8
9
van de raad t.a.v. deze materie mede van invloed is ge
weest op het tot stand brengen van hun voorstel; wat
zeer begrijpelijk is.
In de belangrijke Septemberweek, die Leeuwarden
zo meteen staat te wachten de raad heeft daarom
trent reeds nadere mededelingen ontvangen en het
schijnt, dat er mensen zijn, die al over een bepaald
programma beschikken zullen de gebeurtenissen
van zodanige aard zijn, dat men z.i. niet zal kunnen
ontkomen aan het gebruik maken van de mogelijkhe
den, die de Winkelsluitingswet in dit opzicht biedt,
maar er zijn hier toch ook grenzen. In het adres van
de Leeuwarder Middenstandsraad leest spr. het vol
gende: „De stad behoort gedurende de gehele avond een
aantrekkelijk en fleurig beeld te bieden." Z.i. zal ech
ter een onderbreking van IV2 uur elke avond daar
toch niets aan afdoen. Vele inwoners zullen toch van
die 1% uur gebruik maken om even te verpozen of van
hun werk naar huis te gaan om daar iets te gebruiken
en dan om half acht de stad in te gaan. De buiten
landers zullen, zo stelt spr. zich voor, het in het ge
heel niet onaangenaam vinden, dat de winkels van
67Vi uur gesloten zijn, omdat zij dan ook wellicht
behoefte zullen gevoelen de gelegenheden, waar zij iets
kunnen gebruiken en die er in de stad genoeg zijn, te
bezoeken.
De bewuste 1V& uur, waar spr. zo meteen nader op
terugkomt, zijn hij heeft in dat opzicht ook ver
schillende inlichtingen bij de middenstand zelf inge
wonnen bij dergelijke feestelijkheden niet de koop-
tijd bij uitnemendheid. De fleur en aantrekkelijkheid,
waar het adres van de middenstand van spreekt, is
z.i. en hij vermoedt, dat meerderen er zo over denken
niet altijd even geschikt, vooral niet voor onze op
groeiende jeugd. Dit is spr. wil hier niet verder op
ingaan een onderdeel, dat wellicht meer de morele
kant van de zaak betreft, maar zij heeft daarnaast toch
ook een belangrijke sociale strekking. Spr. denkt hier
bij aan de positie van de vele werknemers in Leeuwar
den. Voor velen zal het voorstel van B. en W. hierop
neerkomen, dat in die week een extra werktijd van 16
uur zal worden gemaakt. Als de Woensdagmiddag
sluiting wordt opgeheven voor die branches, waar ze
op het ogenblik voor geldt, zal dat voor het personeel
tot gevolg hebben, dat in die week een overwerktijd van
ongeveer 20 uur zal worden gemaakt. Spr. noemt dat
geen kleinigheid. Grote zaken zullen zich er misschien
voor lenen een roulering tot stand te brengen. Dan
zou niet al het personeel de uren van 610 's avonds in
de zaken aanwezig behoeven te zijn; dit beperkt zich
alleen tot de grotere zaken.
Spr. wil er verder nog op wijzen, dat tal van zaken
lieden de genoegens van de stad, zoals men dat noemt,
gaarne zullen meemaken, terwijl hun personeel in de
zaak moet blijven.
Er zijn ook tal van zaken, die bij dergelijke gelegen
heden weinig verkocht hebben en daarom hun zaak
maar liever gesloten lieten. Dat is een conclusie, die spr.
ontleent aan een door de organisaties ingesteld onder
zoek bij verschillende middenstanders, die op het stand
punt staan, dat hun zaak op de desbetreffende uren of
avonden niet open behoeft te zijn. Spr. wil er even op
wijzen, dat de kooplust vooral schijnt te gaan in de
richting van het z.g. snoepgoed, tabaksartikelen en niet
te vergeten ook alcoholhoudende dranken.
Ook op een ander punt zou spr. even willen wijzen.
In het adres van de Leeuwarder Middenstandsraad en
de Raad van het Grootwinkelbedrijf staat verder het
volgende: „Wij zijn er van overtuigd, dat de werkgevers
hun personeel voor extra uren met een behoorlijke ver
goeding zullen belonen". Daar nu is spr. lang niet van
overtuigd. Het is hem gebleken de werknemersorga
nisaties hebben hem te dien opzichte mededelingen ver
strekt dat er nog tal van middenstanders zijn, die
daaraan niet willen voldoen. Nu is er te dien aanzien
geen bepaald voorschrift en spr. zou door hierover te
spreken buiten de orde zijn, omdat de raad in dit op
zicht geen zeggenschap heeft. Daartegenover staat ech
ter, dat het adres van de Leeuwarder Middenstandsraad
en de Raad van het Grootwinkelbedrijf toch aan de raad
was gericht.
