8 9 veel belangstelling de procedure voor het tot stand komen van dit voorlopige plan, gebaseerd op de over gelegde rapporten, gevolgd, ook in de commissie voor de openbare werken. Hij heeft jammer genoeg de be handeling van de eerste rapporten van Gemeentewerken niet meegemaakt, maar wat hij er van gezien heeft, is voor hem een stimulans geweest om te kunnen verkla ren, dat hij volkomen accoord kan gaan met het voor stel, zoals het hier hedenavond ligt. Het gaat hier om een zeer belangrijk besluit, waarvan de draagkracht ver in de toekomst reikt. Velen van de raadsleden zul len zelfs de uiteindelijke voltooiing van de plannen niet meer beleven en daarom vindt spr. het ook van belang, dat men bij dit punt een ogenblikje stil staat en het niet, na de uitvoerige uiteenzetting, zonder meer met een hamerslag zal afdoen. Daarvoor is het te belang rijk. Spr. stelt het buitengewoon op prijs, dat de samen werking tussen Gemeentewerken en de adviseurs, in dezen het Ingenieursbureau Op ten Noort-Blijdenstein, van zo uitstekende aard is geweest. Dat blijkt uit het rapport van dit bureau en ook uit de nadere toelichting, die de raad heeft gekregen van de directeur der Ge meentewerken. Spr. acht de kwaliteit van de uitge brachte rapporten, waaronder hij dan ook rangschikt dat van Gemeentewerken en dat van Dr. Ir. de Glee, wel dusdanig, dat hij met een gerust geweten op dat compas durft voort te varen. Naast de uit de gedane keuze voortvloeiende, finan ciële voordelen, die in het rapport-Op ten Noort-Blijden stein naar voren zijn gebracht en die van betrekkelijke aard zijn het gaat hier om een voorlopige opzet en de heer Van der Vlis heeft ook al aangetoond, dat daar over nog te discussiëren valt, stemt het tot verheuge nis, dat, wanneer de plannen in deze vorm doorgaan, binnen afzienbare tijd de vervuiling van de stads grachten kan worden verminderd. Verder wil spr. nog even de aandacht vestigen op een ander punt. Hij neemt echter aan, dat dit ook wel de aandacht van het college heeft gehad. Er kan wel de lieer Van der Vlis heeft dit vanavond ook naar voren' gebracht met vrij grote stelligheid worden aangenomen, dat de versnelde vervuiling van de stadsgrachten mede een gevolg is geweest van het aanleggen van het Van Harinxma- kanaal ten zuiden van Leeuwarden, waardoor de door stroming van de grachten van andere aard is gewor den en spr. zou willen vragen, of daar misschien spr. zegt uitdrukkelijk „misschien" nog een motief ligt voor een eventuele Rijksbijdrage, wanneer het in de toekomst zeer moeilijk zou zijn om deze plannen te fi nancieren. Spr. zou het hierbij willen laten en verklaart, dat ook zijn fractie volledig achter het voorstel staat, dat hier vanavond aan de orde is en dat betrekking heeft op het voteren van crediet voor het verdere uitwerken der plannen. De heer Van der Veen is het ook een behoefte B. en W. te zeggen, dat zijn fractie gaarne voor dit voorstel zal stemmen. Spr. c.s. hebben met genoegen de duide lijke rapporten gelezen, die een behoorlijk overzicht ge ven van de gang van zaken. Er is één ding, dat hun bevrediging nog groter had kunnen maken en dat is, dat zij de rapporten gaarne een week eerder in huis hadden gehad; dan hadden zij zich beter in deze om vangrijke plannen kunnen verdiepen. Zij stemmen ech ter graag voor dit voorstel. Ek de fraksje van de hear Van der Meer is it fan herten iens mei dit ütstel fan it kolleezje. De rapporten dy't de rie dêroer krige hat, makken de kar net slim. It finansiële foardiel fan it mingde stelsel is bilangryk en de deskundigen sizze, dat it ek technysk it béste is. Spr. wol him graech oanslute by de opmerkingen van de hear Van der Veen, as dizze seit, dat hy de rap porten wol hwat earder hawn hawwe woe. It rapport- Op ten Noort-Blijdenstein is fan 'e 14e Maeije en de rie krijt it in heal jier letter. Spr. wit wol, dat der nei it ynkommen fan it rapport noch oare ündersiken west hawwe, mar miskien hie de rie it earst krije kinnen, mei in briefke derby sa nedich: „Dit is fortroulik; in neijer ündersiik is ncch geande. Sjoch dit alfést ris nei, dan sitte Jimme