8
9
veel belangstelling de procedure voor het tot stand
komen van dit voorlopige plan, gebaseerd op de over
gelegde rapporten, gevolgd, ook in de commissie voor
de openbare werken. Hij heeft jammer genoeg de be
handeling van de eerste rapporten van Gemeentewerken
niet meegemaakt, maar wat hij er van gezien heeft, is
voor hem een stimulans geweest om te kunnen verkla
ren, dat hij volkomen accoord kan gaan met het voor
stel, zoals het hier hedenavond ligt. Het gaat hier om
een zeer belangrijk besluit, waarvan de draagkracht
ver in de toekomst reikt. Velen van de raadsleden zul
len zelfs de uiteindelijke voltooiing van de plannen niet
meer beleven en daarom vindt spr. het ook van belang,
dat men bij dit punt een ogenblikje stil staat en het
niet, na de uitvoerige uiteenzetting, zonder meer met
een hamerslag zal afdoen. Daarvoor is het te belang
rijk. Spr. stelt het buitengewoon op prijs, dat de samen
werking tussen Gemeentewerken en de adviseurs, in
dezen het Ingenieursbureau Op ten Noort-Blijdenstein,
van zo uitstekende aard is geweest. Dat blijkt uit het
rapport van dit bureau en ook uit de nadere toelichting,
die de raad heeft gekregen van de directeur der Ge
meentewerken. Spr. acht de kwaliteit van de uitge
brachte rapporten, waaronder hij dan ook rangschikt
dat van Gemeentewerken en dat van Dr. Ir. de Glee,
wel dusdanig, dat hij met een gerust geweten op dat
compas durft voort te varen.
Naast de uit de gedane keuze voortvloeiende, finan
ciële voordelen, die in het rapport-Op ten Noort-Blijden
stein naar voren zijn gebracht en die van betrekkelijke
aard zijn het gaat hier om een voorlopige opzet en de
heer Van der Vlis heeft ook al aangetoond, dat daar
over nog te discussiëren valt, stemt het tot verheuge
nis, dat, wanneer de plannen in deze vorm doorgaan,
binnen afzienbare tijd de vervuiling van de stads
grachten kan worden verminderd. Verder wil spr. nog
even de aandacht vestigen op een ander punt. Hij
neemt echter aan, dat dit ook wel de aandacht van het
college heeft gehad. Er kan wel de lieer Van der Vlis
heeft dit vanavond ook naar voren' gebracht met vrij
grote stelligheid worden aangenomen, dat de versnelde
vervuiling van de stadsgrachten mede een gevolg is
geweest van het aanleggen van het Van Harinxma-
kanaal ten zuiden van Leeuwarden, waardoor de door
stroming van de grachten van andere aard is gewor
den en spr. zou willen vragen, of daar misschien spr.
zegt uitdrukkelijk „misschien" nog een motief ligt
voor een eventuele Rijksbijdrage, wanneer het in de
toekomst zeer moeilijk zou zijn om deze plannen te fi
nancieren.
Spr. zou het hierbij willen laten en verklaart, dat
ook zijn fractie volledig achter het voorstel staat, dat
hier vanavond aan de orde is en dat betrekking heeft
op het voteren van crediet voor het verdere uitwerken
der plannen.
De heer Van der Veen is het ook een behoefte B. en
W. te zeggen, dat zijn fractie gaarne voor dit voorstel
zal stemmen. Spr. c.s. hebben met genoegen de duide
lijke rapporten gelezen, die een behoorlijk overzicht ge
ven van de gang van zaken. Er is één ding, dat hun
bevrediging nog groter had kunnen maken en dat is,
dat zij de rapporten gaarne een week eerder in huis
hadden gehad; dan hadden zij zich beter in deze om
vangrijke plannen kunnen verdiepen. Zij stemmen ech
ter graag voor dit voorstel.
Ek de fraksje van de hear Van der Meer is it fan
herten iens mei dit ütstel fan it kolleezje. De rapporten
dy't de rie dêroer krige hat, makken de kar net slim.
It finansiële foardiel fan it mingde stelsel is bilangryk
en de deskundigen sizze, dat it ek technysk it béste is.
Spr. wol him graech oanslute by de opmerkingen van
de hear Van der Veen, as dizze seit, dat hy de rap
porten wol hwat earder hawn hawwe woe. It rapport-
Op ten Noort-Blijdenstein is fan 'e 14e Maeije en de rie
krijt it in heal jier letter. Spr. wit wol, dat der nei it
ynkommen fan it rapport noch oare ündersiken west
hawwe, mar miskien hie de rie it earst krije kinnen,
mei in briefke derby sa nedich: „Dit is fortroulik; in
neijer ündersiik is ncch geande. Sjoch dit alfést ris nei,
dan sitte Jimme der hwat yn."
