2
3
Voorgesteld wordt dit schrijven te behandelen bij punt
14 van de raadsagenda;
c. een besluit van burgemeester en wethouders tot het
geven van straatnamen in Leeuwarden-West;
d. bericht van verhindering van de heer Schootstra.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punten 2 en 3 (bijlagen nos. 227 en 229).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 4.
Benoemd wordt mevr. Dr. A. C. A. Blanksma-Kok,
met 30 stemmen (2 biljetten blanco).
Punt 5 (bijlage no. 242).
Benoemd worden: de heer J. Tiekstra, met 30 stem
men (de heren Beeksma en Wijkstra elk 1 stem) en
de heer J. Bootsma, met 19 stemmen (de heer Van der
Meer 9 stemmen, de heer Van Balen Walter 2 stemmen
en 2 bilj. blanco).
Punt 6 (bijlage no. 236).
De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt:
a. leraar in de Duitse taal en letterkunde:
G. F. Faber te Sneek;
b. leraar in de Franse taal en letterkunde:
Y. van der Zee, alhier;
c. leraar in de Wiskunde:
J. A. Tolsma, alhier.
Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen.
Punt 7 (bijlage no. 237).
De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt:
a. leraar in de Wiskunde:
N. Jongschaap te Heerenveen;
b. lerares in de Lichamelijke Oefening:
mej. T. P. G. Waalkens te P.lijham (Gr.).
Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen.
Punt 8.
De aanbeveling van het college van curatoren luidt
als volgt:
mej. T. P. G. Waalkens te Blijham (Gr.).
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
De heren Santema en Van der Veen vormden het
stembureau.
Punten 9 t.e.m. 13 (bijl. nos. 239, 228, 241, 243 en 230).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 240).
Wanneer de heer Bootsma mede namens het meren
deel van zijn fractie het woord vraagt over dit zeker
zeer belangrijke punt, dan is zulks niet om bezwaar te
maken tegen het stichten van een nieuwe ambachts
school. Integendeel, bij spr. staat voorop, dat deze
school er zal moeten komen, maar wel rijzen de nodige
bedenkingen tegen de gekozen plaats; deze is voor dit
schoolgebouw zeker gunstig te noemen, doch dit geldt
niet in mindere mate voor de tegenwoordige bestem
ming van het terrein. Dit blijkt trouwens ook duidelijk
uit de raadsbrief en spr. kan zich indenken, dat ook het
college in dezen voor een moeilijke beslissing heeft
gestaan. Hij is er van doordrongen, dat, wanneer de
raad het college niet zou kunnen volgen, zulks ernstige
consequenties zou kunnen meebrengen, maar hij ver
trouwt, dat B. en W. begrip zullen hebben voor spr.'s
weifeling in dezen. Alvorens zijn houding definitief te
bepalen, zou hij gaarne vernemen, of ook is onder
handeld over een mogelijk ander terrein voor de bouw
van een ambachtsschool en of het college bij zijn over
wegingen heeft gedacht aan het terrein van de voor
malige proeftuin aan de Huizumerlaan, hetwelk ook gun
stig is gelegen t.o.v. het station en zeker wanneer men
via het terrein van de vroegere veiling of eventueel
tegenover de Raadhuisstraat op het terrein-Boringa een
doorbraak mogelijk maakt. Is echter de nabijheid van
autobusstation en spoor voor deze school dermate be
langrijk, dat een zeer gunstig gelegen sportterrein daar
aan ten offer moet vallen? Spr. meent zulks te moeten
betwijfelen. Een belangrijk deel van de ambachtsschool
leerlingen immers begeeft zich per fiets naar de school,
ofschoon wellicht de geprojecteerde kopcursussen enige
verschuiving van dit beeld zullen geven. Als de school
evenwel in de nabijheid van de rondweg komt, zal voor
de leerlingen in- of uitstappen bij een halte mogelijk
zijn; dan zijn zij niet allen gebonden aan de centrale
halte.
Spr. wil zich in eerste instantie onthouden van een
concreet voorstel en gaarne het antwoord van de be
trokken wethouder afwachten. Deze zaak kan z.i. zeer
zeker op heel bevredigende wijze zowel in het belang
van de ambachtsschool als in dat van de sportbeoefe
ning worden opgelost.