der hwat yn." Yn it riedsbrief stiet dit: „te besluiten tot het aanleg gen van een centrale riolering volgens het gemengde stelsel, zoals een en ander in deze rapporten is aan gegeven". Soe it léste diel fan dy sin wol goed wêze, hwant op bis. 5 fan it rapport-Op ten Noort-Blijden stein stiet: „dat het meest geëigende rioleringsstelsel, behoudens plaatselijke afwijkende oplossingen, het ge mengde stelsel is". Is it nou ek in lyts bytsje to biheind om yn dit ütstel to sizzen: „volgens het gemengde stelsel"? Is it ek oan to rieden derby to sizzen: „behoudens plaatselijke af wijkende oplossingen" De heer Kamstra zegt, dat, wanneer men als leek een beslissing moet nemen, wanneer het een object van zo grote omvang betreft, dit iemand wel een beetje ang stig maakt, maar dan is toch hier die angst wel weg genomen door het rapport, dat, voor zover spr. het kan lezen, overzichtelijk is; daarnaast hebben B. en W. ver zocht om hier een technische uiteenzetting te geven en deze directeur heeft daarin bewilligd, waardoor het voor spr. c.s. ook gemakkelijker is geworden om een beslis sing te nemen. Namens zijn fractie kan spr. verklaren, dat het ver antwoord is hier vanavond een keuze te doen. De heer Bootsma heeft ook al gewezen op het grote belang van dit object, waardoor men hier binnen afzien bare tijd kan komen tot het zuiveren van het openbare water. Dat is nu eenmaal een kwaal hier in Leeuwar den, die de gemoederen bezighoudt. Spr. leest in het rapport, dat de voorbereidende werkzaamheden in 1958 klaar zijn en dat verschillende districten van Leeuwar den dan aangesloten worden op de centrale riolering; er is dus toch al een beetje uitzicht, dat er verande ring komt. Het Ingenieursbureau Op ten Noort-Blijdenstein spreekt duidelijk uit, dat het aan het gemengde stelsel de voorkeur geeft en daar dit bovendien nog een finan cieel voordeel geeft van 10 millioen, meent spr., dat het verantwoord is, om hier het advies van het bureau te volgen. Ook bij ons, aldus de heer Rutkens, zijn vragen ge rezen met betrekking tot de financiële zijde van deze zaak. In de laatste na-oorlogse jaren is de schuld per inwoner van jaar tot jaar gestegen en de subsidies, die het Rijk aan de gemeenten verleent, zijn nauwelijks toe reikend om aan de meest elementaire eisen van de ge meentehuishouding te voldoen. Wij stellen ons dan ook de vraag: hoe zal het komen met de financiering van dit plan? Zal het ook weer mede tot gevolg hebben, dat de schuld per inwoner toeneemt? Wij zouden dan ook willen vragen: In hoeverre is het mogelijk, dat het Rijk hier subsidieert? Wij menen gevoeglijk te kunnen stellen, dat men dit plan toch ook zal dienen te zien binnen het raam van de werkloosheidsbestrijding en dan zal men ook aanspraak kunnen maken op een bepaalde bijdrage uit 's Rijks kas. Daarnaast zouden wij de vraag willen stellen: Is het mogelijk om bij het verder uitwerken van dit plan te zien in hoeverre men tegelijkertijd met de uitvoering er van kan overgaan tot opheffing van het privaattonnenstelsel? De heer W. M. de Jong zegt, dat ook zijn fractie zich gaarne wil scharen achter het voorstel van het college. Het verheugt spr., dat het rapport technisch van dien aard is, dat de aanvankelijke aarzeling t.a.v. de keuze van het stelsel bij hem c.s. nu volledig is overwonnen. Zij gaan thans van harte gaarne mee. Het verheugt hun wel zeer, dat binnen betrekkelijk korte tijd een stap in deze richting kan worden gedaan. Zij hopen ook, dat het mogelijk zal blijken te zijn, binnen de kortst mo gelijke tijd verdere stappen te doen om tot uitvoering, zij het dan in etappes, van dit belangrijke project te komen. Thans zou spr. nog een enkele andere opmerking willen maken. In de stukken, die de raadsleden zijn toegezonden, is een voorlopig schetsplan over de loop van de leidingen medegedeeld. Het is spr. opgevallen, dat een van de hoofdafvoerleidingen onder de overweg bij de Schrans zal doorlopen. Spr. heeft er behoefte aan te zeggen, dat hij, ook al betreft het hier een voorlopig plan, zijn hart vasthoudt. Spr. zou willen vragen: wil het college bij het verder verloop van deze zaak er aan denken, dat het daar een zeer delicaat punt is en spr. c.s. hopen in ieder geval, dat deze riolering en eventuele tunnel niet met elkaar in conflict zullen komen. De heer Ras heeft behoefte even aan te sluiten bij de laatste woorden van de heer Van der Veen. Plannen van een dergelijke importantie behoren naar spr.'s smaak ietwat eerder te worden toegezonden; de tijd voor bestudering t.a.v. zaken als deze is over het alge meen te kort voor de raadsleden. