2 3 h. tot uitgifte in erfpacht van een perceel bouw terrein, gelegen aan de Zuidwestzijde van de Chopinstraat, aan J- Massolt, alhier; 2. de raadsbesluiten van 27 October 1954: a. tot uitgifte in erfpacht van een perceel bouw terrein, gelegen aan de Noordwestzijde van de Van de Veldestraat, aan O. W. de Vries, alhier; b. tot instandhouding van de openbare lagere scho len te Goutum, Wirdum, Lekkum en Hempens; c. tot verhuring van een perceel grond, gelegen nabij de Dokkumer Ee, aan de Staat der Neder landen; B. dat is ingekomen een schrijven van Ged. Staten van Friesland, houdende mededeling, dat de beslissing op het ter goedkeuring ingezonden raadsbesluit van 22 April 1954, tot herziening van het uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Leeuwarderadeel met betrek king tot de thans tot de gemeente Leeuwarden behoren de gronden, begrensd door de spoorlijn naar Zwolle, het Van Harinxmakanaal en de voor bebouwing be stemde gronden ten Noorden en ten Zuiden van de Nieuwlandsweg, wordt verdaagd voor een termijn van zes maanden, ingaande 21 November 1954; C. dat zijn ingekomen: a. een verzoek van de bewoners van de Hendriksbuurt, om een lichtpunt te plaatsen in die straat en om medewerking te verlenen tot verbetering van de waterafvoer ter plaatse. B. en W. stellen voor dit schrijven ter afdoening in hun handen te stellen. De heer Mani c.s. kunnen zich wel met dit voorstel verenigen, maar stellen zich de vraag, of deze zaak wel incidenteel kan worden bekeken. Het komt hun voor, dat er meer plaatsen in de stad zijn, die eigenlijk in dezelfde omstandigheden verkeren als de Hendriks- buurt en zij zouden het zeer op prijs stellen, dat werd onderzocht, welke consequenties een bepaald besluit t.a.v. deze buurt kan hebben voor het geheel. Zij zou den het zeer prettig vinden, als zij t.z.t. van de resul taten van het onderzoek in de raad iets mochten horen. De heer Van der Schaaf (weth.) noemt de opmerking van de heer Mani zeer ter zake; hij gelooft ook, dat het aanbeveling verdient, dit niet al te incidenteel te bekijken. Men is wel gauw geneigd te zeggen: daar moet maar een lantaarn geplaatst worden; dan is men er af, maar men moet een zekere lijn in het oog hou den. Nu wordt dit nog gecompliceerder door het feit, dat de Hendriksbuurt particulier eigendom is, welk feit B. en W. bij de behandeling van deze kwestie wel ter dege onder ogen moeten zien. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. b. een verzoek van de bewoners/eigenaren, vertegen woordigers van eigenaren en huurders van boer derijen en landerijen, behorende tot het gebied, be grensd door de Tijnje en de Greuns, het Woudmans diep en het Ouddeel en de Kurkemeer, om de toe gangsweg naar het recreatie-oord „Froskepólle" te doen aanleggen, vanaf het Noorden door dit ge bied, alsmede een adhaesie-betuiging met dit ver zoek van de Coöp. Aankoopver. en Graanmalerij Noordkant Leeuwarden, alhier. B. en W. stellen voor deze stukken in hun handen te stellen om prae-adhies. De hear Santema soe, üt namme fan syn fraksje, allinnich mar oandringe wolle op flugge bihanneling fan dizze saek, dy't net allinnich üntsluting fan dat diel fan de gemeente Ljouwert bitsjut, mar tagelyk ek in greate forbettering ynhaldt hwat bitreft it probleem fan de tagongswei nei it rékreaesje-oard. De heer Van der Schaaf (weth.) ziet van het woord af. De Voorzitter zegt, dat B. en W. de heer Santema helaas geen toezegging kunnen doen om deze zaak zeer snel af te doen. De raad heeft n.l. uit de stukken ge zien, dat het hier een ingewikkeld geval betreft, waarbij meer dan één kunstwerk tot stand gebracht moet wor den met verregaande financiële consequenties, zodat B. en W. graag bereid zijn deze zaak nauwkeurig en voor zover mogelijk met spoed te bekijken, maar of zjj haar met spoed in de raad terug zullen brengen, kan op dit ogenblik onmogelijk worden gezegd. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. c. berichten van verhindering van mevr. Dr. A. C. A. Blanksma-Kok en de heer Schootstra. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 4 (bijlage no. 246). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5. Benoemd wordt de heer IJtsma, met 28 stemmen (de heer Santema 2 stemmen, de heer Beeksma 1 stem en 1 bilj. blanco). Punt 6. De aanbevelingen van de commissie luiden als volgt: vacature mevr. Leopold-Postma: 1. mej. Da. H. E. Dusseldorp; 2. mevr. M. H. Dorhout-Suijling; 3. mevr. M. T. Samsom-Kremer; vacature Dr. G. J. Otten: 1. Dr. G. J. Otten; 2. Prof. Dr. L. J. Smid; 3. Mr. G. J. van der Meij. Benoemd worden mej. Da. Dusseldorp, met 31 stem men en Dr. Otten, met 30 stemmen (mevr. Dorhout- Suijling en mevr. Samsom-Kremer elk 1 stem en 1 bilj. voor 1 vacature blanco). Punt 7. De aanbevelingen van het bestuur luiden als volgt: vacature mevr. W. C. Koopmans-Hubenet: 1. mevr. W. C. Koopmans-Hubenet; 2. mevr. R. A. H. Maas; 3. mevr. A. J. Bearda Bakker-Stuiveling; vacature J. M. Kingma: 1. J. M. Kingma; 2. Dr. R. Kuperus; 3. A. Boosman. Benoemd worden mevr. Koopmans-Hubenet, met 32 stemmen en de heer Kingma, met 31 stemmen (Dr. Ku perus 1 stem). Punt 8 (bijlage no. 253). De voordracht van B. en W. luidt als volgt: C. J. Swart te Veenwouden. Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen. Punt 9. De aanbeveling van het College van Curatoren luidt als volgt: Dr. D. A. van Krevelen te Hilversum. Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen. De heren Pols en Wijkstra vormden het stembureau. Punten 10 t.e.m. 14 (bijl. nos. 247, 248, 257, 252 en 24.* Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 254). De heer Drentje kan namens de fractie van de P.v.d.A. verklaren, dat zij voor het voorstel van B. en W. zal stemmen om de noodzakelijkheidsverklaring ten behoeve van de 3-jarige cursus van de Ambachts school af te geven. De Ambachtsschool is vroeger 3-jarig geweest, d.w.z. tot 1935. In dat jaar werd na een lange periode van verslechtering van het Nijverheidsonderwijs, ondanks hevige protesten zowel van werknemers- als van werk geverszijde, de 3-jarige cursus om zeep gebracht, waar bij men dit onderwijs met meer dan 1/3 verminderde. Immers, men coupeerde ruwweg het belangrijkste, het meest productieve, derde leerjaar. De voorstanders van goed nijverheidsonderwijs hebben sindsdien niet stil ge zeten, doch de eerste jaren was er geen kans op herstel. Toen in 1938 bij de Onderwijsbegroting in de Tweede Kamer de heer Steinmetz een commissie vroeg, werd dit door de Minister van O.K. en VV. geweigerd met de woorden: „Ik ben tegen een commissie, want de be noeming van een commissie houdt de deining gaande en zij, die die deining gaande houden, dienen te begrijpen, dat zij aan een werk zonder resultaten bezig zijn." De commissie is er niet gekomen, maar de voorstanders van goed technisch onderwijs hebben gelukkig ook niet begrepen, dat zij nutteloos werk deden. Na de oorlog deed zich het vraagstuk opnieuw voor. Doordat toen tevens de onderwijsvernieuwing en de aan sluiting tussen lager- en voortgezet onderwijs aan de orde kwamen, werd het gehele vraagstuk wel erg ge compliceerd. Men heeft echter speciaal in nijverheids onderwijskringen de grote lijn niet uit het oog verloren en verlenging van de cursusduur steeds op de voorgrond gesteld. Mede door de grote ingewikkeldheid van het gehele nijverheidsonderwijsprobleem heeft men blijkbaar nu besloten de zaak geruisloos te behandelen en zo heeft dan de Inspecteur van het Nijverheidsonderwijs in Sep tember van dit jaar hier in de vergadering van de Commissie voor het Nijverheidsonderwijs in Friesland medegedeeld, dat, wanneer er van de zijde van het be stuur van de Ambachtsschool uitbreiding van het leer plan zou worden gevraagd, dit in gunstige overweging zou worden genomen. Het is spr. c.s. een grote vreugde, dat zij nu hun medewerking kunnen verlenen om het onrecht, dat deze tak van onderwijs is aangedaan, te kunnen herstellen. En zij doen dat met des te meer vreugde, omdat dit voorstel zelfs nog iets verder gaat. Het is de bedoeling, dat de reeds gevormde kopklassen blijven bestaan. Dat betekent dus, dat voor sommige vakken spr. noemt de automontage, het landbouwmachinebankwerken, de timmer- en metselafdeling, de carosseriebouw en mis schien nog het fijn bankwerken en instrumentmaken de opleiding 4-jarig wordt. Dit opent perspectieven. Op deze wijze zal er een school ontstaan, die een vrij be hoorlijke grondslag kan leggen voor het gekozen be roep en die bovendien meer tijd kan besteden aan de algemene, zowel de lichamelijke als de geestelijke, vor ming. Een school, die dan ook, wat de cursusduur be treft, vergelijkbaar wordt met de andere takken van voortgezet onderwijs. En als dan in 1957, wanneer de 3-jarige cursus volledig zal zijn ingevoerd en dus de school op volle toeren werkt en, zoals een ieder hoopt, gehuisvest kan worden in een nieuw gebouw van een allure en in een omgeving, zoals de wethouder van openbare werken zich die voorstelt, dan heeft Leeu warden er een onderwijsinrichting bij gekregen, om trots op te zijn. De heer J. K. Dijkstra (weth.) behoeft slechts kort te zijn. Het college is verheugd over de bijval, die de heer Drentje namens zijn fractie onder woorden heeft gebracht; het stemt volledig in met diens waardering voor dit zo nuttige onderwijs. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 16 en 3 7 (bijlagen nos. 255 en 256). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 245). De wethouders verlaten de vergadering. De heer Mani kan voor de wijze, waarop de Voor zitter altijd rekening houdt met de besluiten, die eens in de raad gevallen zijn, zeer grote waardering hebben, maar hij vraagt zich op dit ogenblik wel even af, of het besluit, dat 1% jaar geleden door de raad is genomen, beslist de consequentie moest hebben, dat dit voorstel uit de bus kwam. Spr. zou zich kunnen voorstellen, dat er een andere redenering was gevolgd, bijv. aldus: In 1953 was de norm, die gold voor gemeenten, die vergelijkbaar zijn met Leeuwarden, d.w.z. uit de klasse van 80.000100.000 inwoners, f 6.600,en met een voorstel om tot dat be drag te gaan kwam de Burgemeester toen ook in de raad. De raad besliste daarop, dat de jaarwedde f 6240,zou moeten zijn, waardoor deze dus f 360, beneden de door de Burgemeester voorgestelde wedde kwam. De normen, die nu gelden voor de gemeenten, die spr. zoëven noemde, liggen tussen f 8,500,en f 8.800,De Burgemeester stelt nu f 7.260,als jaar wedde voor de wethouders voor. Dit betekent met de laagste norm een verschil van f 1.240,De Burgemees ter had dus kunnen redeneren: de normen liggen zo veel hoger, de raad heeft de vorige keer beslist, dat f360,lager moet worden gegaan; nu kan ik dus met een voorstel komen om de wedde op f 8.140,te stellen. Dat is niet gebeurd. Ook dat kan spr. zich uiteraard wel voorstellen, maar hij herhaalt, dat hij niet inziet, dat het laatste raadsbesluit ter zake als consequentie het onderhavige voorstel moest meebrengen. De Burge meester heeft in de raadsbrief gezegd, dat de raad de vorige keer zonder argumentatie met het lagere bedrag is gekomen en dat is inderdaad juist, maar spr. gelooft niet, dat hij op het ogenblik met een argumentatie voor het raadsbesluit van toen moet komen. Wèl wil hij graag een argument aanvoeren voor het feit, dat hij c.s. zo meteen zullen komen met een voorstel, waarin het bedrag der genoemde jaarwedde hoger ligt dan het door de Burgemeester voorgestelde. Spr. staat n.l. op het standpunt, dat het wethouderschap in een gemeente als Leeuwarden met een aantal inwoners van ruim 80.000, met de activiteiten, die hier ontplooid worden op alle mogelijke gebied, absoluut de gehele persoon vraagt. (De heer Wiersma: Is dat de practijk?) Daar om meent hij, dat de raad ook de volle vrijheid kan hebben om de wedde van de wethouders zo te stellen, dat het inderdaad een verantwoorde bezoldiging is en waar op dit ogenblik voor de gemeenten tussen 80.000 en 100.000 inwoners als een juiste bezoldiging wordt aangenomen een bedrag van f 8.500,f 8.800, komen spr. c.s. zo meteen bij de Voorzitter met een voorstel, dat een jaarwedde aangeeft van f 8.500,Hij doet dit niet alleen namens zijn fractie; het verheugt hem buitengewoon, dat ook de heren K. J. de Jong en Kamstra hun handtekening onder dit voorstel hebben gezet. Of zij het namens hun fractie konden doen, kan spr. op dit ogenblik uiteraard niet beoordelen. Mis schien, dat beide heren hierover nog wel iets willen zeggen. Spr. zou het voorstel thans bij de Voorzitter ter tafel willen brengen en hij verzoekt hem het mede in de discussies te willen doen betrekken. De Voorzitter heeft nu het voorstel ontvangen, zoals de heer Mani het de raad zopas al heeft medegedeeld. Het kan dus op het ogenblik deel uitmaken van de be raadslagingen. Voor alle duidelijkheid, doch wellicht ten overvloede, zal spr. het even herhalen. Het luidt als volgt: „Ondergetekenden stellen de raad voor te besluiten om aan Gedeputeerde Staten onzer provincie mede te delen, dat naar hun mening de jaarwedde van de wet houders dient te worden bepaald op f 8.500,exclusief de kindertoelage (get.) P. J. Mani, K. J. de Jong, G. D. Kamstra. De heer Kamstra zegt, dat het geen gewoonte is, dat over een dergelijk voorstel veel gesproken wordt. Eigen lijk moest er in het geheel geen bespreking plaats heb ben. Tot nu toe was er voor spr. hedenavond daartoe ook geen aanleiding, maar de laatste woorden van de heer Mani nopen hem er toe er iets van te zeggen. De heer Mani zeide n.l. te veronderstellen, dat de onder tekenaren zelf zouden vertellen, of zij al dan niet na mens hun fractie hadden getekend. Spr. kan met ge noegen verklaren, dat hij inderdaad zijn handtekening

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 2