De heer It. de Jong kan zich grotendeels aansluiten
bij de woorden van de heer Bootsma. Ook spr. is van
mening, dat er inderdaad een ambachtsschool moet
komen. Daar is men het hier allen wel over eens, maar
het is juist de vraag, of er een andere plaats voor is
te vinden. Spr. persoonlijk gelooft in zijn fractie is
men het over dit punt niet geheel eens dat de vraag,
die de raad in het bijzonder zal bezighouden, is, of deze
school in het centrum moet staan. Als het mogelijk is,
zal het zeer wenselijk zijn, maar aan de andere kant
vraagt men zich af, of het helemaal uitgesloten moet
worden geacht, dat de school min of meer aan de bui
tenkant van de stad komt. Spr. gevoelt dit niet als een
overwegend bezwaar. Hij denkt aan de school voor de
biele en imbeciele kinderen, die bij de begroting is aan
gekondigd; het lijkt hem toe, dat een centrale ligging
voor deze school nog veel meer nodig is. De leerlingen
zijn uiteraard kleinere kinderen, die ook vaak van bui
ten moeten komen; het probleem van de afstand klemt
hier dus meer. Men zal met scholen in de toekomst
nog wel eens vaker klem zitten in het centrum van de
stad, zodat de argumenten voor en tegen ook wel weer
aan de orde zullen komen. Wanneer dit voorstel zal
worden geaccepteerd, zal men voorlopig een zeer groot
tekort aan sportruimte hebben. Het thans bestaande
tekort aan speel- en sportvelden in Leeuwarden zou on
rustbarend groter worden, met alle gevolgen van dien.
Als spr. goed is ingelicht, gebruiken momenteel vele
scholen, zoals de Rijkskweekschool, de Meisjes-H.B.S.,
de Gem.-H.B.S., de u.l.o.- en v.g.l.o.-scholen en diverse
lagere scholen de velden aan de Fonteinstraat zeer in
tensief voor openluchtspel en voor athletiek. Andere
terreinen, zoals Cambuur, dat in hoofdzaak in handen
is van een tweetal grote voetbalclubs, en het terrein aan
de Bomiastraat, komen niet in aanmerking voor ver
vanging, omdat ze niet door de scholen mogen worden
gebruikt of omdat ze al bezet zijn. Clubs uit het z.g.
afdelingsvoetbal, als bijv. de R K. club M.K.V., komen
in nog grotere moeilijkheden, omdat zij in het geheel
geen oefenterrein meer hebben en geen „thuis"-wed-
strijden meer kunnen spelen. Ook het bedrijfsvoetbal
komt zonder terrein. Aan de bedrijfscompetitie doet
zeker een 20-tal elftallen, verdeeld in twee groepen, mee.
's Zomers speelt elke ploeg op het Fonteinland een 18-
tal wedstrijden. Dit is een tak van sport, die voor vele
bedrijfsleden en huisgenoten van grote recreatieve be
tekenis is. Sportmanifestaties, zoals korfbal- en voet-
bal-tournooien, onlangs door de Chr. Sportvereniging
„De Leeuwarder Zwaluwen" georganiseerd, zullen vrij
wel onmogelijk worden, omdat in Leeuwarden nergens
een zo grote speelruimte in één vlak aanwezig is; an
dere sportcomplexen zijn in wezen in handen van enige
„groten", d.w.z. de Voetbalverenigingen „Leeuwarden"
en „Frisia", welke gebonden zijn aan bondsbepalingen.
Grote kinder- en schoolmiddagen kunnen alleen maar
goed op grote speelterreinen worden gehouden. Spr.
denkt aan feesten van „Oranje-Nationaal" e.d. Ook al
zou er sprake zijn van vervanging van deze terreinen in
fc.ö-f1 *as
de toekomst, dan nog gaat er ontzettend veel verloren.
De goede gewoonte om tussen de bebouwing terreinen
te bewaren voor actieve recreatie dat is bestrijding
van het massajeugd-probleem gaat voor actieve ge-
interesseerden volkomen te niet. Telkens weer ver
schuiven van de bestaande terreinen naar de buitenrand
is niet wel houdbaar, omdat deze terreinen dan prac-
tiseh onbereikbaar worden voor de „buurt". Men moet
zich dan voorbereiden om uit te gaan. Voor de scholen
worden deze steeds verplaatste velden geheel onbe
reikbaar.
