5
ten Oosten daarvan liggend terrein aangewezen voor
recreatiedoeleinden. Als het inderdaad mogelijk zal zijn
om de bestaande recreatieterreinen in het Westen, waar
er ook behoefte aan is, te handhaven en, in verband
met de oorspronkelijke opzet, slechts een klein deel
van deze terreinen te bestemmen voor bebouwing, zou
spr. het zeer toejuichen, dat de ambachtsschool op het
bedoelde terrein in Huizum komt. Uit deze nood zou
een deugd geboren kunnen worden, want als men dit
terrein op de kaart ziet, blijkt wel, dat er ten Oosten
van het door de heer Bootsma genoemde terrein een
complex scholen en een kerk is. Deskundigen zullen er
iets van weten te maken; misschien is er ook nog plaats
voor een andere school, mogelijk voor een christelijke
ambachtsschool. Wanneer men een verbindingsweg
maakt via het veilingterrein, dan zal men het overweg-
vraagstuk ten zeerste verzwaren; daarom zou spr. de
verbindingsweg willen zien uitmonden tegenover de
Raadhuisstraat. Er zou een straat aangelegd kunnen
worden tussen Potmarge en Huizumerlaan, ten Westen
van de aan de Noordzijde der Huizumerlaan staande
bebouwing. Om de school is dan een zekere parkaanleg
mogelijk. Juist omdat dit terrein ook centraal gelegen
is, zal ernstig overwogen moeten worden, of het ook
voor het stichten van de ambachtsschool in aanmer
king komt.
Spr. wil nog graag van de gelegenheid gebruik ma
ken, om te zeggen, dat z.i. voor de ambachtsschool niet
zo speciaal geldt, dat ze centraal gelegen moet zijn,
ook al wil hij aan dit argument geen waarde ontzeg
gen. B. en W. hebben aangetoond, waarom zij dat stand
punt dat het standpunt is van de Minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen innemen. Het
houdt verband met de kopklassen; juist deze zullen veel
door buitenleerlingen worden bezocht, die de school zo
snel mogelijk vanaf het spoor- en het busstation zul
len moeten kunnen bereiken. Dat argument heeft op
spr. wel indruk gemaakt en z.i. is niet juist wat een
plaatselijk blad schreef, n.l., dat ditzelfde argument
ook volkomen voor andere scholen zou gelden.
De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat het moei
lijk schijnt, om na de bestrijding, die dit voorstel van
alle kanten heeft gehad, nog zoveel argumenten aan te
voeren, dat de meerderheid van de raad het zal onder
steunen. Niettemin is het spr.'s taak nog een uiteen
zetting te geven, die kan strekken tot verdediging.
Men heeft hier te doen met twee belangen, die beide
van zeer gewichtige aard zijn: de belangen van de sport
en de belangen van het ambachtsonderwijs. Het heeft
spr. tot voldoening gestemd, dat bij de stemmen, die uit
de raad zijn gehoord, toch ook een stem heeft geklonken
van iemand, die een open oog had voor de gewichtige
belangen van de ambachtsschool. Deze belangen zijn
inderdaad groot; de school, die hier ter stede bestaat,
is te klein geworden en moet worden vervangen door
een van een belangrijke en voorname allure. Spr. heeft
getracht enige gegevens te verkrijgen over de omvang
van de behoefte aan ruimte, die het schoolbestuur heeft.
Wat er precies zal moeten verrijzen, staat uiteraard nog
niet vast, maar toch kan spr. onder reserve van het
bouwprogramma een voorlopige indruk geven. In het
gebouw zullen moeten worden ondergebracht niet min
der dan 16 verschillende werkplaatsen, voor theorie op
zijn minst een aantal localiteiten van 22 en lokalen,
die een overgang vormen tussen werkplaatsen en
theorielokalen. Dat zijn localiteiten van 100144 m2.
De 22 lokalen zijn kleiner van omvang. Magazijnruim
ten zullen er ten minste 15 moeten zijn met een opper
vlakte van elk 25 m2, terwijl er verder aan diverse
vertrekken, die bij zulk een complex behoren, nog een
15-tal zal moeten worden gebouwd. In totaal zijn dit
68 a 70 vertrekken, localiteiten, enz. Spr. heeft de
W.C.'s e.d. niet voor vertrekken gerekend, wat ze eigen
lijk toch wel zijn.
Men begrijpt, dat dit een voornaam project is, van
grote allure, dat zeker in onze stad thuis hoort; over
de stichting van een zodanige school kunnen B. en W.
zich verblijden en dat kan de raad natuurlijk ook.
