18
19
medewerken aan het voteren van de voor de B.B. be
nodigde gelden.
Het zal de heer Rutkens echter niet vergeten zijn, dat
op het ogenblik nog steeds de Baltische staten bij Rus
land zijn ingelijfd en geen kans krijgen ooit weer vrij
te komen. Spr. gelooft, dat men alles moet doen om
aan iets dergelijks te ontkomen.
De heer Kamstra heeft een ondeugende opmerking
gemaakt, waarop spr. even moet terugkomen. Spr. zal
het heel gemoedelijk doen, omdat de verhoudingen in
de raad gemoedelijk liggen. Hij kan zich haast niet
voorstellen, dat de heer Kamstra serieus meent, dat
spr. zou willen, dat de raad slechte verordeningen zal
maken, opdat spr. als advocaat meer werk zal kunnen
krijgen. Spr. zit hier als gemeenteraadslid en niet als
advocaat.
De heer Wijkstra heeft het gehad over de oorzaken
van de regeringspolitiek op het gebied van de woning
bouw. Spr. blijft op dit punt een andere opvatting hul
digen. Hij heeft echter niet ontkend, dat die oorzaken
er zijn. Men kan hier heel lang over praten, maar spr.
gelooft niet, dat hij iets heeft gezegd, wat niet zou kun
nen kloppen met wat de heer Wijkstra heeft opgemerkt.
Het is dus niet nodig er verder op in te gaan.
Wat een spoediger toezending van de raadsstukken
betreft, spr. heeft er helemaal geen bezwaar tegen, dat
de in artikel 6 van het Reglement van Orde i.z. toe
zending van raadsstukken voorgeschreven gedragslijn
met een grote mate van soepelheid wordt toegepast. Hij
zou het echter waarderen, wanneer zo mogelijk, een
nog grotere mate van soepelheid zou kunnen worden
toegepast t.o.v. art. 10 van het R.v.O. Hij geeft B. en
W. in overweging dit artikel in dien zin te wijzigen, dat
de laatste alinea als volgt luidt:
„In de vergaderingen van de raad wordt niet gerookt,
tenzij de vergadering langer dan 2 uren duurt." Spr.
hoopt, dat hij niet een voorstel ter zake behoeft in te
dienen.
Hij heeft de heer Tiekstra aan zijn kant gevonden,
toen hij constateerde, dat er klachten zijn over het feit,
dat andere gemeenten krachten uit de industrie en het
onderwijs van Leeuwarden wegtrekken. De heer Wijk
stra heeft spr. op dit punt verkeerd begrepen. Dit is
geen grief tegen het college, maar tegen de regering,
die dit door de wijze van verdeling van het bouw
volume mogelijk maakt.
De heer Wijkstra wenst vrije migratiemogelijkheid
voor de arbeiders. Ook spr.'s partij stelt de individuele
vrijheid nog altijd voorop, voor haar is zij iets vanzelf
sprekends. Naar zijn mening echter moet die vrijheid
tot uiting komen in normale, natuurlijke verhoudingen
en niet in gunsten, die een centrale overheid ongelijk
over de verschillende gemeenten verdeelt. Dan is er
sprake van oneerlijke concurrentie; de vrije migratie
mogelijkheid speelt hier geen rol.
Spr. moet de wethouder van Onderwijs beter op de
hoogte brengen van zijn bedoeling. Natuurlijk heeft
spr. niet bedoeld, dat de gemeente te kort zou schieten
in het bouwen van scholen. Hij heeft zich alleen be
klaagd over de toestand bij het onderwijs en hij richtte
zich daarmee over de hoofden van B. en W. heen tot
Den Haag. De quintessens van spr.'s betoog was, dat,
zelfs al zouden meer scholen gebouwd worden, de toe
stand nog niet beter zou zijn, omdat de leerkrachten
ontbreken. Spr. c.s. hopen, dat de regering verder voor
uitziet en dat er verbetering voor onze gemeente, die
in dezen zelf niets kan doen, zal intreden.
