algemene gedragslijn, steeds een bedenkelijke kant heeft. Het is nog maar nauwelijks een paar maanden geleden, dat de raad een soortgelijk geval bij de hand heeft gehad. En thans ligt dit voorstel er. Spr. is er van overtuigd, dat de raad binnenkort meer van der gelijke verzoeken te behandelen zal krijgen en zo ge zien gaat de betekenis van dit voorstel naar spr.'s gevoelens dan ook uit boven het veranderen van dit dakvlak. Spr. is zeer bevreesd, dat het voortzetten van wat rondom deze dingen geschiedt, leidt tot een toe stand, die het gemeentebestuur op een gegeven ogen blik uit de hand zal lopen en waardoor men een be schadiging van het stadsbeeld in verschillende gedeel ten van Leeuwarden zal krijgen. Het is op grond hier van, dat spr. zich graag wil scharen achter het voor stel van B. en W.; hij gelooft, dat het, op lange termijn gezien, het beste voorstel is, dat ter zake kan worden gedaan. De heer Stobbe kan, evenmin als bij de vorige ge'e- genheid, adressant het genoegen doen tegen het voor stel van B. en W. te stemmen. Discussie over deskun digheid en over de juistheid van het maken van een dakkapel kan achterwege blijven, maar toch is, ook met het nemen van het vorige besluit, een stelregel geweld aangedaan, die altijd in de bouwwereld gegol den heeft. Wat men in zijn jeugd heeft geleerd en wat door iedere architect altijd is aanvaard, is, dat men moet letten op de verhoudingen. En, hoewel hij zich niet opwerpt als deskundige, wordt tegen deze stelregel in deze omgeving, naar spr.'s vaste overtui ging, zwaar gezondigd door het aanbrengen van dak kapellen. Spr. sluit zich aan bij hetgeen door de heer Dijkstra is opgemerkt, n.l., dat uit het nemen van het vorige besluit de consequentie was te verwachten, waarvoor de raad nu vanavond is geplaatst. De heer Bootsma heeft gesproken over foto's in de Leeuwarder Courant en daar zou spr. ook even op willen wi,zen. Dit blad heeft een aantal kapellen van 42 genoemd, die er in die buurt zouden zijn. Spr. weet niet, of dit juist is; hij heeft ze niet geteld. Maar als zo wordt doorgegaan, dan gelooft spr., dat de naam Bildtsestraat zal moeten worden gewijzigd in „Kapel- lenlaan" of in „Laan der Zuchten". (Gelach.) De hear Santema hat mei oandacht harke nei de wurden fan de hear W. C. Dijkstra, mar hy moat dochs sizze, dat hy it net mei him iens is, binammen nat, nou t hy it sa sjocht, dat itjinge der yn it forline bard is mei in foarige dakkapel de rie eigentlik it oadium opliz..e soe, dat hy cé. mei de wei iepenet ta iderkear wer oare soartgelikense forsiken. Men moat by de dis kusje oer dit punt net forjitte, dat it by einbislüt giet om it greate earnstige fraechstik, cêr't de rie it al sa faek mei to dwaen hawn hat, n.l. it wenningfracchstik, De riedsleden witte dit allegearre wol en om nou to sizzen, dat de rie hjir under ynfloed fan hwat hjir earder bard is, dizze kwesje op 'e nij yn diskusje bringt, komt eigentlik de rie yn syn eare to nei. Mevr. Blanksma-Kok zegt, dat uit de stukken duide lijk blijkt, dat de heer Boomsma gebrek aan ruimte heeft en dus gaat zoeken waar hij de vergroting van zijn huis kan aanbrengen en dan heeft hij de keus tus sen de voor- en achterkant van het huis. Spr. zou in dezen in het bijzonder de aandacht op de hygiëne willen vestigen. Als de heer Boomsma een kamer moet bouwen aan de achterkant, zou hij pal op het noorden zitten en de noordkant is als plaats voor een slaapkamer erg ongeschikt. Bij nieuwbouw wordt er ten zeerste op aangedrongen zoveel mogelijk op het zuiden te bouwen. Spr. vindt, dat, daar deze man een dak heeft op het zuiden waar een kamer kan komen, deze plaats ook moet worden benut. Dingen als welstand enz. komen volgens spr. op de tweede plaats. