26 27 (tot de minderheid of tot de meerderheid) hier als rechtspreker te zeggen: dit of dat is juist. Dat zal de raad van spr. niet verwachten en bovendien zal hij het van spr. niet aannemen. Hij wil er wel op wijzen, dat er in de laatste tijd toch nog een nieuw element bij gekomen is, dat hij bepaald reëel acht en dat z.i. zou kunnen pleiten voor het ver kopen van gronden aan zekere personen of instellingen, en dat is, dat zich het verschijnsel voordoet, dat beleg gingsmaatschappijen die uit het particuliere bouwvo lume woningen willen bouwen en die als huurwoningen ter beschikking van de huisvesting willen stellen, een zeer duidelijke voorkeur tonen voor bouwen op eigen grond. Dat verschijnsel laat zich heel goed verklaren, doordat in de erfpachtscanon, die op 5% is gesteld, een marge zit, die bestemd is voor vergoeding van kosten van de apparatuur, die de gemeente er op na moet hou den. Wanneer nu een verzekeringsmaatschappij, die geld heeft en een apparatuur, grond koopt, heeft zij in ieder geval de eerste winst in handen. Dit brengt die maat schappij waarschijnlijk t.a.v. de huurwaardering op een lagere huur, dan wanneer ze die woningen op erf- pachtsgrond zou hebben gebouwd. Dat is een nieuw gezichtspunt, dat zich de laatste tijd voordoet en gelding heeft en ook nog wel enige tijd geldig zal blijven. In hoeverre dat er toe zal leiden, dat ook door de gemeente Leeuwarden aan deze behoefte zal worden voldaan, zal in voorkomende gevallen af hangen van het door B. en W. aan de raad uit te brengen prae-advies en uiteindelijk van de raad zelf. Er is verder nog iets, dat spr. zou willen noemen en dat ook kan worden beschouwd als een argument voor het verkopen van grond. Onder de categorie van kleine bouwers, die voor zich zelf of voor familie een woning willen bouwen, zijn velen, die het stichten van een wo ning op eigen grond prefereren. Spr. zou zich dan ook kunnen indenken, dat een college van B. en W. en een raad, ter tegemoetkoming aan dergelijke desiderata, een bepaald gedeelte van de stad zou reserveren voor het stichten van eigen woningen op eigen grond, ten be hoeve van hen, die daaraan de voorkeur geven. Het is mogelijk ter verzekering van bepaalde belangen maat regelen te nemen. Het moet niet te verwachten zijn, dat die terreinen binnen 50 jaar weer zullen worden gebruikt. Spr. zou zich heel goed een dergelijke redenering kun nen voorstellen, die uiteraard zou voeren tot het gedeel telijk loslaten van het tot nu toe ingenomen standpunt. Hij draagt dit niet voor als de mening van het college. Spr. wil er nog op wijzen, dat het verkopen van inci dentele stukken bouwterrein uit een zeker geheel zeer bepaald bezwaren ontmoet. Het is ongewenst in een straat, waar 100 woningen komen te staan op gemeente grond, twee of drie percelen te verkopen. Dit is het, wat spr. hier in het algemeen over wil zeg gen, als antwoord op de vragen van de raadsleden, die aan de discussie hebben deelgenomen. Hij zou ten slotte nog zijn dank willen betuigen voor de aangename wijze, waarop de meningen naar voren zijn gebracht, ofschoon zij hem in een enigszins moeilijk parket brachten. De heer Pols wil graag beginnen met vast te stellen, dat naar zijn mening de wethouder een zeer voortref felijk betoog heeft gehouden. Daar is hij erg dankbaar voor. Ook spr. had het zo ongeveer bedoeld. Het gaat er niet om alles te verkopen en niets in erfpacht meer uit te geven. Tussen verkoop en erfpacht moet een zeker evenwicht bestaan. Spr zou de heer Slaterus willen vragen, of hij het dan verantwoord acht de woningbouw, en wel de particuliere, op deze wijze een rem aan te leggen. Spr. ziet de woningbouw juist als een parti culiere instelling; in de eerste plaats behoren particu lieren de woningen te bouwen. Het gaat er bij hem c.s. dus ook niet om uit een be paalde straat, die grotendeels in erfpacht is uitgegeven, enkele percelen te verkopen, maar als het een of andere terreintje in zijn geheel verkocht kan worden, dan is er alles voor, dat te doen. Wat eventuele onteigening in de toekomst betreft, die gaat thans veel gemakkelijker dan vroeger. De schadeloosstelling wordt