De heer J. K. Dijkstra (weth.): Accoord.
De heer Mani zou graag nog enkele opmerkingen
maken in verband met wat vanmorgen door de heer
Van der Veen is gezegd. Hij heeft spr. een nieuwtje
verteld. Hij zei n.l. woordelijk, dat niemand in de groen-
tehandel bevredigd was door de dit jaar toegepaste va-
cantieregeling. Spr. heeft geheel andere geluiden ge
hoord. Hij zou het zich kunnen voorstellen, wanneer
deze opmerking van de heer Van der Veen alleen be
trekking had op de technische uitvoering van de rege
ling, maar deze middenstanders zeggen zelf: „Wat is
het vreselijk jammer, dat wij tot dusverre geen vacan-
tie hebben gehad. Wij moeten natuurlijk nooit weer
terug naar de tijd zonder vacantie".
De heer Van der Veen heeft tevens iets opgemerkt
over de winkelsluiting, wat wel geheel overeenkomt met
dat wat spr. in een vorige raadsvergadering heeft ge
zegd, n.l. inzake de instelling van de middenstand t.o.v.
de organisaties. De heer Van der Veen heeft zeer na
drukkelijk verteld, dat over deze winkelsluitingsgeschie
denis misschien wel advies zou kunnen worden inge
wonnen bij de werknemers-organisaties, maar dat deze
er verder niets over hadden te vertellen, precies de
zelfde redenering als van de heren middenstanders,
wanneer ze eens contact opnemen met de werknemers
organisaties. Spr. heeft daar grote bezwaren tegen, om
dat hij meent, dat men niet alleen moet komen tot een
volkerengemeenschap, maar ook tot een werkgemeen
schap en waar wij in een bedrijf een werkgemeenschap
hebben, meent hij, dat er geen sprake van is, dat daar
verschillende maatstaven moeten worden aangelegd.
Spr. had van de heer Van der Veen verwacht, dat deze
zich niet zo beslist op dat standpunt had gesteld.
Thans nog een enkel woord n.a.v. een opmerking,
door de heer Van der Meer gemaakt, toen deze zeide,
dat bij een andere samenstelling van het college het
werk evengoed zou worden gedaan als op dit ogenblik
het geval is. Spr. heeft daarin gezien een erkenning en
bijval aan het adres van Minister Zijlstra, die hier enige
tijd geleden gesproken heeft over het feit, dat de poli
tiek, die in de 30-er jaren gevoerd is, onjuist is geweest
en dat men in christelijke kringen op dit ogenblik heel
anders staat tegenover de problemen, die zich voordoen.
Tegen het werk, dat in het verleden in de gemeente
raden werd gedaan bij een samenstelling, die zeer sterk
het stempel droeg van de christelijke partijen al mag
dat in Leeuwarden nooit zo sterk hebben gesproken
waren zeker bezwaren in te brengen. Spr. zegt het op
deze manier maar heel zacht, omdat hij weet, dat de
verhoudingen hier in de raad wel zo zijn, dat men er
moeilijk over kan praten, al is dit op zichzelf niet zo'n
moeilijk punt. Wanneer dus hier de erkenning ligt van
de heer Van der Meer, dat men in het verleden fout is
geweest en nu op een heel ander standpunt staat, dan
kan spr. zich daar alleen maar over verheugen.
Hij heeft vanmorgen het college een vraag gesteld,
die niet helemaal beantwoord is, althans niet zo con
creet als spr. het had gewild. Hij heeft n.l. gesproken
over de oneerlijke concurrentie, die ligt opgesloten in
het feit, dat in andere gemeenten de industriegrond
wordt aangeboden tegen een prijs, die eigenlijk niet
meer helemaal door de beugel kan. Spr. zou het thans
iets anders willen stellen en vragen: kan men, wanneer
Praneker een grondprijs van f 2,50 vraagt, die nog een
normale prijs voor deze gemeente noemen en als dat
niet het geval is, is het college dan ook van mening,
dat hiertegen maatregelen moeten worden genomen
De heer K. de Jong wil over de opmerking, die de
heer Tiekstra aan zijn adres heeft gemaakt, zwijgen,
nu hij niet te veel tijd in beslag mag nemen.
