32 33 de gong, dy't de auto's, dy't de Skrans yn- of titgeane, dêr hawwe. Nei spr. syn bitinken soe dizze saek dochs noch wol ris goed bisjoen wurde moatte. De heer Bas wil graag enkele woorden wijden aan de verkeerscommissie, waarover de heer Pols het heeft gehad. Het instellen van zo'n commissie is al enkele jaren achtereen besproken en spr. kan zelfs met veel moeite niet ontdekken, wat het college daartegen kan hebben. Spr. wil na alles wat er over gezegd is heel kort zijn. Toch meent hij, met de mem.v.a. in de hand, dat het goed is, om hier een paar woorden aan te wijden. Er zijn 2 pagina's vol klachten over moeilijke verkeerssituaties. Hij meent, dat deze gevallen, die nog met enkele 10-tallen zouden zijn uit te breiden, behandeld zouden kunnen worden in zo'n commissie. Zij zou slechts een adviserende en geen ingrijpende taak hebben. Toch heeft het veel nut, dat ze aan de weggebruikers de gelegenheid geeft, hun klachten te bestemder plaatse neer te leggen, niet meer en niet minder. De mogelijkheid bestaat dan wel, dat B. en W. de adviezen, die de commissie geeft, doodgewoon naast zich neerleggen, maar spr. is er toch van overtuigd, dat, indien de commissie met juiste argumenten komt, dit een nuttig effect zal kunnen hebben. Hij meent, dat hiertegen geen bezwaar kan bestaan. De heer Mani meent ten aanzien van de door de heer De Jong gemaakte opmerkingen over het mar keren van de grachten op bepaalde gevaarlijke pun ten, dat, indien er geen onoverkomelijke technische be zwaren zijn i.v.m. de bedrijvigheid langs de kaden, tot deze markering moet worden overgegaan. Spr. zou het zeer op prijs stellen, als het college deze zaak nog eens in ernstige overweging zou willen nemen. De Voorzitter constateert, dat het bijna zes uur is en stelt daarom voor te pauzeren tot half acht. Dan kunnen B. en W. de verschillende sprekers bij dit punt beantwoorden. De vergadering wordt geschorst. Om 19.30 uur wordt de vergadering heropend. De Voorzitter heeft in de eerste plaats te antwoor den de heer W. M. de Jong, die gesproken heeft over het markeren van de grachten op gevaarlijke punten, waarbij hij genoemd heeft de Baljeestraat en de Lange Marktstraat. Spr. zou er dit van willen zeggen: ge geven de omvang en de intensiteit van het verkeer in de laatste jaren, is al door de ervaring gebleken helaas welke punten nu bepaald gevaarlijker zijn dan andere punten op iedere verkeersweg in de stad en dan kan op grond van de ervaring niet gezegd worden, dat de door de heer De Jong genoemde punten zo bij uitstek gevaarlijk zijn. In de Baljeestraat is enkele ja ren geleden een ongeluk gebeurd, maar dat lag toch minder aan de verkeerssituatie dan wel aan het gebruik van alcohol door de betrokken chauffeur en dat is op dat bepaalde punt het enige ongeluk in de geschiedenis geweest. Nu zijn er tal van punten, wel enige tientallen, die min of meer gelijksoortig zijn, punten dus, waarop een straat op een gracht uitloopt en het gaat niet aan deze alle te markeren, om deze practische reden al niet, dat een aantal punten deel uitmaakt van een loswal en dat is ook bij de Baljeestraat het geval. Dit maakt het plaatsen van een hek onmogelijk. Op de andere punten zou het tijd-, materiaal- en geldverspilling zijn; men moet dus een keuze doen en, zoals in feite al is gebeurd, die punten kiezen, waarbij het gevaar extra duidelijk is. Daar staat echter al een hek. Waarom geen paal met reflector Omdat die een dankbaar object zou zijn voor de baldadige jeugd en dus veel zorgen zou baren. Maar bovendien zou het een ander gevaar oproepen. Als men er op rekent, dat op dergelijke plaatsen palen met reflectoren aanwezig zijn, wordt de automobilist juist op het idee gebracht om door te rijden als ze op een zeker ogenblik ontbreken, terwijl hij bij afwezigheid van zodanige palen niet door zou rijden. B. en W. zijn van mening, dat, hoewel enkele punten op de grachten nauwlettendheid vereisen, zij het daar toch moeten laten, zoals het is. De beantwoording van de vragen i.z. de overweg in de Schrans, die door de heer Pols en enige andere spre kers is aangeroerd, zou spr. aan de wethouder willen overlaten. Een ander