35
'ff-
sneller gaat rijden. Dat gebeurt nu ook, want er is geen
maximum-snelheid. Wat er in de toekomst van terecht
moet komen, weet spr. niet, waarschijnlijk gaat het
weer naar een maximum-snelheid toe. Hij heeft niet
bedoeld te zeggen, dat het verkeer op deze wegen zich
gedraagt, alsof het voorrangswegen waren in die zin,
dat het misbruik maakt van de situatie en te snel rijdt.
Het is juist andersom. Het verkeer, dat van de zijwegen
komt, laat alle verkeer op de hoofdweg voorgaan, zo
wel dat van rechts, als dat van links. Het durft er niet
op te rijden en dit geeft juist verwikkelingen en onge
lukken. In Den Haag gaat het beter en ook in Haren
en Groningen. Een niet onbelangrijk deel van de in deze
plaatsen gecreëerde voorrangswegen kunnen gerust ver
geleken worden met de Leeuwarder invalswegen. Spr.
zou graag willen, dat deze zaak alsnog onderwerp van
een studie zal kunnen uitmaken. De Voorzitter deelde
mee, dat de K.N.A.C. en de A.N.W.B. het college wel
van advies dienen in verkeersaangelegenheden. Spr. zou
graag de meningen van mensen van deze verenigingen
over dit vraagstuk horen. De Voorzitter meende, dat
dezen voldoende ter zake kundig zijn. Spr. meent de
verwachting te kunnen uitspreken, dat zij zullen aan
raden van de invalswegen voorrangswegen te maken,
zulks in het belang van een veilig verkeer.
Wij zijn, aldus de heer Rutkens, t.a.v. de idee van een
tunnel bij de overweg in de Schrans nog niet geheel
bevredigd. Waarom niet De raad kan toch ook weten,
dat enkele weken geleden van regeringszijde bekend is
gemaakt, dat men, als spr. zich niet vergist, voor het
vraagstuk der overwegen voor het gehele land
f300.000.000,heeft uitgetrokken; hierbij is door de
regering reeds een 3 a 4-tal plaatsen genoemd, die aller
eerst in aanmerking komen voor een subsidie, te betalen
van deze som. Dit moet er toe leiden, dat het overweg
probleem in de desbetreffende steden aangepakt wordt.
De genoemde steden liggen echter nagenoeg alle in
het Westen des lands; Leeuwarden is niet genoemd.
Voor zover spr. het onderhavige radiobericht heeft kun
nen volgen, is het hem voorts opgevallen, dat het to
tale bedrag niet voor de genoemde steden alleen wordt
besteed en dat er dus nog een groot bedrag aanwezig is,
dat bedoeld is voor verdere overkoepeling van over
wegen of voor het aanleggen van tunnels, enz.
Spr. is van mening, dat Leeuwarden, gezien dus het
feit, dat de regering een belangrijk bedrag hiervoor
beschikbaar heeft gesteld, niet achter mag zijn geble
ven, als straks de pot leeg is, maar mee heeft moeten
kunnen profiteren; daarom moet hier het overwegpro
bleem aangepakt worden.
Wij hebben gesproken over het dempen van de grach
ten. De Voorzitter zeide, dat er een totaal plan is voor
de sanering van en de verkeersregeling in de binnenstad
en dat het niet juist zou zijn een deel der grachten ter
demping uit dit plan te lichten. Spr. kan niet inzien,
waarom dit onjuist zou zijn, want hoelang kan het nog
duren, als men wachten moet op het totale plan; alleen
al de moeilijke verkeerssituatie aan de Voorstreek is
reeds urgent genoeg om er zorg voor te dragen, dat in
elk geval dit deel uit het plan voorrang krijgt.
De Voorzitter zal nog een kort antwoord in tweede
instantie geven.
De heer Van der Meer heeft zich tot zijn spijt niet
bevredigd verklaard door spr.'s antwoord in eerste in
stantie. Het spijt spr. van zijn kant, dat hij hem niet
heeft bevredigd. Nu is het zo en dit antwoord geldt
ook voor de andere sprekers dat B. en W. alle pun
ten waar het verkeer zich ophoudt en waar extra ge
vaar blijkt te bestaan, regelmatig bekijken. En als de
heer Van der Meer vraagt, of B. en W. het door hem
gereleveerde geval nog eens willen bezien, wil spr. hem
graag toezeggen, dat zij dit met de andere genoemde
punten zullen doen.