door de rech ter vastgesteld, waarbij de eigenaar van de grond er helemaal niet beter van behoeft te worden, integendeel, men kan er ook slechter van worden. Een groot voordeel van verkoop is, dat de gemeente veel minder kapitaal behoeft te investeren. Een ander belangrijk punt is, dat er gebouwd moet worden en als er een mogelijkheid is meer huizen uit de grond te stampen, dan moet hieraan niets in de weg worden gelegd. De heer W. M. de Jong behoeft aan het door de heer Pols naar voren gebrachte niet veel toe te voegen. Spr. wil er de aandacht op vestigen, dat hij deze zaak niet ziet als een principiële kwestie, die anders moet worden beoordeeld, naar mate men tot een andere politieke partij behoort. Hij wil deze zaak stellen in het kader van de reële politiek. Hij ziet in de practijk niet de voordelen van erfpacht, die de heer Slaterus blijkbaar wel ziet. Spr. heeft grote waardering voor hetgeen deze gezegd heeft over zijn principes in dezen en hij is ook niet blind voor mogelijke voordelen van erfpachtsuitgifte, maar hij meent, dat deze toch practisch nihil zijn. De gemeente Utrecht neemt zonder schade te lijden het standpunt van ver koop van grond in en het loopt daar uitstekend. Spr. wil even herinneren aan wat hij gezegd heeft over de kleine man en de grote investeringsmaatschap pij. Ten opzichte van beiden is het een reëel belang hun niet in de weg te staan bij hun activiteit op het gebied van de woningbouw ter wille van het vermijden van nadelen, die niet duidelijk te onderkennen zijn. Naar spr.'s gevoel moet de gemeente in dit opzicht iets re eier worden en zich niet laten leiden door deze onzicht bare nadelen. De door hem geschetste voordelen van verkoop zijn echter duidelijk en daarom was het spr.'s opdracht deze zaak in de belangstelling te plaatsen. Hij hoopt, dat deze besprekingen aanleiding zullen zijn tot verdere discussies en overwegingen en hij is er zeker van, dat de door de voorstanders van erfpacht opgesomde nadelen van verkoop in sterke mate gerela tiveerd zullen worden. Wij moeten, aldus spr., wat meer vrijheid scheppen voor die mensen, die nog willen en kunnen bouwen hij verbaast zich er over, dat ze er nog zijn en hun niet nog meer moeilijkheden in de weg leggen, door de grond alleen maar in erfpacht uit te geven. Op spr.'s vraag, of de erfpachtscanon niet te hoog is, heeft de wethouder geen antwoord gegeven. Hij wil niet tegen deze begroting stemmen; dat zou wel heel extreem zijn. Hij heeft er echter wel bezwaar tegen, dat de gemeente onder de tegenwoordige om standigheden aan de gronden verdient en het spijt hem, dat in de mem.v.a. is gezegd, dat verlaging van de canon geen aanbeveling verdient. Hij zag liever, dat de gemeente het wat goedkoper doet. De heer Bas meent goed te doen door te zeggen, dat z.i. het gelijk aan de kant van de vorige sprekers is. Naast de voordelen, die ongetwijfeld aan het uitgeven van grond in erfpacht verbonden zijn, wil spr. ter aan vulling enkele nadelen noemen. Er zijn inderdaad in Leeuwarden instellingen, die niet willen bouwen, omdat het niet mogelijk is grond in eigendom te verkrijgen. Bovendien wordt als vaststaand aangenomen, dat par ticuliere woningbouw hier eveneens door wordt geremd. Spr. gelooft, dat het goed is, in de nabije toekomst nog eens naar mogelijkheden te zoeken om deze kwestie op te lossen, juist in verband met de beide door hem genoemde punten. De heer Slaterus zegt, dat hij direct aanneemt, dat de gemeente Utrecht op het ogenblik geen moeilijkheden heeft, nu ze de grond gaat verkopen. Die moeilijkheden zouden ook pas kunnen ontstaan in de verre toekomst, wanneer de gemeente de grond, die ze verkocht heeft, weer voor andere doeleinden nodig zou hebben. De open plaatsen in de binnenstad voor parkeergelegenheid, waarover, naar spr. meent, de heer Van der Veen het bij de algemene beschouwingen heeft gehad, zou men pas kunnen creëren, wanneer daar huizen konden wor den afgebroken en dat zou gemakkelijker gaan, wan neer ze op erfpachtsgrond zouden staan, dan op parti culiere grond. Dan zit men met de ingewikkelde proce dure van onteigening, enz. Wat voor verschil maakt