punt, dat de heer Pols aanvoert, is de in stelling van een verkeerscommissie. Nu is daar wel va ker over gesproken en B. en W. hebben eigenlijk nooit goed gehoord, hoe men zich nu eigenlijk de juridische status van die commissie dacht, maar dat daargelaten. Zoals zij in de mem.v.a. al hebben gezegd, raadplegen B. en W. bij het nemen van verkeersmaatregelen des kundigen; in de eerste plaats de eigen deskundigen van gemeentewerken en van politie, maar, als het nodig is, ook andere, van de A.N.W.B. en de K.N.A.C., en die deskundigen, wier raadpleging B. en W. verder nuttig lijkt. Ook ingenieurs van de Rijkswaterstaat komen er zo voor en na bij te pas, wanneer het gaat om wegen, waarbij ook het Rijk meespreekt. En zo hebben B. en W. dus al een hele kring van deskundigen. Hun be zwaar is nu juist, dat bij deze vele instanties nu nog een instantie ingeschakeld moet worden; zij nemen aan, dat dit slechts weer tijdverlies geeft en de deskundig heid van deze mensen moet men toch bepaald achter stellen bij die van degenen, die B. en W. raadplegen. De heer Pols heeft ook gesproken over „weggebrui kers" als leden der commissie, doch daar het deskundi gen zijn, die B. en W. bij hun besluiten adviseren, heb ben zij spr. herhaalt het geen behoefte aan een dergelijke commissie. Als de heer Pols spreekt over planning en studie, hebben B. en W. h.i. betere instan ties en deskundigen om hun voorlichting te verschaffen dan een verkeerscommissie. De heer Pols heeft in de tweede plaats gesproken over de z.i. bestaande wenselijkheid om de invalswegen te verklaren tot voorrangswegen en heeft zich beroepen op het voorbeeld van Den Haag. B. en W. delen die mening niet. Deze zaak moet h.i. beoordeeld worden naar de verkeerssituatie van elke plaats. Dat kan in de ene stad wel anders liggen dan in de andere. En het zal de heer Pols ook wel bekend zijn, dat men in andere grote steden bepaald niet op het hier aanbevolen systeem is overgegaan en dit zeer welbewust niet heeft gedaan. Nu beroept de heer Pols zich er op, dat het verkeer zich al geheel als op een voorrangsweg ge draagt. Spr. zou haast willen zeggen: het snelverkeer gedraagt of misdraagt zich, alsof het al op een voor rangsweg zou zijn en dwingt het andere verkeer om zich naar dat wangedrag te gedragen, op gevaar af on gelukken te krijgen. Deze gedeelten straat, zoals Schrans en Groningerstraatweg, zijn zo opgenomen in het stedelijke stratenplan en ook in het plaatselijke verkeer, dat het h.i. niet aangaat om dit verkeer op die wijze te hinderen en dat het verklaren van deze weg tot voorrangsweg in deze omgeving eerder groter ge vaar zou oproepen dan gevaar zou voorkomen. In de derde plaats heeft de heer Pols gesproken over de verkeerslichten bij het kruispunt Wirdumerdijk- Nieuweweg enz., bij Amicitia dus, en als zijn mening te kennen gegeven, dat het verkeer zo weinig mogelijk opgehouden moet worden. Met dit laatste is spr. het volkomen eens en het is voor B. en W. de reden geweest om bij deze verkeerslichten het drempel-systeem toe te passen. Nu heeft men hier met het drempel-systeem helaas weinig geluk gehad in deze zin, dat de appara tuur niet goed is uitgevallen. Er zijn talrijke storingen geweest en die hebben deze zaak telkens minder pret tig gemaakt dan B. en W. zich hadden voorgesteld. De leverancier heeft beloofd, dat hij het apparaat waar de lichten op werken, vervangen zal en zeer binnen kort, als het niet reeds is gebeurd door een geheel nieuw apparaat en B. en W. hopen, dat in de toekomst verdere storingen niet zullen plaats hebben. Dan heeft dit systeem het voordeel, dat de heer Pols wenst: men verschaft zich, rijdende over zo'n drempel, zelf de toe gang, als tenminste het kruisende verkeer dit niet ver hindert, maar dat daar dan ook het eerst is en met recht dus voorrang kan verlangen. De heer Kamstra was het dan ook niet met de heer Pols eens. Spr. kan dit dus onbeantwoord laten. Verder heeft deze nog ge sproken over de wenselijkheid van een verkeersspiegel bij de Raadhuisstraat. B. en W. zijn het met de heer Kamstra eens, dat ook dit kruispunt wel enige zorg nodig heeft, zoals zovele punten in de stad, maar zij