Ten slotte moge spr. even herinneren aan de gegevens,
die B. en W. destijds verstrekt hebben bij het stichten
van een sportterrein aan de Greunsweg. Toen is een
overzicht gegeven van het aantal sportvelden, dat Leeu
warden had in verhouding tot plaatsen van gelijke
grootte en toen bleek duidelijk, dat Leeuwarden ver
achteraan kwam, dat het als plaats met een groot in
wonertal lang niet mee kan doen en dat hier een
schreeuwend tekort aan sportvelden is. Dat wordt wel
ingelopen door het sportveld, dat nu in aanleg is, maar
het zal nog lange tijd duren, voordat dit klaar is. Bo
vendien is het tekort daarmee nog niet aangevuld.
De argumenten, die spr. heeft laten horen, zijn alle
van dien aard, dat deze zaak toch wel nadere bestu
dering vraagt In elk geval kan spr. zich persoonlijk nog
niet gewonnen geven voor het voorstel van B. en W. Hij
zal graag het antwoord van de wethouder afwachten.
Zo het nu staat, kan hij geen vrijheid vinden, voor het
voorstel van B. en W. te stemmen.
De heer Rutkens gelooft niet, dat het nodig is
in deze tijd over de noodzakelijkheid van het beoefenen
van sport met argumenten te komen, die iedereen toch
wel begrijpt. Het is echter niet ten overvloede er op te
wijzen, dat in deze eeuw van de techniek de lichamelijke
opvoeding niet alleen in het belang is van de volks
gezondheid, maar ook van het economische leven van
ons land. Wanneer men de leerlingen heeft klaar ge
stoomd om deel te nemen aan de bevordering van de
belangen van onze economische huishouding, dan is
direct een belangrijk element de sport. Er is een spreek
woord, waarvan de practijk steeds bewijst, dat het juist
is, n.l. dat de sport de spieren staalt. Dat is niet alleen
van belang voor de sport als zodanig, maar bevordert
ook de arbeidsprestatie, waarvan men dus ogenblikke
lijk het nut in de industrie terugvindt.
De opmerking is gemaakt, dat B. en W. voor een
moeilijke beslissing kwamen te staan, maar wij zijn van
mening, dat deze beslissing hoogstwaarschijnlijk anders
zou zijn uitgevallen, indien bij de besprekingen en be
raadslagingen rondom dit punt tussen B. en W. en de
vereniging, die deze ambachtsschool wil bouwen, ook de
gem. commissie voor de lichamelijke opvoeding betrok
ken was geweest. Dit is niet gebeurd en alleen hierom
zouden wij het voorstel van B. en W. al niet willen
steunen. Waar zo'n commissie aanwezig is, had ze toch
gehoord moeten worden. Misschien was ze er in ge
slaagd om met dusdanige argumenten te komen, dat
B. en W. van hun standpunt zouden zijn afgeweken. Wij
achten deze commissie ook technisch bevoegd tot het
uitbrengen van advies en misschien had zij sterkere
argumenten kunnen aandragen dan welk lid van de raad
ook vanavond in staat is te doen. Bepaalde moeilijk
heden hadden dus opgevangen kunnen worden, indien
men de bedoelde commissie in dezen had gekend en
haar advies had gevraagd. De heer K. de Jong heeft in
dit verband reeds gewezen op het project aan de
Greunsweg; ook onze fractie heeft, toen er sprake was
van een bepaalde beknotting van dit plan, al gewezen
op het ernstige tekort aan speelvelden in de gemeente
Leeuwarden. Wij zien de sport niet alleen als een indi
vidueel belang, maar ook als een gemeenschappelijk
belang en daarom zijn wij van mening, dat wij dit voor
stel niet kunnen steunen.
De hear Van der Meer lést yn it riedsbrief, yn de
earste alinea, dat it de bidoeling is om de ambachts-
skoalle to setten op it plak, dat it kolleezje nou ütstelt,
mar dan komme de biswieren dêrtsjin en men kin de
yndruk krije, dat it biswieren fan it kolleezje binne. Dat
sil ek grif sa wêze, mar dan sii it B. en W. neat gjin
nij dwaen, dat de rie noch net oertsjüge is as der sün-
der fierdere forklearring stiet, dat B. en W. „na enige
aarzeling" dan dochs mar de fraech, oft de foardielen,
dy't it terrein biedt foar de bou fan in ambachtsskoalle,
opweagje tsjin de greate neidielen, dy't oan it biskikber
stellen fan it sportterrein foar dit doel forboun binne,
bifêstigjend bianderje. Spr. syn fraksje is noch net oer
tsjüge, dat de skoalle op it ütstelde plak stean moat.