Spr. wil hiermede eindigen. Hij meent er genoeg van
te hebben gezegd. Daaruit blijkt voldoende, dat hij op
het standpunt staat, dat door de personeelsorganisaties
een zeer tegemoetkomende houding is aangenomen en
daarom is hij dan ook zo vrij, om, mede namens de heer
Stobbe, het volgende voorstel bij de Voorzitter te de
poneren
„Ondergetekenden stellen het volgende voor:
Het in artikel 2, onder c, en in artikel 8, onder c,
van de Winkelsluitingswet gestelde verbod geldt niet
op 7, 8, 9 en 10 September 1954 gedurende de tijd van
19!£22 uur."
De Voorzitter deelt mede, dat het voorstel, dat de
heer Wiersma zojuist heeft voorgelezen, bij hem is in
gekomen. Dit maakt thans eveneens deel uit van de
beraadslagingen.
De heer Mani moge ook een zinsnede uit de raads-
brief aanhalen. „Zoals uit dit verzoek zal blijken, is ter
zake overleg gepleegd met de werknemersorganisaties",
enz. Het gaat spr. om dit gedeelte van de zin. Hij vraagt
hem te willen toestaan over dit overleg iets te zeggen,
omdat de gehele sfeer, waarin deze dingen zich af
spelen tussen de werknemers- en middenstandsorgani
saties, niet goed ligt.
Het was midden Juli van dit jaar, toen bij een van de
werknemersorganisaties telefonisch bericht binnen
kwam, dat de Leeuwarder Middenstandsraad en de
Raad van het Grootwinkelbedrijf gaarne de volgende
dag een bespreking zouden hebben met een vertegen
woordiger van die organisaties. De volgende morgen,
een half uur voor de aanvang van de bijeenkomst, kwam
de laconieke mededeling, dat men verhinderd was (wat
natuurlijk kan voorkomen), maar dat men gaarne des
avonds 6 uur deze bijeenkomst zou willen houden. De
afgevaardigde der werknemersorganisaties was om 6
uur 's avonds aanwezig, de heren van de Leeuwarder
Middenstandsraad kwamen voor een deel om 10 over 6,
voor een ander deel 20 minuten daarna. Dat doet voor
het begin min of meer vreemd aan. De Raad voor het
Grootwinkelbedrijf was in het geheel niet vertegenwoor
digd. Er werd mededeling gedaan, dat de Raad van het
Grootwinkelbedrijf en de Leeuwarder Middenstandsraad
van plan waren bij het college een verzoek in te dienen
om de winkels in de week van 6 t.e.m. 11 September,
dus gedurende de dagen Maandag t.e.m. Zaterdag, ge
opend te mogen hebben tot 10 uur 's avonds en ver
zocht werd schriftelijk mededeling te doen hoe de orga
nisaties daar tegenover stonden. Dat laatste was ook
in verband met het feit, dat de werknemers zich op
het standpunt stellen, eerst in eigen kring de zaken te
bespreken. Dat overleg heeft plaats gevonden en de
drie organisaties hebben er elk een ledenvergadering
over gehouden. Dat resulteerde in een antwoord aan de
Leeuwarder Middenstandsraad, waarin zij mededeelden,
dat de organisaties der winkelbedienden er mee accoord
konden gaan, dat de zaken open zouden zijn op Dins
dag, Woensdag en Donderdag van 19 Vs tot 22 uur. Hier
lagen dus twee voorstellen en nu was dus de periode
zo zou men normaal gesproken zeggen van over
leg aangebroken. Maar eerst op 17 Augustus van dit
jaar kwam van het stadhuis het verzoek aan de werk
nemersorganisaties daar te komen, omdat van de Leeu
warder Middenstandsraad en de Raad van het Groot
winkelbedrijf het voorstel was binnengekomen om de
winkels open te stellen op Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Vrijdag tot 10 uur; de Maandag en de Zaterdag
had men dus laten vervallen.
Dit wetende, kan men moeilijk meer spreken van
overleg. De werknemersorganisaties hebben toen nog
iets gedaan wat misschien niet geheel in overeenstem
ming was met wat haar leden wensten. Dat is, dat ze
ook met openstelling op Vrijdagavond accoord zijn ge
gaan. N.a.v. dit „overleg" kan spr. namens zijn fractie
verklaren, dat het in de toekomst toch wel heel moei
lijk zal zijn om aan een dergelijke regeling mede te
werken, wanneer de middenstand en het grootwinkel
bedrijf geen voldoende waarborgen geven, dat inderdaad
overleg plaats vindt.