zien niet de oplossing in een verkeersspiegel. Als spr. zich niet vergist, dan ziet men in het algemeen in den lande van een verkeersspiegel als deugdelijk middel af, omdat zo'n spiegel de aandacht van de weggebruiker afleidt. Hij ziet te veel in de spiegel en te weinig op de weg. Wat de heer Slaterus over het kruispunt bij Amici tia zeide. kan spr. reeds beantwoord achten. Deze heeft ook nog even gesproken over het parkeren van auto's op de Nieuwestad bij Schweigmann. De moeilijkheid is hier spr. meent het eerder gezegd te hebben dat een wachtverbod het in- en uitladen van bestelauto's niet verhindert, zodat hier toch, ook al zou een wacht verbod worden ingesteld, zeer waarschijnlijk niet aan dit bezwaar, althans niet in zijn volledigheid, zou wor den tegemoetgekomen. B. en W. moeten h.i. toch de zakenwereld, ook wanneer het betreft zaken, die in de binnenstad zijn gevestigd, zo weinig mogelijk belem meringen in de weg leggen. De heer Rutkens heeft in de eerste plaats gesproken over de overweg bij de Schrans, maar de beantwoor ding hiervan kan spr. aan wethouder Van der Schaaf overlaten. In de tweede plaats heeft hij gesproken over het dempen van de grachten (hij zal bedoeld hebben de grachten in de binnenstad en speciaal de Voorstreek). Spr. heeft wel eerder en ook wel op andere plaatsen dan hier in de raad als zijn mening en naar hij denkt ook de mening van het college te kennen gegeven, dat het probleem van de grachten gezien moet worden in het geheel van de binnenstad en opgenomen in een heel plan van ten dele sanering, ten dele verkeersrege ling in de binnenstad; zij zien het als onjuist daar een deel der grachten uit te lichten en dicht te gooien. Het gevolg van demping van de Voorstreek zou ongetwij feld zijn, dat ook bijv. het Naauw en de gracht van de Nieuwestad op den duur gedempt zouden moeten wor den, omdat er dan in het geheel geen doorstroming meer is. Spr. gelooft, dat deze consequentie velen, die anders geneigd zouden zijn om zich uit te spreken voor het dempen van de Voorstreek, toch wel zou afschrikken. Wat de verkeerslichten bij de Oosterbrug betreft, B. en W. hebben deze vraag van de heer Rutkens niet in het sectieverslag gevonden. Zij zijn bereid, dat nog eens te laten bekijken. Spr. gelooft, dat hij hiermede alle opmerkingen, be halve die i.z. de overweg, wel beantwoord heeft. De heer Van der Schaaf (weth.) merkt op, dat over de overweg bij de Schrans vanmorgen bij de algemene beschouwingen al vrij uitvoerig is gesproken. Spr. kan daarom dus nu kort zijn. B. en W. zijn er ten zeerste van doordrongen, dat hiervoor een oplossing moet wor den gezocht. De heer K. de Jong heeft gezegd, dat deze zaak z.i. op de ranglijst van de grote werken wel een bepaalde voorrang zal moeten genieten. Spr. kan namens het college niet zeggen, dat dit werk inderdaad bovenaan zal komen. Het heeft nog geen punt van bespreking uitgemaakt, maar het besef van het belang van deze zaak en het streven naar een oplossing daarvan zijn stellig in voldoende mate bij het college aanwezig. De heer De Jong heeft de verkeerstelling en het rap port, dat daarover verwacht mag worden, nog even ter sprake gebracht. Het is inderdaad vrij lang onder weg. Zoals meir weet, berust de uitwerking van die telling bij het E.T.I.F. en door verschillende omstan digheden is het eindrapport daarover nog niet bij het college ingekomen. Wel zijn B. en W. enigermate be kend met bepaalde gezichtspunten, die de verkeers telling heeft opgeleverd en, voor zover die betrekking hebben op het overwegvraagstuk, kan spr. wel mede delen, dat het zich laat aanzien, dat het rapport, dat hierover wordt uitgebracht, niet tot de conclusie komt, dat de rondweg (het zuid-westelijke deel, van de Ju- lianalaan tot de Heliconweg) het overwegvraagstuk, wat betreft de auto's, oplost. Men heeft in zoverre een duidelijker beeld gekregen, dat ook na het aanleggen van de rondweg een oplossing wel bepaald gewenst is. Wanneer het dus daaraan toe is, zal de raad hierover on getwijfeld nadere gegevens ontvangen en spr. meent dan ook, dat hij zich op dit ogenblik hiertoe kan beperken. Wanneer de heer De Jong enige bevreemding