Wat een verkeerscommissie betreft, moeten B. en W.
bij hun mening blijven; zij hebben hier bepaald geen
behoefte aan, althans niet bij de situatie, zoals die zich
op het ogenblik voordoet. En daar zal de heer Pols zich
toch wel bij moeten neerleggen. Dergelijke commissies
zijn hier ten slotte commissies van bijstand voor B. en
W. En B. en W. zullen zich zo'n commissie niet laten
:r;w7
aanpraten (opdringen zou een te onvriendelijk woord
zijn). Hierbij wil spr. toch nog wel deze kanttekening
maken, dat de instanties, die B. en W. min of meer
regelmatig raadplegen, n.l. A.N.W.B. en K.N.A.C., toch
ook organisaties van weggebruikers zijn.
Spr. hoopt mèt degenen, die hierover opmerkingen
maakten, dat men nu van de misère met de verkeers
lichten bij Amicitia bevrijd zal zijn.
Wat de kwestie van de voorrangswegen betreft, moet
spr. toch zijn mening handhaven, dat men bij de situatie,
zoals die zich in Leeuwarden voordoet, waarbij nog
komt het kruispunt bij de Huizumerlaan, bepaald ge
vaarlijker zou maken dan het nu is door de Schrans
tot voorrangsweg te verklaren.
Ook t.o.v. de opmerking van de heer Rutkens moeten
B. en W. hun mening handhaven, afgezien van de vraag,
of verdere demping van grachten dan in het verleden
al heeft plaats gevonden, niet volledig uitgesloten moet
worden geacht, om het karakter van de binnenstad
verder niet te veel te denatureren. Maar ook al zouden
B. en W. niet op dat standpunt staan, dan zouden zij
niet een dergelijke partiële maatregel nemen, zonder
dat zij deze zouden kunnen zien in het verband van het
geheel.
De heer Van der Schaaf (weth.) ziet van het woord af.
Volgno. 100 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 110. Onderhoud der lantaarns en verdere kos
ten der verlichting f 201.775,
De hear G. de Jong seit, dat yn it seksjerapport is to
lézen: „Enkele leden bepleitten opnieuw het plaatsen
van lantaarns nabij de Werp". Dér wurdt op antwurde:
„Wij zullen dit opnieuw overwegen". Spr. c.s. hawwe dit
al faker oan de oarder steld en nou bifrediget har dit
andert net hielendal; hja hiene graech ien hawn, dat
hwat positiver wie. Nou lit de bigreating in hwat opti-
mistysker lüd hearre as de léste jierren; it is nou net
mear sa yn mineur. En omdat der great forlet is fan
ljocht dér, soe spr. der op oantrune wolle, dér nou in lan-
tearne to pleatsen.
De heer Tiekstra (weth.) zou misschien bij dit antwoord
kunnen aansluiten op wat hij zopas tot de heer Van
der Meer heeft gezegd. Hij kan zich voorstellen, dat het
antwoord van het college aan de hier aan het woord
geweest zijnde leden dezen niet erg bevredigt, maar de
vraag, of een zeker punt meer aandacht verdient op een
bepaald ogenblik, moet toch altijd wel gezien worden
in het kader van de gehele straatverlichting. Het is
altijd moeilijk zo'n punt incidenteel te beoordelen.
Spr. herhaalt, dat B. en W. bereid zijn deze vraag op
nieuw onder ogen te zien, en, naar hij hoopt, met een
beter resultaat. Hij kan echter niet meer optimisme
meegeven dan hij op het ogenblik zelf bezit.
Volgno. 110 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 112. Bescherming Bevolking f 53.130,
Hoewel wij, aldus de heer Rutkens, bij de algemene
beschouwingen reeds enkele woorden gezegd hebben
over deze post, zijn wij van mening, dat, gezien het feit,
dat B. en W. in de mem.v.a. mededelen, dat zij onze
mening over een plaats gehad hebbende ontspanning
niet kunnen delen, men hier voorbijgaat aan de ont
wikkeling van de laatste jaren. Deze heeft toch onge
twijfeld laten zien, dat er werkelijk een ontspanning in
de wereld is. Dit kan men alleen al vaststellen n.a.v.