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat het B. en W. genoegen doet, dat alle fracties zich hebben uitge sproken in gunstige zin voor het voorstel, zoals dat is neergelegd in de raadsbrief. Alle fracties steunen het voorstel, naar spr. heeft begrepen, gaarne. Er is dus wat betreft de keuze van het stelsel te verwachten, dat de raad zich zal uitspreken voor het gemengde stelsel, zoals dit in de rapporten is aangegeven. Spr. zou op de vraag van de heer Van der Meer, of het niet juister is een andere formulering te kiezen, willen antwoorden, dat uit deze raadsbrief eigenlijk wel duidelijk volgt, dat hier niet consequent het gemengde stelsel wordt aanbevolen, maar een stelsel, zoals dat in de rapporten, die de raadsleden zijn toegezonden, voorlopig is uitge werkt. Spr. ziet dus niet in, dat het noodzakelijk is, het raadsvoorstel in deze zin aan te vullen. Over de keuze van het stelsel bestaat dus een grote mate van een stemmigheid en, zoals de heer Bootsma heeft uiteen gezet, is de samenwerking tussen het bureau, dat B. en W. hebben gekozen, en de dienst der Gemeentewerken goed geweest, zodat er alle hoop is en goede vooruit zichten, dat de technische problemen, die bij de verdere uitwerking van deze plannen zullen kunnen voorko men, met bekwaamheid en in goede harmonie zullen wor den opgelost. Het spreekt vanzelf, dat daarbij het R.I.Z.A. (Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater) zal worden ingeschakeld; op deze wijze zal men dus de meest verantwoorde behandeling van dit zo belangrijke en ingrijpende probleem kunnen verwachten. De heren Van der Veen, Van der Meer en Ras heb ben nog gesproken over de behandeling van deze zaak in de raad in deze zin, dat ze gaarne wat langer tijd hadden willen hebben voor het bestuderen van de rap porten. Spr. kan zich dat enigszins begrijpen en wan neer de wens daartoe uit de raad in belangrijke mate was opgekomen, zou het college daar stellig geen be zwaar tegen hebben gemaakt. Alleen kan wel worden geconstateerd, dat het nu, na de voorlichting in de ge heime vergadering en de deugdelijke rapporten, toch wel verantwoord is, met deze steun en deze kennis van zaken, tot een beslissing te komen. De heer Van der Meer heeft nog voorgesteld, om, bij wijze van feuilleton, al vast één enkel stuk toe te zen den en dan met de aantekening: „Dit zal worden ver volgd". Dat was eigenlijk niet wel mogelijk. In de maand Mei van dit jaar hebben B. en W. van het bureau Op ten Noort-Blijdenstein dit rapport gekregen, maar het was eigenlijk minder opportuun het in dit stadium van de voorbereiding ter kennisneming aan de raad te zen den, omdat nog een nader rapport van het bureau De Glee moest volgen en daarop nog weer een rapport van de dienst van Gemeentewerken. Wel is in de commissie voor de openbare werken in een vroeger stadium een en ander medegedeeld. Dan is nog door de heer Rutkens de financiële zijde van deze kwestie aangeroerd. Dat ligt in mindere mate op spr.'s terrein, maar hij zal ongetwijfeld namens de raad spreken, wanneer hij de wens uit, dat het de wet houder van Financiën mag gelukken, om de middelen hiervoor te vinden. Er hebben ter zake reeds zeer voor lopige besprekingen met een der Gedeputeerden plaats gehad, zodat B. en W. dus ook die kant van de materie stellig in het oog houden en ook zullen trachten in de geest, als door de heer Rutkens aanbevolen, van het Rijk bijdragen voor dit werk te verkrijgen. Of dat alles in het kader van de werkloosheidsbestrijding kan geschie den, is natuurlijk de vraag, omdat, wanneer het werk uitsluitend in dit kader wordt gesteld, ook het