Yn it riedsbrief stiet dit: „te besluiten tot het aanleg
gen van een centrale riolering volgens het gemengde
stelsel, zoals een en ander in deze rapporten is aan
gegeven". Soe it léste diel fan dy sin wol goed wêze,
hwant op bis. 5 fan it rapport-Op ten Noort-Blijden
stein stiet: „dat het meest geëigende rioleringsstelsel,
behoudens plaatselijke afwijkende oplossingen, het ge
mengde stelsel is".
Is it nou ek in lyts bytsje to biheind om yn dit ütstel
to sizzen: „volgens het gemengde stelsel"? Is it ek oan
to rieden derby to sizzen: „behoudens plaatselijke af
wijkende oplossingen"
De heer Kamstra zegt, dat, wanneer men als leek een
beslissing moet nemen, wanneer het een object van zo
grote omvang betreft, dit iemand wel een beetje ang
stig maakt, maar dan is toch hier die angst wel weg
genomen door het rapport, dat, voor zover spr. het kan
lezen, overzichtelijk is; daarnaast hebben B. en W. ver
zocht om hier een technische uiteenzetting te geven en
deze directeur heeft daarin bewilligd, waardoor het voor
spr. c.s. ook gemakkelijker is geworden om een beslis
sing te nemen.
Namens zijn fractie kan spr. verklaren, dat het ver
antwoord is hier vanavond een keuze te doen.
De heer Bootsma heeft ook al gewezen op het grote
belang van dit object, waardoor men hier binnen afzien
bare tijd kan komen tot het zuiveren van het openbare
water. Dat is nu eenmaal een kwaal hier in Leeuwar
den, die de gemoederen bezighoudt. Spr. leest in het
rapport, dat de voorbereidende werkzaamheden in 1958
klaar zijn en dat verschillende districten van Leeuwar
den dan aangesloten worden op de centrale riolering;
er is dus toch al een beetje uitzicht, dat er verande
ring komt.
Het Ingenieursbureau Op ten Noort-Blijdenstein
spreekt duidelijk uit, dat het aan het gemengde stelsel
de voorkeur geeft en daar dit bovendien nog een finan
cieel voordeel geeft van 10 millioen, meent spr., dat het
verantwoord is, om hier het advies van het bureau te
volgen.
Ook bij ons, aldus de heer Rutkens, zijn vragen ge
rezen met betrekking tot de financiële zijde van deze
zaak. In de laatste na-oorlogse jaren is de schuld per
inwoner van jaar tot jaar gestegen en de subsidies, die
het Rijk aan de gemeenten verleent, zijn nauwelijks toe
reikend om aan de meest elementaire eisen van de ge
meentehuishouding te voldoen. Wij stellen ons dan ook
de vraag: hoe zal het komen met de financiering van
dit plan? Zal het ook weer mede tot gevolg hebben, dat
de schuld per inwoner toeneemt? Wij zouden dan ook
willen vragen: In hoeverre is het mogelijk, dat het
Rijk hier subsidieert? Wij menen gevoeglijk te
kunnen stellen, dat men dit plan toch ook zal dienen
te zien binnen het raam van de werkloosheidsbestrijding
en dan zal men ook aanspraak kunnen maken op een
bepaalde bijdrage uit 's Rijks kas. Daarnaast zouden
wij de vraag willen stellen: Is het mogelijk om bij het
verder uitwerken van dit plan te zien in hoeverre men
tegelijkertijd met de uitvoering er van kan overgaan
tot opheffing van het privaattonnenstelsel?
De heer W. M. de Jong zegt, dat ook zijn fractie zich
gaarne wil scharen achter het voorstel van het college.
Het verheugt spr., dat het rapport technisch van dien
aard is, dat de aanvankelijke aarzeling t.a.v. de keuze
van het stelsel bij hem c.s. nu volledig is overwonnen.
Zij gaan thans van harte gaarne mee. Het verheugt hun
wel zeer, dat binnen betrekkelijk korte tijd een stap in
deze richting kan worden gedaan. Zij hopen ook, dat
het mogelijk zal blijken te zijn, binnen de kortst mo
gelijke tijd verdere stappen te doen om tot uitvoering,
zij het dan in etappes, van dit belangrijke project te
komen.
Thans zou spr. nog een enkele andere opmerking
willen maken.
In de stukken, die de raadsleden zijn toegezonden, is
een voorlopig schetsplan over de loop van de leidingen
medegedeeld. Het is spr. opgevallen, dat een van de
hoofdafvoerleidingen onder de overweg bij de Schrans
zal doorlopen. Spr. heeft er behoefte aan te zeggen,
dat hij, ook al betreft het hier een voorlopig plan, zijn
hart vasthoudt. Spr. zou willen vragen: wil het college
bij het verder verloop van deze zaak er aan denken, dat
het daar een zeer delicaat punt is en spr. c.s. hopen in
ieder geval, dat deze riolering en eventuele tunnel niet
met elkaar in conflict zullen komen.