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat verschil lende sprekers ook nu weer verschillende standpunten naar voien hebben gebracht; waar ze in overeenstem men, is, dat de heer Gros in het creëren van een dak kapel nu niet bijzonder gelukkig is geweest. De heer Bootsma kan deze dakkapel niet bewonderen en spr. zelf kan zich heel goed in dit gezelschap voegen. Hij heeft de kapel met enige aandacht bekeken en ze is spr. zacht gezegd niet meegevallen. Het doet hem genoegen, dat de raad het er ook mee eens is, dat deze oplossing nu niet bepaald een verfraaiing en een ver betering is geweest. Spr. wil zich van harte aansluiten bij hetgeen de heer W. C. Dijkstra heeft gezegd. De beslissing op dit tweede beroepschrift moet door de raad worden gezien als van verdere strekking dan het eerste, want spr. ziet aankomen, dat inwilliging door de raad van dit beroepschrift in de eerste plaats een reactie zal heb ben op de Schoonheidscommissie, wat op zichzelf niet erg is, maar we! zal de Schoonheidscommissie hieruit een bepaalde conclusie trekken en een lichtere maat staf gasn aanleggen wat betreft de welstandsbepalin gen t.a.v. dakkapellen. Men kan dat niet erg vinden, maar B. en W. vinden, dat het goed is, dat de Schoon heidscommissie de lijn, die ze tot nog toe heeft gevolgd, ook blijft volgen. Het tweede gevaar, dat spr. er in ziet, is, dat binnen kort no. 3 zich zal melden en dat het steeds verder zal gaan. De Leeuwarder Courant, die blijkbaar in de kom kommertijd enige ruimte beschikbaar heeft voor dit op zichzelf niet erg belangrijke geval, heeft 42 dak kapellen geteld. Als dit verzoek wordt ingewilligd, dan zullen het binnenkort zeker 72 zijn. En dan is men precies op een nalf „gros". (Violijkheid.) Spr. gelooft niet, dat men die kant uit moet; hij is de heer W. C. Dijkstra zeer erkentel.jk, dat hij dit ge zichtspunt naar voren heeft gebracht. De heer W. M. de Jong, die weliswaar het voornemen heeft elke dakkapel afzonderlijk te bekijken wat voortreffelijk is moet zich realiseren, dat, wanneer hier in het vervolg in successie door de raad beroep schriften over dakkapellen worden geaccepteerd, som mige mensen, die hun positieven minder goed bij elkaar hebben dan de raad ze behoort te hebben, op hol slaan. Hier is een bepaald „opzetje" aanwezig. Dat bhjkt ook uit het feit, dat dit beroepschrift is ingediend, nadat het beroep van de heer G.os is toegewezen. Voor der gelijke dingen komt de raad dus te staan. Spr. wil daar bepaald op wijzen; het is een zeer reëel element in de-e aangelegenheid. De heer Bootsma komt ten slotte, nadat hij de verschillende gezichtspunten tegenover elkaar heeft gesteld, tot de conclusie, dat hij dit voor stel niet kan volgen. Spr. zal geen zwaar geschut in stelling brengen om de heer Bootsma tot een ander aesthetisch inzicht te brengen. Wat het zwaarste voor hem is, moet het zwaarste voor hem wegen. Spr. voor zich staat volkomen achter het voorstel van B. en W. Hwat de hear Van der Meer opmurken hat, jowt stipe oan it ütstel fan B. en W. en spr. kin dér dus tankber foar wéze. De heer W. M. de Jong zei nog, dat deze dakkapel, tot het aanbrengen waarvan nu een verzoek is inge diend, vóór de knik in de Bildtsestraat komt en dat is juist, maar wanneer men op enige grotere afstand er voor staat, kan men deze dakpartij toch ook nog wel als geheel zien. In ieder geval heeft de Schoonheids commissie dit positief gedaan en spr. sluit zich daarbij aan, zij het dan tot zijn spijt in afwijking van de me ning van de heer W. M. de Jong. De heer Van der Veen heeft gezegd, dat hj de schoonheid en de welstand eigenlijk nauwelijks