8 9 Wij weten, dat B. en W. voornemens zijn een plan te ontwerpen tot bouw van een openbare school. Spr.'s vraag is deze: in welke zin kan het verlenen van be middeling tot het bouwen van deze school belemme rend werken op het verkrijgen van toestemming voor de bouw van een openbare school? B. en W. stellen weliswaar in de raadsbrief niet aan de orde, dat men voornemens is een plan te ontwerpen tot bouw van een openbare school, maar naar spr.'s mening hij mag misschien onjuist zijn; hij hoort dat dan straks wel heeft het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te beschikken over een bepaald bouw volume, dat verdeeld wordt over de openbare en bijzon dere scholen. Het is wel bekend, dat in het verleden meer bouwvolume is toegewezen voor de bijzondere scholen dan voor de openbare. Wij zijn van mening, dat het plan van B. en W. tot het bouwen van één openbare school zeer onvoldoende is en dat hier zo snel mogelijk meer scholen aan toegevoegd moeten worden. Spr.'s vraag komt hierop neer: achten B. en W. de plannen tot de bouw van één openbare school voldoende of moeten deze worden uitgebreid om zo snel mogelijk uit de moeilijkheden te komen En in hoeverre zal het stichten van deze bijzondere school afbreuk doen aan de bouw van meer openbare scholen? Wij zijn daar niet erg gerust over en wij zouden het verlenen van onze stem aan het voorstel van B. en W. willen laten afhangen van het antwoord, dat de wethouder zal wil len geven. De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat de heer Rutkens zijn vraag eerst als volgt heeft geformuleerd: „In welke zin kan medewerking aan dit verzoek van het schoolbestuur belemmerend werken op de bouw van een openbare school?" In bet laatste deel van zijn rede echter vroeg hij, of er afbreuk wordt gedaan aan de bouwplannen van de gemeente, indien aan de bouw van deze bijzondere school medewerking zou worden verleend. Op beide formuleringen past het antwoord: „Neen". In geen enkele zin kan medewerking aan het verzoek van het schoolbestuur belemmerend werken op de bouw van een openbare school. (De heer Rutkens: „Van meerdere openbare scholen"). Evenmin van meerdere (de heer Rutkens bedoelt stellig meer) openbare scholen. Spr. zou aan de heer Rutkens het advies willen ge ven om hierop de bepalingen van de wet eens na te lezen. Nu is de Lager-onderwijswet wel een heel moei lijke wet, welk lot ze deelt met de Kieswet. (Men heeft spr. althans verzekerd, dat dat ook een moeilijke wet is). Een oppervlakkige kennisneming van de praktijk in deze en andere gemeenten geeft een belangstellende de zekerheid, dat in plaatsen als Leeuwarden de bouw van een bijzondere school niet belemmerend werkt op die van een openbare, zo min als de bouw van een open bare school in overigens normale omstandigheden de bouw van een bijzondere school belemmert. Voor de bouw van een bijzondere school is een zekere procedure nodig, aan het eind waarvan de raad, al thans voorlopig, het beslissende woord spreekt. Voor de openbare school ligt het even anders. Het gemeente bestuur bereidt dan de stichting der school voor en dient bij de raad een voorstel in om tot uitbreiding van het aantal scholen met 1 of 2 over te gaan. Dan is het het college van Ged. Staten, dat er over beslist. Maar als men goed weet hoe de gang van zaken is, bemerkt men, dat er tussen de beide procedures een tamelijk grote overeenstemming bestaat. De heer Rutkens is blij te vernemen, dat de mede werking aan de toekenning van bouwvolume voor de stichting van een bijzondere school geen afbreuk doet aan de bouw van openbare scholen. Het is natuurlijk anders gesteld met de financiën. Ook op dit punt ver dient de bouw