Aan een gedeelte uit het betoog van de heer Mani
wil hij graag enige opmerkingen vastknopen. Dat kan
er wel even af. De heer Mani heeft niet alleen gesproken
over gelijk recht voor allen, maar over gelijke ont
wikkelingskansen voor allen. Betekent dat misschien,
dat hij dit ook ten opzichte van de subsidiëring van
het bijzonder kleuteronderwijs volledig wil doortrekken
in tegenstelling met de „pacificatie op afbetaling", zo
als die hier tot nu toe heeft plaatsgevonden Spr. vraagt
dit wel even, maar nu de mond van de heer Mani „op
slot" zit, kunnen hij en spr. het bij gelegenheid wel eens
doorpraten.
De heer Mani heeft verder gezegd, dat minister Lief-
tinck het bedrijfsleven zodanig op gang heeft gebracht,
dat een belangrijke opvoering van de productiviteit hier
van het gevolg was. Spr. betwijfelt, of dat alleen aan
het beleid van de vroegere bewindsman te danken is.
Hij heeft voor zichzelf de indruk, dat de Marshall-hulp
bij het op gang brengen van het bedrijfsleven een enorme
rol heeft gespeeld. Ongetwijfeld heeft minister Lieftinck
een gunstig klimaat geschapen. Daarom heeft spr. ze
ker waardering voor diens beleid. Deze minister heeft
de zaak durven aanpakken en in de situatie van toen
zeer impopulaire maatregelen durven treffen. Naar de
mening van spr. c.s. had hij echter een soepeler houding
kunnen aannemen tegenover de belastingwetgeving t.o.v.
het bedrijfsleven. Natuurlijk is ook een andere visie
mogelijk. Spr. zou het zo willen zeggen: hetgeen de
heer Mani zonder meer stelt, is een bepaalde visie op
deze zaak, terwijl een andere visie ook zeer goed mo
gelijk is.
De heer Wijkstra heeft enkele dingen gezegd over de
overweg aan de Schrans. Een partiële opheffing van de
moeilijkheden op dit punt mag volgens hem een defini
tieve oplossing niet in de weg staan. Daar is spr. het
volkomen mee eens.
De wethouder heeft er op gewezen, dat er van uit
moet worden gegaan, dat het financiële volume ook,
ja zelfs in hoge mate, bepaalt welke werken uitgevoerd
kunnen worden. Dit kan spr. onderstrepen en waar dit
zo is, kan inderdaad het gevolg van een bepaalde voor
opstelling zijn, dat de uitvoering van andere werken
voorlopig achterwege moet blijven. Het is echter zeker
nodig, dat de zeer grote moeilijkheden bij deze overweg
in de loop van de komende jaren opgelost worden. In
hoeverre hier mogelijkheden liggen, heeft spr. van de
wethouder niet gehoord. Hij wil alsnog graag diens ant
woord op zijn vraag, hoeveel een voetgangers- en fiet
serstunnel zou moeten kosten. Deze zaak ligt spr. c.s.
zeer na aan het hart.