Dat is echter niet het enige punt, waarop gewezen
kan worden. Spr. kan er ook op wijzen, dat de belangen,
die gemoeid zijn met de uitbreiding van het technisch
onderwijs hier ter stede, ook in belangrijke mate ver
band houden met de industrialisatie, die in Friesland
aan de gang is. Wanneer de Friese industrie zich hier
wil handhaven en uitbreiden, is daarvoor nodig een
voortdurende toevoer van jonge technisch geschoolde
krachten en die moeten uiteraard op een dergelijke on
derwijsinrichting worden gekweekt. Dat zijn dus de zeer
gewichtige belangen van de onderwijskant. Daartegen
over worden en B. en W. zijn de raad daarin voor
gegaan de belangen van de sport niet uit het oog
verloren, hoewel ze, althans voorlopig, ter zijde worden
gesteld voor de zeer gewichtige belangen van het on
derwijs. De bezwaren hiertegen zijn terecht opgesomd
en spr. kan daar uiteindelijk ook niet veel tegen in
brengen.
De heer K. de Jong heeft zijn bezwaren gedetailleerd
uiteengezet; spr. brengt daar niets tegen in.
De heer Bootsma heeft in andere woorden hetzelfde
gezegd en spr. moet toegeven, dat in het Westen van
de stad inderdaad behoefte aan sportterreinen bestaat
en dat de voorziening in die behoefte in het gedrang
komt, althans tijdelijk, door deze opoffering van sport
terrein aan bouwterrein.
De vraag, die van verschillende kanten is gesteld,
is deze: Is er niet een ander terrein te vinden? De
heren, die deze vraag hebben gesteld, zullen wel eens
een blik op de kaart hebben geworpen en tot de con
clusie zijn gekomen, dat er in het Westen tussen de
bestaande bebouwing en de spoorlijn inderdaad niet veel
ruimte overblijft voor het stichten van een nieuw sport
terrein ter vervanging van het Fontein-terrein. Dat
neemt natuurlijk niet weg, dat op den duur toch ver
der naar het Westen sportterreinen moeten worden
gezocht. Spr. moet echter, als hij objectief wil blijven,
toegeven, dat sportterreinen, verder naar het Westen
gelegen, inderdaad minder aantrekkelijk zijn, vooral
voor de schoolsport e.d. Hij wil dat in het geheel niet
verdoezelen, maar hij kan toch zeggen, dat de behoefte
aan sportvelden op meer westelijk gelegen terreinen in
de toekomst waarschijnlijk wel zal kunnen worden
opgevangen.
De heren Bootsma en W. M. de Jong hebben de aan
dacht van het college geleid naar de Schrans. Hoe zou
den deze twee heren ook anders kunnen! Ten Oosten
van de Schrans is, zo hebben zij (de heer Bootsma meer
vragenderwijs en de heer W. M. de Jong meer po
sitief) het gesteld, waarschijnlijk wel een oplossing
te vinden. Spr. ziet deze toch niet zo voor de
hand liggen; in de eerste plaats zijn de terreinen,
die worden bedoeld, voor geruime tijd verpacht. Nu
kan men, na een procedure voor de Pachtkamer,
een dergelijke pachtovereenkomst doen ontbinden,
maar dat heeft ten gevolge, dat een zeer be
langrijke schadevergoeding aan de pachters zal moeten
worden betaald. Dat is een financiële kwestie, die na
tuurlijk kan worden afgewenteld op de koper. Dit ech
ter is ook niet spr.'s grootste bezwaar tegen de aan
wijzing van deze terreinen voor de bouw van een am
bachtsschool. Een ander bezwaar is z.i., dat de ge
meente speciaal in de hoek van het terrein van de fa.
Boringa, waar bominslag heeft plaats gehad, de handen
voorlopig vrij moet houden, omdat het overwegvraag-
stuk in de naaste toekomst steeds meer in de belang
stelling zal komen en ook steeds meer zijn oplossing
zal naderen. Wanneer ten zuiden van het terrein-Boringa
belangrijke gebouwen zouden worden gesticht, zou de
gemeente, zo vreest spr., niet meer dermate vrij zijn, als
zij bij de uitwerking van een eventueel tunnelplan wel
zou willen. Spr. is dus huiverig om dit terrein voor een
ambachtsschool aan te wijzen. Deze plaats zou wel vóór
hebben, dat ze centraal gelegen is, maar de school zou
aan een straat komen te liggen, die niet die voornaam
heid heeft als het terrein aan de Vondelstraat. Daar
zou men echter ook weer betrekkelijk gemakkelijk over
heen kunnen stappen.
Er zijn ook nog vragen gesteld van kleinere strek
king, die spr. thans zal trachten te beantwoorden.