De heer Ras heeft behoefte even aan te sluiten bij de
laatste woorden van de heer Van der Veen. Plannen
van een dergelijke importantie behoren naar spr.'s
smaak ietwat eerder te worden toegezonden; de tijd
voor bestudering t.a.v. zaken als deze is over het alge
meen te kort voor de raadsleden.
De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat het B. en
W. genoegen doet, dat alle fracties zich hebben uitge
sproken in gunstige zin voor het voorstel, zoals dat is
neergelegd in de raadsbrief. Alle fracties steunen het
voorstel, naar spr. heeft begrepen, gaarne. Er is dus wat
betreft de keuze van het stelsel te verwachten, dat de
raad zich zal uitspreken voor het gemengde stelsel,
zoals dit in de rapporten is aangegeven. Spr. zou op de
vraag van de heer Van der Meer, of het niet juister is
een andere formulering te kiezen, willen antwoorden,
dat uit deze raadsbrief eigenlijk wel duidelijk volgt,
dat hier niet consequent het gemengde stelsel wordt
aanbevolen, maar een stelsel, zoals dat in de rapporten,
die de raadsleden zijn toegezonden, voorlopig is uitge
werkt. Spr. ziet dus niet in, dat het noodzakelijk is, het
raadsvoorstel in deze zin aan te vullen. Over de keuze
van het stelsel bestaat dus een grote mate van een
stemmigheid en, zoals de heer Bootsma heeft uiteen
gezet, is de samenwerking tussen het bureau, dat B.
en W. hebben gekozen, en de dienst der Gemeentewerken
goed geweest, zodat er alle hoop is en goede vooruit
zichten, dat de technische problemen, die bij de verdere
uitwerking van deze plannen zullen kunnen voorko
men, met bekwaamheid en in goede harmonie zullen wor
den opgelost. Het spreekt vanzelf, dat daarbij het
R.I.Z.A. (Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater)
zal worden ingeschakeld; op deze wijze zal men dus de
meest verantwoorde behandeling van dit zo belangrijke
en ingrijpende probleem kunnen verwachten.
De heren Van der Veen, Van der Meer en Ras heb
ben nog gesproken over de behandeling van deze zaak
in de raad in deze zin, dat ze gaarne wat langer tijd
hadden willen hebben voor het bestuderen van de rap
porten. Spr. kan zich dat enigszins begrijpen en wan
neer de wens daartoe uit de raad in belangrijke mate
was opgekomen, zou het college daar stellig geen be
zwaar tegen hebben gemaakt. Alleen kan wel worden
geconstateerd, dat het nu, na de voorlichting in de ge
heime vergadering en de deugdelijke rapporten, toch
wel verantwoord is, met deze steun en deze kennis van
zaken, tot een beslissing te komen.
De heer Van der Meer heeft nog voorgesteld, om, bij
wijze van feuilleton, al vast één enkel stuk toe te zen
den en dan met de aantekening: „Dit zal worden ver
volgd". Dat was eigenlijk niet wel mogelijk. In de maand
Mei van dit jaar hebben B. en W. van het bureau Op
ten Noort-Blijdenstein dit rapport gekregen, maar het
was eigenlijk minder opportuun het in dit stadium van
de voorbereiding ter kennisneming aan de raad te zen
den, omdat nog een nader rapport van het bureau De
Glee moest volgen en daarop nog weer een rapport van
de dienst van Gemeentewerken. Wel is in de commissie
voor de openbare werken in een vroeger stadium een
en ander medegedeeld.
Dan is nog door de heer Rutkens de financiële zijde
van deze kwestie aangeroerd. Dat ligt in mindere mate
op spr.'s terrein, maar hij zal ongetwijfeld namens de
raad spreken, wanneer hij de wens uit, dat het de wet
houder van Financiën mag gelukken, om de middelen
hiervoor te vinden. Er hebben ter zake reeds zeer voor
lopige besprekingen met een der Gedeputeerden plaats
gehad, zodat B. en W. dus ook die kant van de materie
stellig in het oog houden en ook zullen trachten in de
geest, als door de heer Rutkens aanbevolen, van het Rijk
bijdragen voor dit werk te verkrijgen. Of dat alles in
het kader van de werkloosheidsbestrijding kan geschie
den, is natuurlijk de vraag, omdat, wanneer het werk
uitsluitend in dit kader wordt gesteld, ook het tempo
daarvan zal afhangen en het is de vraag, of dat wel ge
wenst is en of dit werk niet zijn eigen tempo zal moe
ten hebben, onafhankelijk van de op- en neergaande po
litiek bij de werkloosheidsbestrijding.