het voor de kleine mensen, over wie de heer W. M. de Jong sprak, die zo graag een eigen stukje grond willen hebben, of ze nu in een huis zitten op erfpachts- of op eigen grond? Spr. woont ook in een huis op erfpachtsgrond en wanneer die termijn afgelopen is, zal hij wel niet meer bewoner zijn. In dien dat echter wel het geval zou zijn, zou spr., zo meent hij, evengoed rustig kunnen blijven wonen, als of het zijn eigen grond was. Wanneer de gemeente de grond al nodig zou hebben voor wijziging van het des betreffende stadsgedeelte, dan zou ze deze evengoed kunnen nemen als spr. eigenaar van de grond zou zijn, want dan zou toch door de gemeente tot onteigening worden overgegaan. De genoemde bezwaren zijn dus zeer betrekkelijk; spr. gelooft, dat aan het vasthouden van het erfpachtsstelsel vele voordelen verbonden zijn, vooral met het oog op toekomstige mogelijkheden van wijziging van stadsgedeelten, enz. (De heer W. M. de Jong: Die voordelen zijn gerelativeerd.) Indertijd is de heel nauwe Peperstraat verbreed. Het aankopen van al de te amoveren panden heeft een kapitaal gekost. Wanneer het erfpachtsgrond is, heeft de gemeente een veel bredere beschikking over dergelijke stadsdelen. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de heer De Jong eigenlijk nog recht heeft op een antwoord op zijn vraag: moet de gemeente eigenlijk wel winst ma ken op erfpacht? Spr. gelooft, dat de heer De Jong enigszins uit het oog verliest, dat het rentepercentage, waartegen de gemeente geld moet lenen, wisselt. Het is dus helemaal niet gezegd, dat zij over een periode van 60 jaar winst maakt op bepaalde in erfpacht uit gegeven gronden. De winst is dus canon minus de kos ten van de apparatuur. En dat kan men niet bepaald duidelijk stellen. Dat de gemeente aan de iets veilige kant blijft, is naar spr.'s inzicht volkomen juist, zodat hij niet gelooft, dat op dit punt op het tegenwoordig gevolgde beleid redelijke critiek te leveren is. De heer Slaterus heeft, sprekende over parkeerplaat sen, nog gezegd: als de ruimte, die daarvoor nodig is, nu eens erfpachtsgrond was, dan zou het gemakke lijker gaan om die ruimte te maken. T.a.v. de grond zou dat inderdaad iets gemakkelijker zijn, maar dan zouden toch de panden, die op die grond staan, afge broken en vergoed moeten worden. T.a.v. de opstallen blijft het dus even moeilijk. Ook in dit opzicht is het verschil tussen erfpachts- en eigen grond dus in sterke mate gerelativeerd. Het doen opstellen van een nota over deze materie lijkt wel erg aanlokkelijk en deze gedachte wil spr. wel gaarne persoonlijk tot zich nemen en nog eens in het college ter sprake brengen. Wanneer dat resultaat heeft, hoort de heer De Jong het wel en wanneer het voorlopig geen resultaat heeft, zal hij, zo hoopt spr., niet kwaad zijn. Z .st. wordt de begroting van het Grondbedrijf over eenkomstig het voorstel van B. en W. vastgesteld. Aan de orde is de begroting van de Gemeentelicht- bedrijven. De heer Pols wil graag spreken over een punt, dat ieder jaar aan de orde komt, n.l. het zakentarief. Hij vraagt zich eerlijk af, of dit nu ieder jaar zo moet. Telkens weer stellen hij c.s. deze kwestie aan de orde, maar ondanks toezeggingen van B. en W. gebeurt er niets. Ware het nu niet veel beter, dat van de zijde van het college de zaak eens duidelijk en klaar wordt gesteld? Deze gang van zaken houdt het gevaar in, dat, wanneer op een gegeven moment door bijzondere om- stan igheden de exploitatie veel duurder wordt en ho gere tarieven moeten worden vastgesteld, de raad plot seling voor de beslissing staat ook voor de grote be drijven, maar evenzo voor de middenstandsbedrijven de tarieven opnieuw te regelen, ten einde niet met tekorten te blijven zitten. Het zakenleven heeft al zo lang horen praten over een eventuele invoering van een zakentarief, het moet ten slotte ook eens weten waar het aan toe is. Dit tarief behoeft voor alle betrokkenen wel geen grote verlaging in te houden, maar misschien zou het in het gehele complex der tarieven een vereenvoudiging kun nen betekenen. Spr. zou het college willen vragen öf het begeerde zakentarief in te voeren, öf