O.a. heeft de heer Van der Meer gevraagd, of het geld,
dat bij de D.U.W. teruggestort moet worden, in de prijs
is begrepen. Dat is inderdaad het geval. Zonder deze
verrekening hadden B. en W. niet met een voorstel als
het onderhavige bij de raad durven komen. Nu is de
heer Van der Meer er ook ongerust over, dat de ge
meente in de toekomst geen subsidie meer zal kunnen
krijgen bij de aanleg van andere sportterreinen. Spr.
gelooft niet, dat het zo gesteld moet worden. Men moet
het iets beperkter zien, n.l. zo: Wanneer dit sportter
rein wordt opgeofferd aan de bouw van de ambachts
school en ter vervanging van dit sportterrein een ander
zal moeten worden aangelegd, zal daarvoor niet sub
sidie worden ontvangen, een standpunt, dat men zich
van de Rijksdienst zal kunnen indenken.
De heer Rutkens heeft de gedachte gelanceerd, dat
de gemeentelijke commissie voor de lichamelijke op
voeding had dienen te worden gehoord. Dat lijkt een
niet zeer vruchtbare gedachte, want spr. kan zo wel
zeggen, dat die commissie zou hebben geadviseerd, dit
sportterrein te handhaven. Dit heeft in de overweging
van B. en W. wel een rol gespeeld, maar om een over
bodig advies te vragen, lijkt spr. niet zeer geslaagd.
De heer Van der Veen heeft gezegd, dat dit terrein
op het uitbreidingsplan als sportterrein staat aange
geven. Inderdaad, maar in 1939 is er een uitbreidings
plannetje geweest, waarop voor dit terrein woning
bouw was geprojecteerd, m 1941 heeft het de bestem
ming van sportterrein gekregen. Maar het was in 1941
een vreemde tijd en, naar spr. is ingelicht, had men
toen in het achterhoofd, het voorlopig als sportterrein
aan te duiden, om te voorkomen, dat het voor woning
bouw zou worden bestemd. (Wie in 1941 „men" was,
geeft spr. de raadsleden te raden.) Men wilde door
aanwijzing van dit terrein tot sportterrein dus een
zekere armslag houden, om een oplossing voor het vee-
marktvraagstuk te hebben. Dat is terecht gedaan; men
heeft dus toen al in beginsel andere bedoelingen gehad.
De heer Ras heeft gevraagd, of B. en W., indien dit
voorstel wordt aangenomen, zullen zoeken naar een
sportterrein ter vervanging van het Fonteinland. Dit
is zeer zeker het geval. Er zijn door B. en W. reeds
besprekingen over gevoerd, maar het lijkt spr. niet juist
in dit stadium er al iets over los te laten. Dit zou de
positie der gemeente bij bepaalde onderhandelingen
kunnen verzwakken. Hij kan de raad de stellige ver
zekering geven, dat, als het voorstel wordt aangenomen,
er naar de mening van het college zo spoedig mogelijk
een vervangend sportterrein moet komen.
Spr. meent hiermede de gestelde vragen en gemaakte
opmerkingen wel zo ongeveer te hebben beantwoord.
Het is dus zo geweest, dat B. en W. hebben gemeend
de belangen van het onderwijs, die spr. heeft geschetst,
te moeten laten voorgaan boven die van de sport. Hij
kan zich echter heel goed indenken, dat anderen tot
een andere conclusie komen en de belangen van de
sport het zwaarste laten wegen. Spr. verzekert, dat B.
en W. deze belangen lang en ernstig tegen elkaar heb
ben afgewogen. Ten slotte meenden zij, dat die van
het ambachtsonderwijs iets prevaleerden boven die van
de sport. Er zijn gevallen, waarin men na het tegen
elkaar afwegen van verschillende belangen tot een zeer
duidelijke mening komt. Het komt echter ook voor,
zoals in het onderhavige geval, dat de belangen onge
veer tegen elkaar opwegen. Het college meent nu, dat
de onderwijsbelangen juist de doorslag hebben gegeven.
De heer Van der Veen zou, als hij geneigd was zich
te laten overtuigen door de wethouder, er nu wel van
overtuigd zijn, dat de ambachtsschool bijzonder hard
nodig is en een indrukwekkend gebouw gaat worden
met een buitengewoon groot aantal vertrekken, zelfs
als men niet alle vertrekken meetelt. Die overtuiging
had spr. echter al.
Het enige punt, waar het om gaat, is de vraag, of
het noodzakelijk is de ambachtsschool op het voorge
stelde terrein te bouwen. En daar heeft spr. van de
wethouder eigenlijk nog niets over gehoord. De ge
meente zoekt natuurlijk niet, als er een school moet
worden gebouwd, daarvoor een sportterrein uit. Het is
ook niet zo, dat zij, als zij een sportterrein wil aan
leggen, daarvoor een bouwterrein kiest. Het is spr.
echter ten eenenmale niet duidelijk, waarom de am
bachtsschool zo'n afwijkende positie moet innemen door
beslist op dat punt te moeten worden gebouwd. Alle
andere scholen lagere of middelbare zitten met
precies dezelfde problemen t.a.v. het verkeer, toeganke
lijkheid voor de leerlingen, enz. Leeuwarden is nu een
maal een stad met een centrumfunctie, ook op onder
wijsgebied. Spr. heeft echter nog nooit gehoord, dat
het argument van de centrale ligging in andere, en zelfs
in grotere steden een voorname rol heeft gespeeld. Men
bouwt daar scholen, die door alle mogelijke soorten
leerlingen zullen worden bezocht, op zeer grote afstan
den van het station.