Ten slotte heeft de heer Rutkens nog gevraagd, of
het ook tijd wordt bij het gereed komen van de riool
zuiveringsinstallatie het tonnenstelsel af te schaffen. Dat
is een punt, dat stellig zal worden bekeken. Dat kan
zonder meer worden toegezegd.
En dan is er nog de detail-opmerking van de heer
W. M. de Jong, dat hij het minder gelukkig acht, dat
een hoofdafvoerleiding, een stamriool of hoe men het
wil noemen een beetje dicht langs de overweg in de
Schrans is geprojecteerd. Dat punt zal stellig met de
meeste nauwgezetheid worden overwogen; de heer De
Jong zal ook wel willen vertrouwen, dat de dienst van
Gemeentewerken uiteraard hier wel oog voor heeft.
Wanneer zou blijken, dat de plaatsing van een hoofd
riool aldaar een blokkering zou betekenen van een
tunneloplossing, kan men wel aannemen, dat ter zake
een voorziening zal worden getroffen; die beide vraag
stukken moeten niet aan elkaar worden opgehangen.
Spr. meent, dat hij hiermee wel alle vragen heeft be
antwoord. Hij kan namens het college de raad dank
zeggen voor de grote mate van steun, die hij aan dit
zeer belangrijke voorstel heeft gegeven; het doet het
college in bijzondere mate genoegen, dat dit met zo grote
eenstemmigheid heeft plaats gehad.
De hear Van der Meer nimt, as de wethalder it seit,
wol oan, dat de redaksje sa düdlik genöch is. Hy bliuwt
der lykwols by, dat it wol winsklik is, dat sokke bi-
langrike dingen hwat earder ünder de eagen fan de
riedsleden komme. Nou foei it bistudearjen fan de
grauwe rapporten oer dizze saek ek noch gear mei de
droktme en gesellichheit fan Sinterklaes. Spr. kin der
ynkomme, dat de wethalder de stikken net yn feuille-
ton-foarm oan de riedsleden foarlizze kin, mar spr.
stelt him foar, dat de léste stikken dochs wol minstens
14 dagen of 3 wiken foar de riedssitting ré wiene om üt-
stjürd to wurden. As nou byg. daelks nei de foarige
sitting dizze stikken oan de riedsleden tastjürd wiene
en it ütstel hwat letter kommen wie, dein hiene hja
hwat mear tiid hawn; hie dat net kinnen, dan hiene
B. en W. sizze kinnen: Hjir binne de riedsstikken en yn
de gearkomste fan 'e 5e Jannewaris sille wy üs ütstel
dwaen.
De Voorzitter zou, wat deze laatste opmerking van
de heer Van der Meer betreft, willen zeggen, dat B. en
W. van hun kant toch werkelijk wel oog voor de wen
selijkheid hebben, dat de raad belangrijke voorstellen
tijdig krijgt toegestuurd; toen het moment er was om
de op deze zaak betrekking hebbende stukken in de
openbaarheid te brengen, is ook onmiddellijk met het
vermenigvuldigen begonnen. Dat viel jammer genoeg
met het oog op de snelheid dan samen met de
mem.v.a., die ook aan de raad moest worden gestuurd.
Er is door de betreffende afdelingen ter secretarie bij
zonder hard gewerkt overuren zijn gemaakt en de
stukken zijn zo snel mogelijk naar de raadsleden ge
stuurd. B. en W. hebben echter niet de minste behoefte
om deze zaak te forceren en wanneer de raad dus van
mening is, dat de tijd van bestudering te kort is ge
weest om op dit moment tot een beslissing te komen,
dan hebben zij er geen enkel bezwaar tegen, dat deze
beslissing genomen wordt in de volgende raadsverga
dering, d.i. vandaag over 4 weken. Zo staat de zaak.
Wanneer dus de raad van mening is, dat deze vier we
ken van nut kunnen zijn om een dieper of ander inzicht
in deze aangelegenheid te verwerven, dan zijn B. en W.
spr. moge het herhalen gaarne bereid om deze
zaak vier weken uit te stellen. Maar wanneer de raad
van mening is, dat hij nu voldoende voorlichting heeft
ontvangen, dan zien B. en W. ook weer geen aanlei
ding om nu geen beslissing te nemen. Spr. wil daar al
leen maar mee zeggen, dat het dus slechts een zaak van
de raad zelf is om vanavond of over 4 weken een be
sluit te nemen.
De raad geeft te kennen geen uitstel te wensen, waar
na het voorstel van B. en W. z.h.st. wordt aangenomen.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.