Spr. heeft het genoegen gehad de ledenvergadering
van een van die organisaties te leiden. Hij zegt met
nadruk „genoegen", want op die bijeenkomst is hem
toch wel zeer duidelijk gebleken, dat van de kant van
de werknemers het belang van manifestaties, zoals die
in September zullen worden gehouden, wordt begrepen
en dat ze volledig willen medewerken aan alles wat
voor dat doel nodig is; ze willen dus ook wel langer
werken. Maar deze mensen zeggen zeer terecht: „Het
moet toch ook enige zin hebben". Spr. kan zich volko
men aansluiten bij de heer Wiersma: de uren van 18
19'2 zijn werkelijk geen uren, waarop er personeel in
de winkels moet zijn. Bij vorige gelegenheden heeft men
ook wel eens opgemerkt: als de winkels niet open zijn,
krijgt de stad een doods aanzien. Maar dat is nu een
maal altijd zo. In de desbetreffende week van Septem
ber zal dat misschien in mindere mate het geval zijn,
maar de bevolking blijft haar zaken gewoon afdoen en
zal op de gewone tijden blijven eten en mensen van
buiten de stad kiezen die tijd uit voor hun diner enz.
Spr. kan dan ook persoonlijk met het deel van het voor
stel van B. en W., dat inhoudt de winkels ononderbro
ken van 's middags af tot 10 uur 's avonds open te hou
den, onmogelijk accoord gaan en hij schaart zich gaarne
achter het voorstel van de heren Wiersma en Stobbe.
De heer Pols was eigenlijk niet van plan over deze
zaak iets te zeggen, maar wil dit toch doen, speciaal
n.a.v. hetgeen de heer Wiersma heeft opgemerkt; an
ders zou men er uit kunnen afleiden, dat hij het met
de heer Wiersma eens is. Eerlijk gezegd, had hij van
de heer Wiersma een ander standpunt verwacht. Ik
neem het U echter niet kwalijk, aldus spr., want U is
geen zakenman. (De Voorzitter: U spreekt tot de
Voorzitter.) Als de heer Wiersma winkelman was, zou
hij met meer deskundigheid kunnen spreken. Het is
heel eigenaardig, dat men hier steeds weer bij gebeur
tenissen als de komende een debat krijgt; dat er tel
kens weer gezocht wordt om nieuwe argumenten, die
er zo langzamerhand niet meer zijn. Men is zo zoet
jesaan aoodgepraat. Men zegt telkens hetzelfde. Er zit
voor spr. iets raadselachtigs in. Men heeft van de zijde
der overheid 21 dagen gegeven voor ontheffing en nu
begrijpt spr. eerlijk niet, dat de raad eindeloze betogen
houdt over de vraag, of die 21 dagen zullen worden ge
bruikt of niet.
De heren Wiersma en Mani spraken over de beteke
nis van de avonduren van 181914- Spr. heeft van
middenstanders gehoord, dat dit vooral in de desbe
treffende week zelfs heel belangrijke uren zijn, omdat
men 's avonds om 8 uur weer naar de tentoonstelling,
de Boerderij of andere evenementen trekt.
Het gaat hier om de mensen, die van buiten de stad
komen. Zij dienen voor de avonduren hier vastgehouden
te worden. En hun moet zoveel mogelijk worden geboden.
Het blijkt, dat er altijd nog verschil van mening is
over de opvatting, dat een stad met gesloten winkels
een dode stad is. De heer Wiersma heeft zelf gezegd, dat
roulering mogelijk is en spr. gelooft, dat grote bedrijven
deze ook wel zullen toepassen. Op één ding wil hij hier
nog met klem wijzen. Men denkt helemaal niet aan de
kleine zelfstandigen. Het is heel aardig, eens precies
te weten hoe dat aantal ligt. Er is vooral in de branches
sigaren en chocola een aantal winkeliers, die alles zelf
doen, die met personeel totaal niets te maken hebben en
die in zo'n bijzondere week wel een korreltje mee willen
pikken. Maar over hen wordt eveneens het veto uitge
sproken: Andere zaken dicht, jullie ook dicht. Spr. ziet
dit als erg belangrijk.
Wat de avonduren betreft, het is mogelijk, dat en
kele middenstanders niet betaald hebben. (De heer
Wiersma: Dit is een groot aantal.) De Leeuwarder Mid
denstandsraad vraagt opgave van die gevallen, opdat
met deze mensen kan worden gepraat. Men kan over
deze dingen uiteraard van mening verschillen. Spr.
meent, dat de winkelbedienden 52 uren per week mogen
werken en dat zij niet meer dan 42 uren werken. Is
het nu zo erg, in één week een paar uren meer te wer
ken? Wat is een overuur en wat niet? Hij vindt het
reëel, dat men in de kringen van de middenstand de
kwestie van de niet-betaalde overuren wil onderzoeken.
Tot nog toe zijn er nooit klachten binnengekomen. Spr.
wil hier met klem aan toevoegen, om er niet een mis
verstand over te krijgen, dat hij persoonlijk van mening
is, dat overuren betaald moeten worden. En reële men
sen zullen dit ook wel degelijk doen. Er zullen uitzon
deringen zijn, maar daar moeten anderen niet de dupe
van worden.