Spr. had inderdaad wel graag advies van de gemeen
telijke commissie voor de lichamelijke opvoeding willen
zien ingewonnen, niet omdat hij verwacht, dat deze
zou zeggen: het sportterrein kan ons niets schelen,
maar omdat hij toch zoveel mogelijk inlichtingen van
alle zijden zou willen hebben; dit zou het bestuderen
van de zaak vergemakkelijken. Men kan wel denken:
het voorstel van B. en W. zal wel goed zijn, maar het
zou veel plezieriger zijn ook andere argumenten te kun
nen overwegen.
De wethouder heeft spr. en zijn fractie niet van het
belang van het door hen voorgestelde kunnen overtuigen.
De hear Van der Meer wol him oanslute by hwat de
hear Van der Veen sein hat. Dat it stiftsjen fan in
ambachtsskoalle sa'n greate en moaije in tige
bilangrike saek is, dêr is de rie it oer iens. It is spr.
ek düdlik wurden, dat it subsydzje fan de D.U.W. yn 'e
grounpriis forrekkene is en dêr is hy it tige mei iens.
Hy is it ek iens mei de hear Van der Veen, as dizze
seit: it hie dochs wol goed west om de kommisje foar
de lichemsopfieding to hearen. As men de saek ob-
jektyf bisjen wol, dan siket men net allinnich dy min-
sken of dy ynstansjes op, dêr't men fan tinkt: dy is it
mei my iens, mar men moat fierder ek dy minsken
freegje om har oardiel, dy't it net mei jin iens binne,
om dêrmei noch nammersto steviger yn it seal to
kommen.
De wethalder hat ek spr. net oertsjüge.
De heer Bootsma zegt, dat de beide voorgaande spre
kers reeds hebben verklaard, dat de wethouder er niet
in geslaagd is om hen te overtuigen. Dat is met spr.
ook het geval. Uit de beantwoording van de door hem
gestelde vraag, of het college ook aan een ander ter
rein heeft gedacht, heeft hij moeten opmaken, dat dit
niet zo is. Spr. was daar eigenlijk al bang voor,
gezien ook de stukken, die voor de raad ter inzage
lagen; immers feitelijk reeds in Januari heeft het col
lege min of meer toegezegd, dat op het terrein in
kwestie een school zou mogen verrijzen. Spr. vindt het
jammer en hij zou graag willen, dat eventueel toch nog
in andere richting werd gedacht. De wethouder heeft
reeds een mening naar spr. aanneemt, zijn eigen
mening uitgesproken t.a.v. de suggestie, die hier
gedaan is i.z. het terrein aan de Huizumerlaan, maar
daarmee is het onderwerp toch niet geheel uitgeput.
De wethouder heeft gezegd, dat deze landerijen voor
geruime tijd verpacht zijn, welk argument hij zelf al
direct heeft afgezwakt door te zeggen: maar er is wel
een procedure voor om er af te komen. Spr. kan ook
niet anders verwachten van Mr. van der Schaaf, die
wel vaker met dit bijltje heeft gehakt. Hij gelooft, dat
dit argument niet direct doorslaggevend moet zijn. Hij
wil aannemen, dat dit inderdaad een belangrijke schade
vergoeding zal vergen, maar ook in het andere geval
heeft men al een „schadevergoeding" van f 21.000,in
gecalculeerd. Nu is alleen de vraag: hoe hoog zal dit
bedrag komen te liggen?
De wethouder heeft ook aangevoerd, dat de gemeente
gaarne de handen vrij zou willen houden t.a.v. het ter
rein van de fa. Boringa, tegenover de Raadhuisstraat;
dit in verband met de tunnelbouw. Wanneer dit terrein
echter bestemd zou worden louter en alleen voor toe
gang tot het achtergelegen terrein, zou men daarmee,
met het oog op een eventuele oplossing van het over-
wegvraagstuk, nog geenszins gebonden zijn. (De wet
houder heeft een tunnel genoemd; spr. wil het nog
beperkter stellen en alleen maar spreken over het over-
wegvraagstuk.) Dit terrein heeft een vrij grote diepte
en de school zou aan de uiterste zuidkant gebouwd kun
nen worden, waar voldoende ruimte blijft tussen Schrans,
Potmarge en de huizen aan de Schrans. Dit is een
kwestie, die nader bezien zou moeten worden door