van be lang acht en heeft de „zonkant" van de zaak naar vo ren gebracht, evenals mevr. Blanksma. Wat de zon betreft, dit is ook een eigenaardig geval. In de eerste plaats schjnt ze niet veel, maar dat kan anders worden (spr. hoopt althans voor velen, dat het anders wordt), maar er is spr. gezegd en dat is ook juist dat deze huizen met de achterkant op het noordoosten staan en de morgenzon hebben. En het is idyllisch met de ochtendzon wakker te worden, al geeft ook spr. er de voorkeur aan, dat de zon van het zuiden komt. Maar ook de achterkant van het huis krijgt nog wel zon. De heer Stobbe heeft ten slotte het voorstel van B. en W. ondersteund en de heer Santema en mevr. Blanksma hebben het woonruimtevraagstuk, dat ook met het onderhavige punt annex is, er bij gehaald. Ir, dit verband wil spr. er toch op wijzen, dat dit element, hoewel het misschien reëel is, toch ook overdreven kan worden. Want het is wel merkwaardig, dat deze be hoefte aan woonruimte zich pas manifesteert twee maanden nadat de heer Gros van de raad gelijk heeft gekregen. Dat is wel heel toevallig. En wat het geval- Gros zelf betreft, ook daar is het woonruimte-element niet ter sprake gebracht, maar wat is gebeurd De heer Gros heeft de achterkamer afgebroken en van dat hout heeft hij aan de voorkant een kamer getim merd. Dus de behoefte aan woonruimte was er ten slotte niet. Spr. deelt dit even mee, omdat het argu ment „woonruimtebehoefte", dat met enige verve naar voren wordt gebracht, ten slotte met een korreltje zout moet worden genomen. Al met al is spr. van mening, dat de raad verstandig doet, om dit beroepschrift niet te accepteren en het voorstel van B. en W. te volgen, vooral om de bestuur lijke consequenties, die er aan vast zitten en die niet te overzien zijn, zoals reeds door verschillende sprekers is gezegd. De heer Pols heeft altijd grote waardering voor de manier, waarop de wethouder de voorstellen verdedigd, maar vanavond kan spr. er niet helemaal in komen. Hij begrijpt zo langzamerhand deze hele zaak niet meer. De heer W. C. Dijkstra zegt, dat men, als hier een beslissing wordt genomen in de zin als de heer Bootsma voorstelt, aanstonds telkens weer verdoeken als het onderhavige moet toestaan. Het is toch eigenlijk zo en spr. meent, dat hij als leek aan bij de wethouder als deskundige komt dat men bij het maken van een voorstel de jurisprudentie raadpleegt en op die jurisprudentie voortbouwt. Nu begrijpt spr. niet, dat dit voorstel van het college is gekomen. Hij had gedacht, dat het college direct al rekening had gehouden met de uitspraak van de raad van enkele maanden geleden. Spr. heeft, evena's de wethouder, geen bewondering voor de dakkapel van de heer Gros. Hij heeft dan ook tegen hem persoonlijk gezegd, dat hij eigenlijk iets anders had verwacht. De heer Gros kon er echter, nadat het ontwerp was goed gekeurd door de Schoonheidscommissie, niet meer iets anders van maken. (De heer Van der Schaaf (weth.): Het ontwerp heeft hier ter tafel gelegen.) De heer Stobbe wilde de Bildtsestraat de Kapellen- straat of de Laan der Zuchten noemen. Als de mensen daar maar prettig wonen, mag men om spr. de straat gerust zo'n naam geven. Er is behoefte aan uitbreiding van woonruimte. Er is gebrek aan grote woningen. Dat zijn de argumenten, waarom spr. tegen het voor stel van B. en W. is. Er wordt hier weer een woning groter gemaakt. Dat iemand, die overgevoelig is voor het aantasten van schoonheid, het aanbrengen van een dakkapel af keurt, wil spr. persoonlijk wel nemen, maar voor hem weegt het zwaai st het argument, dat men woningen moet hebben om er in te wonen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 3