tempo daarvan zal afhangen en het is de vraag, of dat wel ge wenst is en of dit werk niet zijn eigen tempo zal moe ten hebben, onafhankelijk van de op- en neergaande po litiek bij de werkloosheidsbestrijding. Ten slotte heeft de heer Rutkens nog gevraagd, of het ook tijd wordt bij het gereed komen van de riool zuiveringsinstallatie het tonnenstelsel af te schaffen. Dat is een punt, dat stellig zal worden bekeken. Dat kan zonder meer worden toegezegd. En dan is er nog de detail-opmerking van de heer W. M. de Jong, dat hij het minder gelukkig acht, dat een hoofdafvoerleiding, een stamriool of hoe men het wil noemen een beetje dicht langs de overweg in de Schrans is geprojecteerd. Dat punt zal stellig met de meeste nauwgezetheid worden overwogen; de heer De Jong zal ook wel willen vertrouwen, dat de dienst van Gemeentewerken uiteraard hier wel oog voor heeft. Wanneer zou blijken, dat de plaatsing van een hoofd riool aldaar een blokkering zou betekenen van een tunneloplossing, kan men wel aannemen, dat ter zake een voorziening zal worden getroffen; die beide vraag stukken moeten niet aan elkaar worden opgehangen. Spr. meent, dat hij hiermee wel alle vragen heeft be antwoord. Hij kan namens het college de raad dank zeggen voor de grote mate van steun, die hij aan dit zeer belangrijke voorstel heeft gegeven; het doet het college in bijzondere mate genoegen, dat dit met zo grote eenstemmigheid heeft plaats gehad. De hear Van der Meer nimt, as de wethalder it seit, wol oan, dat de redaksje sa düdlik genöch is. Hy bliuwt der lykwols by, dat it wol winsklik is, dat sokke bi- langrike dingen hwat earder ünder de eagen fan de riedsleden komme. Nou foei it bistudearjen fan de grauwe rapporten oer dizze saek ek noch gear mei de droktme en gesellichheit fan Sinterklaes. Spr. kin der ynkomme, dat de wethalder de stikken net yn feuille- ton-foarm oan de riedsleden foarlizze kin, mar spr. stelt him foar, dat de léste stikken dochs wol minstens 14 dagen of 3 wiken foar de riedssitting ré wiene om üt- stjürd to wurden. As nou byg. daelks nei de foarige sitting dizze stikken oan de riedsleden tastjürd wiene en it ütstel hwat letter kommen wie, dein hiene hja hwat mear tiid hawn; hie dat net kinnen, dan hiene B. en W. sizze kinnen: Hjir binne de riedsstikken en yn de gearkomste fan 'e 5e Jannewaris sille wy üs ütstel dwaen. De Voorzitter zou, wat deze laatste opmerking van de heer Van der Meer betreft, willen zeggen, dat B. en W. van hun kant toch werkelijk wel oog voor de wen selijkheid hebben, dat de raad belangrijke voorstellen tijdig krijgt toegestuurd; toen het moment er was om de op deze zaak betrekking hebbende stukken in de openbaarheid te brengen, is ook onmiddellijk met het vermenigvuldigen begonnen. Dat viel jammer genoeg met het oog op de snelheid dan samen met de mem.v.a., die ook aan de raad moest worden gestuurd. Er is door de betreffende afdelingen ter secretarie bij zonder hard gewerkt overuren zijn gemaakt en de stukken zijn zo snel mogelijk naar de raadsleden ge stuurd. B. en W. hebben echter niet de minste behoefte om deze zaak te forceren en wanneer de raad dus van mening is, dat de tijd van bestudering te kort is ge weest om op dit moment tot een beslissing te komen, dan hebben zij er geen enkel bezwaar tegen, dat deze beslissing genomen wordt in de volgende raadsverga dering, d.i. vandaag over 4 weken. Zo staat de zaak. Wanneer dus de raad van mening is, dat deze vier we ken van nut kunnen zijn om een dieper of ander inzicht in deze aangelegenheid te verwerven, dan zijn B. en W. spr. moge het herhalen gaarne bereid om deze zaak vier weken uit te stellen. Maar wanneer de raad van mening is, dat hij nu voldoende voorlichting heeft ontvangen, dan zien B. en W. ook weer geen aanlei ding om nu geen beslissing te nemen. Spr. wil daar al leen maar mee zeggen, dat het dus slechts een zaak van de raad zelf is om vanavond of over 4 weken een be sluit te nemen. De raad geeft te kennen geen uitstel te wensen, waar na het voorstel van B. en W. z.h.st. wordt aangenomen. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 5