De heer Wiersma heeft het gehad over de gevaren
voor de jeugd, maar moet de middenstand gebruikt
worden om de jeugd in zekere zin op te voeden? De
alcoholische dranken, die in een paar winkels in Leeu
warden worden verkocht, worden er door de heer Wier
sma bijgesleept om het drama zo overtuigend mogelijk
op te voeren.
Over de manier van overleg weet spr. heel weinig;
in de beoordeling daarvan wil hij dan ook niet treden.
Hij wil graag informeren, hoe dit gegaan is. Hier is
van twee kanten wat gegeven en wat genomen. De
Leeuwarder Middenstandsraad heeft een dag prijs ge
geven en van de andere kant is men ook met een dag
aan de wensen tegemoet gekomen. Dat men later een
hoger college heeft opgezocht, vindt spr. helemaal niet
zo vreemd.
Hij zou in het belang van de middenstand willen vra
gen om het voorstel van B. en W. aan te nemen.
It liket de hear Van der Meer ta, dat de rie him yn
it foarste plak hat öf to freegjen: hwat fine wy yn it
bilsng fan de stêd? Dan kin men dér fansels üngelikens
oer tinke, mar spr. fynt en dat is joun al mear sein
dat de stêd sa attraktyf mooglik wêze moat yn dy
wike. En as men nou bitinkt, dat al de „büten"-min-
sken, dy't hjir forwachte wurde, net allinnich üt de
provinsje en Nederlan, mar ek üt oare lannen komme,
dan liket it spr. is béste ta, dat de winkels ek fan 6
10 Ore jouns iepen binne. Der sil miskien yn dy uren
net safolle forkocht wurde, mar spr. kin him hiel bést
bigripe, dat minsken üt oare lannen hielendal gjin bi-
gryp hawwe oer de winkelsluting yn Nederlan en leafst
sa frij mooglik wêze wolle om to gean hwer't hja sin
oan hawwe.
Spr. is der wol foar, dat partijen yn dit gefal de
middenstan en de wurknimmers it iens binne of
safier mooglik iens binne, mar hy leaut net, dat de
rie him dér allinnich op talizze moat. De riedsleden
sitte hjir net allinnich foar de middenstan en de wurk
nimmers, mar hja moatte oertinke: hwat fine wy yn
it bilang fan de stêd
De heer K. de Jong zegt, dat het misschien niet nodig
is, na de vele woorden, die hier al over deze aangelegen
heid gesproken zijn, er nog weer vele woorden aan te
wijden. Spr. zou speciaal aan het adres van de heer
Mani willen zeggen, dat hij het ten zeerste betreurt,
dat het overleg niet op betere wijze kan worden ge
voerd. Hij zou ontzettend graag zien, dat beide partijen
beter, royaler en anders dan tot nu toe zouden hande
len bij het overleg. Dat is in het algemeen belang en
dat moet beide partijen ook voor ogen staan.
Spr. weet niet, hoe de zaak deze keer getracteerd is;
de vorige keer heeft hij het overleg meegemaakt. Hij
heeft wel de indruk, dat de Bedrijfsunie moeilijk is te
benaderen. Men kan weinig behoorlijk voor den dag
komen met dit overleg. Als het zo gaat, is het geen
wonder, dat de samenwerking niet gelukken wil. Het
moet anders. Met deze wijze van handelen dient men
noch de zaak van de middenstandsorganisaties, noch
die van de vakbeweging. Spr. wil graag meewerken om
onaangename elementen uit de besprekingen te weren.
Wat hij er aan kan doen, zal hij niet nalaten. T.a.v. het
compenseren van de overuren zijn vele middenstanders
bereid te doen wat er aan te doen valt. Dan is het enige
middel, dat de vakorganisaties in eigen kring de zaak
ter hand nemen, de in gebreke gebleven middenstan
ders opsporen en dan via overleg in groot verband zien
de zaak voor elkaar te krijgen. Spr. wenst haar hierbij
van harte succes toe. Het is ook zijn persoonlijke wens,
dat de misverstanden zo spoedig mogelijk uit de weg
geruimd worden, opdat het niet voldoende compenseren
van de overuren zich niet zal herhalen.
Thans wil spr. enkele opmerkingen maken aan het
adres van de heer Wiersma; met diens voorstel kan hij
niet accoord gaan. Wanneer hij echter zegt, dat het bij
de voorgestelde ontheffing maar om enkele midden
standers gaat, dat een heel groot deel van de midden
stand er dus niet bij betrokken is en er niet veel voor
gevoelt, dan slaat dit naar spr.'s mening niet op de
middenstanders in het centrum, maar meer op die in