het feit, dat er dit jaar een conferentie van de Grote
Vier in Berlijn is geweest, die weliswaar jammer ge
noeg nog niet tot geheel volledige, maar toch wel tot
bepaalde resultaten heeft geleid. Een van de resultaten
was het tot stand komen van de conferentie in Genève
op voorstel van de Sovjet-Unie. Ondanks het feit, dat
de gehele Nederlandse burgerlijke pers ontkende, dat
er overeenstemming met de Sovjet-Unie op deze con
ferentie mogelijk was en ondanks het feit, dat de grote
„kei" John Foster Dulles weg liep, omdat deze van me
ning was, dat met de Sovjets niet tot overeenstemming
zou zijn te komen, heeft deze Geneefse conferentie wel
tot resultaten geleid, n.l. dat er vrede in Indo-China tot
stand kwam. Daarmee is reeds het odium, als zou men
f IkW/V
met het Oosten niet tot belangrijke resultaten kunnen
komen langs de weg van onderhandeling, opgeheven, op
grond dus van de feitelijke gebeurtenissen, die vandaag
de dag niemand meer kan weerleggen. Men moet vast
stellen, dat zich op grond van deze resultaten een zekere
ontspanning voordoet. Maar het was o.a. ook de partij
genoot van de raadsfractie van de P.v.d.A., Drees, die
bij de algemene debatten over de beschouwingen i.z. de
begroting zeide, dat niet was te ontkennen, dat er een
zekere ontspanning op internationaal gebied te con
stateren viel. Wij willen voorts nog wijzen op het stand
punt van de soc.-democraat Attlee, die ook dit feit
constateerde en van mening was, dat verdere onderhan
delingen noodzakelijk zouden zijn. Wij hebben, aldus
spr., in het kort hier reeds aangetoond, dat het stand
punt van de Sovjet-Unie ook in de practijk blijkt een
juist standpunt te zijn, n.l., dat men niets moet nalaten
om de internationale spanning en internationale con
flicten op basis van onderhandeling op te lossen.
Over het algemeen wordt voor de noodzaak van de
BB. het argument aangevoerd, dat een agressie uit het
Oosten zou dreigen. Minister-President Drees heeft bij
de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer in
antwoord daarop ook als zijn mening te kennen ge
geven, dat er geen direct gevaar van agressie van de
zijde van de Sovjet-Unie aanwezig was. Wij hebben ook
bij de algemene beschouwingen gezegd en het spijt
ons, dat wij bij dit punt niet korter kunnen zijn dat
wij niet blindelings voorbij kunnen gaan aan de inter
nationale ontwikkeling, waar wij zeer zeker nauw bij
betrokken zijn.
Men spreekt op dit ogenblik allerwegen over bescher
ming van de bevolking. Gezien het feit, dat het moge
lijk is om langs de weg van onderhandeling te komen
tot internationale ontspanning, betekent het een ern
stig gevaar, aan onze Oostelijke grens weer een leger
in het leven te roepen, door middel van de herbewape
ning van de Duitse nazi's. Hier mag niet over gezwe
gen worden, omdat de geschiedenis van dit Pruisische
militairendom wel reden tot bedenkingen moet geven en
men nog steeds niet zover wil gaan zich hier conse
quent tegen te weer te stellen. Wij kunnen hier niet
klakkeloos aan voorbijgaan en spreken ons uit tegen
het uittrekken van gelden voor de Bescherming Bevol
king, omdat wij van mening zijn, dat het creëren van
deze post bij de massa de indruk vestigt, dat oorlog
onvermijdelijk is en dat de bevolking maar aan de idee
moet wennen, dat er niets meer aan te doen valt. De
recente geschiedenis bewijst echter in feite anders. De
raad moet zich ook in dezen uitspreken, wil hij in de toe
komst niet de figuur slaan, zoals wij dat gezien hebben
bij het proces van Neurenberg en schouderophalend moe
ten zeggen: wij hebben vaak het woord gesproken, maar
wij hebben het niet geweten.
De heer Pols zou aan de heer Rutkens willen zeggen,
dat de B.B. er moet zijn; dat weten wij, aldus spr.,
allemaal. En die zal er ook blijven. Het is altijd beter
een goede B.B. te hebben zonder oorlog, dan een oorlog
zonder B.B. Nu kan men over deze dingen wel lang
gaan praten, maar spr. zou de heer Rutkens slechts
dit willen zeggen, dat hij een paar maanden geleden een
boek heeft gelezen met de titel: „De litanie van het
hart". Het is geschreven door iemand, die sedert 1918
communist was, maar er later van is genezen. De heer
Rutkens mag dat boek van spr. lezen en daarna zou
hij er met hem over willen praten. Spr. hoopt, dat hem
door de lezing een licht zal opgaan en dan zal men ver
der verschoond kunnen blijven van de dingen, zoals de
heer Rutkens die hier thans naar voren brengt.
Volgno. 112 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 140. Tuberculosebestrijding f 4.575,
De heer W. M. de Jong zegt, dat het college de raad
heeft geïnformeerd, dat het personeel in dienst van de
gemeente nog niet periodiek wordt doorgelicht. Nu
heeft doorlichting van personeel wel plaats bij verschil
lende Rijksdiensten en bij bedrijven. En het is eigenlijk
een gemeenschappelijke opinie geworden, dat dit nood
zakelijk is. Spr. zou het heel in het kort aldus kunnen
zeggen: Wij zijn van mening, dat die noodzaak ook
bestaat voor het gemeentepersoneel.