uit spreekt over de gang van zaken betreffende het rap port, dan wil spr. ook wel zeggen, dat het wat lang heeft geduurd, maar dat het E.T.I.F. het nog niet in zijn definitieve vorm heeft kunnen uitbrengen. Het E.T.I.F. heeft ook meer te doen. Spr. hoopt, dat de raad daarmee rekening zal willen houden. Dit wat betreft het overwegvraagstuk n.a.v. wat daarover vanmorgen is gezegd. De hear Van der Meer spyt it, dat de Foarsitter him net in mear bifredigjend antwurd op syn fraech oan- geande it markearjen fan de grêften jaen kinnen hat, as dizze as haed fan de polysje seit, dat it üngelok oan de Baljeestrjitte mear oan de dronkenskip as oan de forkearssitewaesje lein hat. Nou nimt spr. dat bést oan, mar as hy it goed hat, dan wie it ütsjoch doe ek ekstra min. En men moat net forjitte, dat it, as men üt de Baljeestrjitte nei de Willemskade giet, der krekt üt- sjocht, oft men sa nei de Suderstrjitte en op de for- ljochte etaiaezjes fan V. en D. oanride kin. Spr. is fan bitinken, dat dizze sitewaesje wol ekstra gefaerlik is. It spyt him, dat der neat oan dien wurde kin. As it heal kin, soe spr. wolle, dat it kolleezje der wol hwat oan docht. De heer Pols komt terug op de verkeerscommissie. Het is uiteraard altijd moeilijk, maar daarom niet on mogelijk, om bij de instelling van een commissie nauw keurig haar plaats te bepalen en concreet te zeggen wat haar taak zal zijn en hoe ze zal worden samenge steld. (De Voorzitter: En de juridische status, mijnheer Pols!) Spr. gelooft niet, dat het zijn taak is die precies aan te geven. Hij heeft alleen de wenselijkheid van zo'n adviescommissie, die een brede basis moet hebben, naar voren gebracht. Spr. verschilt met de voorzitter van mening over de deskundigheid. De Voorzitter meent, dat de ambtenaren en de politie deskundiger zijn dan de weggebruikers. Dat is spr. met met hem eens. Verder zegt de Voorzitter, dat de landelijke overheid, het Mi nisterie van Verkeer en Waterstaat, naast de gemeente lijke ambtenaren en de politie ook al van advies dient. Maar waarom bevredigt een commissie, waar ook de weggebruikers in vertegenwoordigd zijn, elders in het land wel en hier niet? Spr. blijft van mening, dat er behoefte aan een adviescommissie is en dat zo'n com missie een heel goede taak zou kunnen krijgen. Zij zou het college by zijn taak zeer tot steun kunnen zijn en dit zou de gemeente ten goede kunnen komen. Spr. heeft vanmiddag als voorbeeld aangehaald het vernieuwen van een brug. Men neme b.v. de le Kanaalbrug. Als daar een nieuwe voor in de plaats komt in de toekomst, moet deze dan op dezelfde plaats komen of in het ver lengde van de Bleeklaan? Deze zaken moeten in groot verband worden bezien en planning is daarom nood zakelijk. Ambtenaren, politie en weggebruikers kunnen hier volgens spr. heel goed advies uitbrengen. Zelfs voor deskundigen is het, zonder het advies van de ervaren weggebruiker, moeilijk uit de problemen te komen. Bij de bespreking van de kwestie van de stoplichten bij Amicitia heeft de heer Kamstra gezegd, dat de auto mobilisten zich dikwijls slecht gedragen. Op vergade ringen van de Vereniging voor Veilig Verkeer wordt er juist dikwijls op gewezen, dat de voetgangers over de fietsers klagen en de fietsers zeggen, dat de automobi listen het verkeersspel zo slecht spelen. Het is maar van welke kant men deze dingen bekijkt. Het is in het belang van de veiligheid van het verkeer, dat spr. zijn suggestie heeft gedaan en niet om het de fietsers of voetgangers onmogelijk te maken de overkant van de straat te bereiken. Bovendien zijn we allemaal, aldus spr., op onze beurt voetganger of fietser en komen dus voor deze moeilijkheid te staan. Het is van belang, dat alle groepen van weggebruikers leren het samenspel van het verkeer te spelen. Spr. hoopt van harte, dat die verkeersdrempel het voortaan goed zal doen. Tot nu toe is er weinig van terechtgekomen. Hij persisteert daarom bij zijn mening, dat de verkeerslichten alleen in de spitsuren gebruikt moeten worden. De heer Santema zegt, dat, als de invalswegen voor rangswegen worden, het verkeer op die wegen nog veel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 17