van openbare scholen de nodige aan dacht en wij zijn, aldus spr., van mening, dat deze moet prevaleren boven die van bijzondere scholen. Op dit punt is spr. echter niet helemaal gerust. Hij voegt hiermee weliswaar een nieuwe vraag toe aan de in eerste instantie gestelde, maar het is toch zo, dat van gemeentewege bepaalde gelden beschikbaar moeten worden gesteld in een tijdsbestek, waarin de begrotings positie van de gemeente zeer ongunstig is. Indien nu op dit ogenblik gelden beschikbaar zouden worden ge steld voor het bijzonder onderwijs en daarbij zou geen of onvoldoende aandacht worden besteed aan het open baar onderwijs, dan kan spr. deze zaak niet steunen, omdat de situatie bij het openbaar gewoon lager onder wijs schrikbarend is. Spr. wil er nog even op wijzen, dat de stichting van deze bijzondere school inhoudt, dat het probleem van de opvoeding van onze jeugd, voor zover deze het bij zonder onderwijs betreft, in feite met één klap zou worden opgelost, terwijl het vraagstuk, voorzover het betrekking heeft op het openbaar onderwijs, maar voort blijft sukkelen. Wanneer er op bet ogenblik 13 openbare scholen zijn, waaraan o.a. in de eerste klassen aan meer dan 40 leerlingen per klasse les moet worden gegeven De Voorzitter onderbreekt de heer Rutkens, vast stellende, dat deze buiten de orde is. Het gaat alleen om het voorstel tot medewerking aan de stichting van een bijzondere school. De heer Rutkens: Die ik afweeg tegen die van open bare scholen. De Voorzitter: De gevraagde medewerking heeft met de stichting van openbare scholen niets te maken. Hier geldt een geheel eigen procedure. De heer Rutkens: Ik spreek niet over de stichting van een openbare school, ik spreek over die van een bijzondere school. De Voorzitter: U houdt zich aan mijn leiding en an ders ontneem ik U het woord, en ik wens hierover met U geen discussie te voeren. De heer Rutkens zegt, dat de stichting van deze bij zondere school betekent, zo heeft hij het gesteld en zo wenst hij het nogmaals te stellen dat met één slag voor deze tak van het bijzonder onderwijs het scholenprobleem is opgelost, in tegenstelling tot dat bij het openbaar onderwijs. Nu komt spr. tot zijn cijfers. De Voorzitter: Die hebben met de zaak niets te ma ken. Ik verzoek U voor het laatst U aan de orde te houden. De heer Rutkens wil zich graag onderwerpen aan de leiding van de Voorzitter, maar als hij zijn stem wil bepalen, als hij hier een beslissing moet nemen, dan De Voorzitter ontneemt de heer Rutkens het woord en vraagt de wethouder, of deze behoefte gevoelt te antwoorden. De heer J. K. Dijkstra (weth.) brandt niet van ver langen, maar hij wil wel zeggen, dat alles, wat de heer Rutkens in tweede instantie heeft gezegd, zo hopeloos verward en dwaas is, dat hij hem geen andere raad kan geven, dan dat hij de wet op het lager onderwijs eens moet bestuderen. Het is een van de wetten des lands, waaraan de heer Rutkens bij zijn installatie trouw heeft beloofd. Hij zinspeelde op verwaarlozing van het openbaar onderwijs, als spr. hem ten minste goed heeft begrepen. (De heer Rutkens: Neen!) Hij deed dit, zo vervolgt spr., door te zeggen, dat deze tak van onderwijs (het bij zonder) meteen wordt geholpen, terwijl bij het open baar onderwijs de wantoestanden blijven bestaan. Spr. wil alleen dit zeggen echter niet in de hoop, dat de heer Rutkens hem zal willen begrijpen De heer Rutkens: Ik kan U met cijfers aantonen De Voorzitter: Het woord is aan de wethouder. De heer J. K. Dijkstra (weth.) dat de klasse bezetting bij het bijzonder onderwijs naar precies de zelfde maatstaven als bij het openbaar onderwijs is ge regeld. Spr. verwijst hiervoor naar art. 97 der Lager- onderwijswet. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De heer Rutkens wil geacht worden te hebben tegen gestemd, omdat het hem niet mogelijk is gemaakt zijn standpunt duidelijk te maken. Punten 17 en 18 (bijlagen nos. 234 en 235). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 244). De hear Van der Meer seit, dat it ütstel fan it kol- leezje syn fraksje sympatyk is. Inkelde fragen en in- kelde opmerkingen hat spr. noch wol. Yn it riedsbrief lést hij: „De door de provincie en de deelnemende gemeenten te garanderen bedragen heb ben uitsluitend betrekking op dat gedeelte van de in vesteringen, waarop de verpleegprijzen worden geba seerd." Miskien it it mooglik, dat de wethalder dat noch ris hwat fordüdlikt. Men soe freegje kinne: Wurdt de forpleechpriis net basearre op alle ynvestearringen Of binne der miskien ynvestearringen, dy't troch it Ryk subsidiearre wurde? Dan stiet der fierder: „In het geval van onderbezet ting van de inrichting worden de verpleegprijzen her zien (spr. bigrypt it sa, dat hja dan forhege wurde), zodat de kans, dat uit de garantieverlening voor de gemeente betalingsverplichtingen zullen voortvloeien, wel zeer gering is." Nou wit spr. net krekt, hoe't dat giet. It is, binammen yn it bidriuwslibben, wol ris sa, dat by ünderbisetting de prizen forhege wurde, mar dan is it gefoleh soms, dat men gjin greatere bisetting krijt, mar dat de saek hielendal net mear biset wurde kin! As spr. de bigreating sjocht, dan is der nou plak projektearre foar 318 bédden. As men in lytse ynkom- stenpost fan in tüzen as acht öflükt, dan binne de üt- jeften mei ynbigryp fan ófskriuwingen ensfh. f 640.000,— Dat is mear as f2.000,it béd. Dus dat is rüchwei f40,de persoan yn 'e wike. As der dan ek noch ün derbisetting komt en de prizen noch heger opskroefd wurde, dan kinne de minsken, dy't it bitelje moatte, wol ris in kear omsjen nei in oar plak. Oan it slot fan it riedsbrief stiet: „Volledigheidshalve merken wij hierbij nog op, dat de gemeente uiteraard naast de thans te verlenen medewerking bij de bouw van een tehuis te Noordbergum aan het onderhavige vraagstuk, voor zover Leeuwarden zelf betreft, aan dacht zal blijven schenken en zich de vrijheid voor behoudt, daarvoor zo nodig zelf eveneens maatregelen te treffen." Is it it kolleezje ek mooglik om dér hwat oer los to litten Dan noch in lytse opmerking, dy't spr. net üntlient oan it riedsbrief en dy't miskien neffens de Foarsitter büten de oarder wêze sil. Spr. hat tafallich hjir earder yn 'e riedseal west en hy seach doe in kist mei in ma quette fan de ynrjochting yn Noardburgum. Hy tocht, dat de rie joun dat gefal to sjen krije soe; hy stelt him foar, dat it yn 'e Nijeseal ütstald stiet. Hy is der tige nijsgjirrich nei. De heer Vellenga (weth.) antwoordt op de eerste vraag van de heer Van der Meer, dat het Rijk de top van de onrendabele kosten afhaalt, zodat de verpleeg- pi ijzen berekend worden naar de resterende, op de ex ploitatie drukkende, investering. Daar moet men van uitgaan. In wat de heer Van der Meer verder heeft gezegd over de verpleegprijzen en zijn vergelijking met het vrije bedrijf zit misschien een grond van waarheid, maar de practijk zal zeer waarschijnlijk leren, dat wat in de bijlage staat een theoretische mogelijkheid is. Men heeft, om de zaak financieel geheel verantwoord te doen zijn, daarin rekening willen houden met de mogelijkheid, dat het aantal patiënten veel groter is dan oorspronkelijk is geraamd, maar men zal waar schijnlijk nooit aan het genoemde aantal toe komen. Ook heeft de heer Van der Meer inlichtingen ge vraagd over de laatste alinea van het voorstel van B. en W. Uit de raadsbrief is