De heer Rutkens herinnert er aan, dat zijn fractie in
de sectievergadering de vraag heeft gesteld, of B. en
W. bekend willen maken, of het gemeentepersoneel pe
riodiek wordt doorgelicht. Het verwondert ons, aldus
spr., dat men, waar men aan de ene kant zoveel spreekt
over bescherming burgerbevolking, aan de andere kant,
wanneer het gaat om de bevolking te behoeden tegen
eventueel voorkomende t.b.c., in de na-oorlogse jaren
in het geheel geen aandacht heeft besteed aan de door
spr. bedoelde doorlichting.
Spr. kan verkeerd ingelicht zijn, maar hij meende,
dat voor de oorlog de oude S.D.A.P. op het standpunt
stond, dat de overheidsinstellingen en -bedrijven een
voorbeeld moesten zijn voor het vrije bedrijf, wat be
treft hun sociale voorzieningen. De heer W. M. de Jong
heeft er reeds op gewezen, dat in het vrije bedrijf veel
al wel aandacht aan doorlichting is besteed. Spr. kan
daar aan toevoegen, dat hij in de afgelopen 6 jaar in
het bedrijf, waar hij werkzaam is, reeds drie maal is
doorgelicht. Hij zou het verheugend gevonden hebben,
indien dit ook vastgesteld kon worden t.a.v. het ge
meentepersoneel. Wij weten, dat op dit ogenblik wordt
overwogen, in verband met de mechanisatie van de ge
meentelijke administratie, de massafotografie door te
voeren. Als spr. echter de handelingen van de raad van
verleden jaar i.z. de begroting daarop naziet, komt hij
tot de ontdekking, dat de kosten van deze massafoto
grafie voor rekening van het individu komen. Wij zou
den willen bepleiten, aldus spr., om dit in de eerste
plaats niet te laten gelden voor de ambtenaren in dienst
van de gemeente Leeuwarden. Wij zouden er daarnaast
voor willen pleiten, dat deze lijn niet wordt doorgetrok
ken voor de ouden van dagen en voor hen, die uit hoof
de van hun sociale positie aangewezen zijn op de steun
van M.H. Voorts zouden wij het toejuichen, indien B.
en W. bereid zouden zijn overleg te plegen met de werk
gevers in Leeuwarden om te bevorderen, dat voor de
genen, die volgens de oproep aan de massafotografie
onderhevig zullen zijn, de kosten gedragen zullen wor
den door de werkgevers. Gezien het feit, dat vele vrije
bedrijven reeds vrijwillig tot periodieke doorlichting
over zijn gegaan, omdat deze dit noodzakelijk achten,
gelooft spr., dat bij de overige werkgevers wel een be
paalde bereidheid aanwezig zal zijn om de door hem
gedane suggestie te verwezenlijken.
De heer Venema moet namens zijn fractie medede
len, dat het antwoord van B. en W. helaas niet zeer be
vredigend is. Spr. zal er niet lang over praten, maar het
college slechts dit vragen: Wat zijn de motieven, dat
er geen doorlichting van gemeentepersoneel plaats
vindt? Ook hij is van mening, dat het overheidsbedrijf
eigenlijk een voorbeeld moet zijn voor de particulieren.
Wat zopas is gezegd, is juist: het personeel van diverse
grote bedrijven spr. denkt haast wel de meeste
wordt regelmatig eens per jaar doorgelicht. Dit ge
schiedt althans ook in het bedrijf, waar spr. werkzaam is.
De Voorzitter deelt mede, dat ongeveer twee jaar ge
leden een algemene doorlichting van het gemeenteper
soneel heeft plaats gehad en het is de bedoeling ge
weest om de volgende keer het onderzoek te doen sa
menvallen met het algemene bevolkingsonderzoek. Dit
laatste laat wat langer op zich wachten dan aanvanke
lijk de bedoeling was, maar het komt nu in zicht. Het
zal in de loop van het volgende jaar plaats vinden en
de bedoeling is om dan nader te overwegen hoe verder
t.a.v. de controle op t.b.c. van het gemeentepersoneel
gehandeld moet worden. De zaak heeft dus stellig wel
de aandacht gehad en heeft die nog, zodat de conclusie,
dat er van de kant van het college niets aan gedaan zou
zijn, niet juist is.
Het spreekt vanzelf, dat het, na het algemene onder
zoek, dat dan waarschijnlijk in de eerste helft van het
volgend jaar zal plaats vinden, de raad natuurlijk in
periodieke verdere controle zal kennen, daar de post
dan toch via de begroting gevonden zal moeten worden.
Wat verder de opmerking van de heer Rutkens be
treft over de kosten van het onderzoek voor bepaalde
categorieën der bevolking, B. en W. zullen dit bekijken.
Volgno. 140 wordt onveranderd vastgesteld.