Wat de subsidiepolitiek betreft, bestaat er een tegen
stelling tussen de meningen van de heren Wijkstra en
Mani en die van spr. De heer Mani zegt: gelijk recht
voor allen, maar pas op met die verzuiling. In zekere
zin druist dit in tegen de vrijheidsgedachte die toch in
ons volk leeft en ook leven moet. Wat wordt hiermee
precies bedoeld
Wanneer men zegt: wij strijden tegen verzuiling, dan
komt het er op neer, dat men maar één algemene or
ganisatie wil. Wat moet die dan zijn: Humanistisch,
R.K. of Chr. Nationaal Wat is dan de grondzuil, die
voor de verschillende zuilen in de plaats treedt? De
A.R. vertegenwoordigen de grondtoon van ons volks
karakter, gelijk dit, door Oranje geleid en onder invloed
van de Hervorming in 1572 het stempel van Chr. Na
tionaal heeft ontvangen. Als men de verzuiling wil
tegengaan, zet men in wezen een streep door het ge
hele verleden van eeuwen en eeuwen, dat de grondtoon
van ons volkskarakter heeft gevormd. Daar maakt
spr. ten zeerste bezwaar tegen. Men kan van uitgangs
punt verschillen, maar men moet toch ook bij de ge
meentepolitiek en dat heeft spr. vanmorgen reeds
gesteld naast het gezag van de overheid de vrijheid
van levenskring erkennen en wanneer die vrijheid, door
hetgeen de heer Wijkstra wil, in het nauw zou geraken,
dan kan dit gevaar opleveren. Men mag aan bepaalde
levensverbanden geen dwangbuis aanleggen, maar na
tuurlijk ontstaan er grenssituaties. De heer Vellenga
heeft de discussie handig gecoupeerd; over deze dingen
kan echter op een bepaald moment wel eens gesproken
worden, als men het recht maar niet aantast.
Men heeft hier destijds een dergelijke discussie ge
had i.z. de kwestie van gezinszorg. Van de zijde van de
P.v.d.A. wilde men één algemene organisatie. Men kan
echter ook rekening houden met de levensverbanden,
mits objectieve normen worden toegepast. Gelukkig is
die zaak na jaren in orde gekomen en is recht gedaan.
Waarom is het niet mogelijk, dat men elkaar ook op
dit terrein respecteert, uitgaat van eigen overtuiging,
maar toch de ander daarbij niets in de weg legt?
Over isolement gesproken: door Groen van Prinsterer
is gezegd: „In het isolement ligt onze kracht". D.w.z.
in onze beginselvastheid. Dat is geen separatisme, dat
is Chr. nationaal. Wanneer er één man geweest is,
die de nationale gedachte heeft trachten te begrijpen,
dan is het Groen van Prinsterer geweest. Wanneer men
genoemde uitspraak aanvaardt, dan kan men elkaar,
met behoud van ieders levensovertuiging, toch wel res
pecteren en overleg met elkaar plegen.
Spr. meent, dat men de financiële gelijkstelling zo
veel mogelijk als uitgangspunt moet nemen. Wat het
bijzonder kleuteronderwijs betreft, dat nog niet hele
maal gelijkgesteld is met het openbare, hoopt hij van
harte, dat nog eenmaal de tijd aanbreekt, dat de ach
terstand is ingehaald en het onrecht, ondanks alle
goede bedoelingen bij de subsidiëring, is verdwenen. Dan
is hier sprake van gelijk recht voor allen, ook in de
practijk toegepast.
De heer Rutkens zegt, dat de heer Wijkstra, toen
deze sprak over de bestrijding van de werkloosheid, zich
nogal enthousiast heeft uitgelaten over het investe
ringsplan. Het is echter jammer voor hem en niet
alleen voor hem, ook voor degenen, die dachten door
deze plannen de werkloosheid opgeheven te zien, dat
wethouder Tiekstra een domper op zijn enthousiasme
heeft moeten zetten door te zeggen: Ja, kijk eens, dat
investeringsprogram is er nu wel, maar dat wil niet
zeggen, dat dat geheel tot uitvoering zal geraken, om
dat dit mede zal afhangen van de financiën, waarover
de gemeente zal kunnen beschikken. En hij heeft daar
bij in zijn beantwoording al reeds aangetoond, dat het er
met de gemeentelijke financiën op dit ogenblik nog niet
zo erg rooskleurig voor staat en dat Leeuwarden t.a.v.
de grote industrieplaatsen een zeer ongunstig beeld te
zien geeft. Het is o.i. noodzakelijk, wil men ook werke
lijk komen tot het uitvoeren van deze plannen en dus
tot werkelijke bestrijding van de werkloosheid, dat de
overheid er toe overgaat om een groter subsidie aan
de gemeente Leeuwarden toe te kennen dan tot dus
verre het geval is geweest.