de raad bekend, dat de huis vesting van bejaarden de bijzondere aandacht van het college heeft. Er wordt gezinspeeld op het nemen van maatregelen om te kunnen geraken tot het stichten van een verpleeghuis voor chronisch zieke en bedlegerige ouden van dagen mettertijd zullen de raad daarover nadere gegevens bereiken maar in het geheel van de studie, die gemaakt wordt, is gedacht aan de even tuele mogelijkheid om ook voor de categorie mensen, om wie het hier gaat, iets in de gemeente Leeuwarden te doen. Leeuwarden heeft meer dan 80.000 inwoners en men mag aannemen, dat in een gemeente van deze om vang een groot aantal bejaarden onder de hier bedoelde categorie valt. Het zou kunnen zijn, dat die studie wijst in de richting van gemeentelijke belangen op dit terrein. Het kan ook wel zijn, dat dit niet het geval is; dit zal mede afhangen van de ontwikkeling van het te huis in Noordbergum. Wanneer het college op een zeker ogenblik de zekerheid zal hebben, dat hier een gemeentelijke taak ligt, dan zouden B. en W. gaarne de vrijheid hebben bij de raad te komen met een des betreffend voorstel, welke vrijheid zij niet zouden heb ben, als zij zich thans reeds geheel zouden vastleggen. Het leek hun daarom openhartig om dit bij voorbaat onder de aandacht van de raad te brengen. Het kan wel zijn, dat een tehuis als bedoeld voor ouden van dagen er nooit komt, maar het kan in het totaal van de voorzieningen voor de bejaardenzorg ook wel een plaats krijgen. Wat de laatste vraag van de heer Van der Meer be treft, ook spr. heeft bij geruchte vernomen, dat hier een maquette aanwezig is van het tehuis in Noord bergum. Wanneer de tijd het toelaat, kan de raad deze aanstonds misschien bezien. Dat ligt ook mede aan de raad. De Voorzitter zou dit laatste even willen aanvullen. De voorzitter van de commissie, in de raadsbrief ge noemd, heeft spr. van de week gevraagd, of de com missie hier een maquette mocht opstellen, die men van het gedachte tehuis heeft laten maken. Uiteraard heeft spr. gezegd, dat dit uitstekend was en de maquette staat op het ogenblik op het Blanke Ruim. Er is ook een aantal tekeningen bij, zodat de raadsleden, wanneer straks de agenda is behandeld en indien zij nog tijd hebben, maquette en tekeningen kunnen gaan bekijken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 238). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 232). De heer W. M. de Jong kan zich met het voorstel on der punt 20, dat hierop neerkomt, dat de geneeskun dige- en gezondheidsdienst als een tak van dienst, be doeld in art. 252 der Gemeentewet, wordt aangewezen, verenigen, maar ook de verordening voor alle nieuw aan te wijzen takken van dienst heeft zijn instemming. Met een bepaald punt is hij het echter niet eens. Dat is de kwestie, geregeld in artikel 1, 2e lid. In artikel 1, le lid, krijgen het gasbedrijf en het electriciteitsbedrijf een afzonderlijke aanwijzing als tak van dienst, als bedoeld in artikel 252 der Gemeentewet. Nu staat in lid 2 van artikel 1: „De in het eerste lid onder a en b genoemde takken van dienst worden samengevoegd onder de naam energiebedrijven." Zoals het er staat, worden de bedrijven dus samengevoegd in de volstrekte betekenis; er blijft van de afzonderlijke bedrijven niets meer over Spr. kan zich wel een groep van bedrij ven (ook wel een groep van twee) voorstellen, zoals dat ook staat in artikel 10: „Ten behoeve van een be drijf of van een groep van bedrijven...", maar samen voeging, zoals hier, onder de naam energiebedrij ven, lijkt hem op zijn minst niet elegant. Afgezien van die uitdrukking, staat spr. op het standpunt, dat men

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 5