te zeggen: het is onmogelijk, wij willen er niet toe overgaan. Ieder jaar opnieuw weer te moeten aankomen met deze kwestie, is niet bevorderlijk voor een goede verhouding tussen raad en B. en W. De heer Rutkens sluit zich aan bij wat de heer Pols over het zakentarief heeft gezegd. Spr. is ook van mening, dat de behoefte hieraan bestaat. Daarnaast zou spr. het op prijs stellen, dat, wanneer tot invoering van een zakentarief wordt overgegaan, ook de gewone ta rieven worden verlaagd. Wanneer hij ziet, dat bij volg- no. 16 van de begroting: uitkering aan de gemeente van het batig saldo, een bedrag van f 447.040,is uit getrokken, dan menen hij c.s., uitgaande van het prin cipe, dat gemeentelijke diensten, zoals de naam al zegt, er zijn voor dienstverlening aan de gemeenschap, dat deze post het zeer zeker mogelijk maakt over te gaan tot instelling van dit bedrijf als een werkelijke dienst. Dat is in het belang van de bevolking en sluit aan bij de wensen die onder haar leven. Spr. dringt nogmaals aan op verlaging van het algemene electriciteitstarief. De heer Tiekstra (weth.) zou voor de beantwoording van de vragen t.a.v. het zakentarief kunnen beginnen met te verwijzen naar wat hij heeft gezegd bij de be handeling van de begroting 1954, n.l., dat bij de over name van de portefeuille van de heer Wiersma destijds deze zaak is bekeken, maar dat aan de invoering van het zakentarief allerlei aspecten zitten, die deze aan gelegenheid niet eenvoudig maken, omdat de groepen van verbruikers zeer gedifferentieerd zijn. Spr. heeft toen besloten met de mededeling, dat bij de invoering van het zakentarief allerlei gebruikers onder deze noemer zouden vallen, maar dat het voor een aantal van hen niet gunstig zou kunnen blijken te zijn. Spr. kan deze discussie „stoppen" met de mededeling, dat het in het raam der besprekingen over een nieuw inkooptarief met het P.E.B. niet wel mogelijk is op dit ogenblik over tarieven te gaan spreken. Immers, de uitslag van deze besprekingen kent men nog niet en het is daardoor onmogelijk een ander tarief te bekijken. In ieder geval moet dus het resultaat van de bespre kingen met het provinciaal bestuur t.a.v. een nieuwe stroomleveringsovereenkomst worden afgewacht. Wat de opmerking van de heer Rutkens over het re sultaat van het bedrijf betreft, kan spr. het volgende mededelen: Ten eerste is het bedrag, dat de heer Rut kens noemde, niet juist; immers er wordt f447.000, f 275.000,gestort in het Stroomprijsverlagings- en vernieuwingsfonds. De middelen, in dit fonds aanwezig, zullen moeten worden aangewend voor versteviging en verbetering van het bedrijf, ten bate van de verbruikers. Maar ook is het mogelijk de winst van de bedrijven, die in de gemeentekas vloeit, aan te wenden in het be lang van de bevolking, ook wanneer het een sociaal belang betreft. Spr. gelooft, dat deze zaak als zodanig bij een ge meentebedrijf geheel anders ligt dan in de particuliere bedrijven. De heer Pols zou de wethouder willen zeggen, dat hij hiermede accoord gaat, al had hij op dit moment liever een zakentarief gehad. Als de gemeente op het ogenblik in een onderhandelingspositie verkeert in ver band met een nieuw inkooptarief, kan ze nu niet met een zakentarief komen. Het gaat er echter om, dat er in het verleden ver wachtingen te dien aanzien zijn gewekt. Men heeft er jaren mee gedokterd. Naar spr.'s gevoel en dat is misschien een zakelijke inslag moet men op een gegeven moment concreet zeggen: dit of dat, en dan is het van de baan. Maar men moet het niet jaar in jaar uit laten sloeren. De heer Ras zou het met de laatste opmerking van de wethouder, dat met het surplus van de Lichtbedrij- ven, dat in de gemeentekas terugvloeit, het algemeen belang wordt gediend, eens kunnen zijn, ware het niet, dat een hoger tarief dan met het oog op de inkoopprijs wenselijk is, betekent, dat voor bepaalde groepen, m.n. de zakenlieden en grote gezinnen, een relatief hogere last betekent. Daarom moet spr. tegen de laatste uitlating van de wethouder protest aantekenen. De heer K. de Jong zou ook graag een enkel woord

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 14