Hy wol him oanslute by folie hwat hjir sein is. Spr.
lies joun yn 'e krante en hy lit dat foar rekken fan
dy krante dat de romte foar sportfjilden 2 m2 de
ynwenner bidraecht, wylst de limyt 4 m-' is.
Dan hat spr. noch dizze fraech: Der wurdt in groun-
priis neamd fan f 17,de m2. („Daarbij is rekening
gehouden met kosten van bouwrijp maken, straataan-
leg, algemene omslag e.d.".) Spr. freget: Is dêrby rek
ken halden mei de f 21.000,subsydzje, dy't Ljouwert
foar dit fjild hawn hat, hwant it kolleezje sjocht it
oankommen, dat de gemeente, as it terrein foar de bou
fan de skoalle ornearre wurdt, f21.000,offerje moat,
oft dat hja, as men wer in fjild oanlizze moat, net wer
op in subsydzje rekkenje moat. Dat fynt spr. in hiel
bilangrike faktor.
To'n earsten steane hy c.s. der sa ünder, dat hja net
mei it kolleezje meigeane, mar hja wolle efkes it an-
dert fan B. en W. ófwachtsje.
De heer Van der Veen zal na alles wat hier naar vo
ren gebracht is, niet veel nieuw licht meer kunnen laten
schijnen. Spr. heeft uit de raadsbrief begrepen, dat het
voorstel niet bepaald gaarne door B. en W. wordt ge
daan. Als men de kaart ziet, die bij de stukken is ge
legd en waarop het terrein staat aangegeven, dat voor
de school zal moeten worden gebruikt, is het wel duide
lijk, dat het verlies van dit terrein een ramp zal zijn
voor de sportbeoefening. Het is ook als sportveld op
het uitbreidingsplan aangegeven en dat is niet licht
vaardig gebeurd. Spr. gelooft wel, dat het van veel
belang is, dat de sportvelden op de plaats blijven, waar
ze nu zijn. Hij heeft oog voor de brief, die de raad van
de commissie voor de lichamelijke opvoeding heeft ge
kregen. Hij betreurt het, dat deze commissie niet op een
of andere wijze in het overleg betrokken is geweest. Hij
gelooft, dat men inderdaad ontzaglijk zuinig moet zijn
op de betrekkelijk schaarse sportvelden in deze ge
meente. Hij is bang voor het in beslag nemen van elke
open ruimte, die er nog in de huizenzee is. Wanneer
deze ambachtsschool daar zou komen, zit men met een
volgende school opnieuw in moeilijkheden. Spr. wil
graag aannemen, dat dit een goede plaats is voor die
school in verband met het autobusstation; dat geldt
echter niet alleen voor deze school, maar voor zeer veel
van wat hier op het gebied van het onderwijs bestaat,
en voor ieder, die hier leeft en werkt.
Spr. zal, alvorens hij kan zeggen, of zijn fractie met
het college zal kunnen meegaan, graag het antwoord
van de wethouder afwachten.
De heer Ras kan zich aansluiten bij wat het grootste
deel van de vorige sprekers heeft gezegd. Tevens wil
hij graag een vraag stellen: Hij heeft in de raadsbrief
het plan gemist, dat de gemeente heeft met betrekking
tot de aanleg van nieuwe sportvelden, alhans voor wat
de vervanging van dit veld betreft. Hij kan zich niet
recht voorstellen, dat het college dit plan in zee heeft
gestuurd, zonder gedacht te hebben aan voldoende, in
elk geval zo goed mogelijke, vervanging van dit ter
rein. Op deze vraag wil spr. graag antwoord hebben.
De heer W. M. de Jong kan zich goed voorstellen,
dat het college, voor deze beslissing geplaatst, ten slotte
toch, zij het met aarzeling, heeft gezegddeze ambachts
school is zo buitengewoon belangrijk en vertraging in
de bouw is eigenlijk een zo groot nadeel, dat ze toch
maar op dit terrein moet komen. Het heeft daarbij
waarschijnlijk wel de vervanging van het thans aan
gewezen terrein door een ander, dat de raad nog niet
kent, overwogen. Het heeft spr. getroffen, dat het ter
rein, waaraan in zijn fractie is gedacht, ook door de
heer Bootsma is genoemd, n.l. het terrein, gelegen tus
sen de Huizumerlaan en de Potmarge en aan de West
zijde door de Schrans begrensd. Op het structuurplan,
dat B. en W. gecreëerd hebben, is dit terrein, alsook een