Dit hebben wij ook in eerste instantie als het pro
bleem t.a.v. de huidige begroting gesteld. En wij zijn van
mening, dat de oplossing van de vele vraagstukken,
die er in Leeuwarden zijn, mede zal afhangen van de
gevoerde regeringspolitiek en het beleid i.z. de subsi
diëring van de gemeenten.
Wethouder Van der Schaaf heeft een opmerking ge
plaatst aan ons adres, alsof wij t.a.v. de woningbouw-
politiek een demagogische critiek op het college hebben
geleverd. Spr. moet echter vaststellen, dat deze hier
mede zichzelf beschuldigt van demagogie, want wij heb
ben het probleem van de bestrijding van de woningnood
op dezelfde basis behandeld als de uitvoering van wer
ken en de bestrijding van de werkloosheid. Wij heb
ben n.l. gesteld, dat, indien men werkelijk wil spreken
over de bestrijding van de woningnood, het dan nood
zakelijk zal zijn, dat het landelijk bouwvolume ver
hoogd dient te worden. Wij hebben het destijds bij de
interpellatie-Kamstra niet anders gesteld en wij zouden
het ook thans niet anders willen stellen, omdat wij geen
andere, werkelijke oplossing van het woningprobleem
zien. Er zijn er, die spreken over medeleven met de
genen, die te maken hebben met het woningvraagstuk
en hun bezorgdheid uiten zonder daarbij aan te voeren,
dat het noodzakelijk is, zoals de heer Van der Veen
heeft gedaan, dat het tijd wordt, dat de regeringspoli
tiek wordt omgevormd, want anders heeft elk betoon
van medeleven geen zin; het zinkt in het niet bij de
ellende, die zich op dit ogenblik aan ons voordoet.
De heer Van der Veen heeft de opmerking, door spr.
in eerste instantie gemaakt i.z. het falen van de re
geringspolitiek in dezen, zeer goed begrepen; dat heeft
hij met zijn beantwoording van die opmerking wel weer
gegeven. Hier ging het om het vaststellen van het feit,
dat een kind vaststellen kan, n.l., dat de regerings
politiek heeft gefaald. Voor iedereen is het logisch en
doodeenvoudig, dat een uitweg uit dit probleem moet
worden gezocht en het verheugt ons dan ook, dat de
heer Van der Veen ook in die zin heeft gesproken, dat
de regeringspolitiek zal moeten worden veranderd. En
daarbij geven wij hem dan cadeau de hetze, die hij tot
onze fractie meent te moeten richten t.a.v. de 5de Mei.
Wij zijn verheugd, dat het college in eerste instantie
bereid is, om, indien blijkt, dat het comité, dat zich
voorlopig heeft gevormd, over de nodige financiën zal
moeten beschikken er zullen zich nog eventueel te
korten kunnen voordoen te overwegen in hoeverre
het wenselijk is, dit bedrag ter beschikking van het
comité te stellen.
Tegenover de hetze van de heer Tiekstra t.a.v. dit
punt aan ons adres zou spr. het volgende willen stellen:
Inderdaad, meneer Tiekstra, stimuleert men in de Sov
jet-Unie van staatswege het vieren van de overwin
ning op het Duitse fascisme, in overeenstemming met
de wil van het Russische volk.
De politiek, die in de afgelopen jaren in Nederland is
gevoerd, was een politiek van het van boven af de kop