41 dat de wethouder de urgentie van deze zaak onder schrijft. Volgno. 160 wordt onveranderd vastgesteld. Hierna wordt gepauzeerd. Na heropening der vergadering is aan de orde: Volgno. 162. Uitvoering van de Woonruimtewet f 48.595,—. De heer Schootstra zegt, dat in het sectieverslag on der dit volgnummer de vraag wordt gesteld, of wel in voldoende mate met de woningbehoefte van de plaatse lijke industrie rekening wordt gehouden. En daar wordt op geantwoord: „Van 1 Januari 1954 tot op heden zijn aan de industrieën 237 woningen toegewezen". Nu heeft spr., kort geformuleerd, nog deze vraag: „Hoe moet ik dat „aan de industrieën" lezen Dat in derdaad aan de betrokken firma's en in overleg met haar de woningen zijn toegewezen of betreft dit toe wijzing aan burgers van de stad, die ook toevallig in een van de industrieën hier ter stede werkzaam zijn?" Spr.'s tweede vraag is: Krijgt Leeuwarden ook een bepaald bouwvolume toegewezen met het oog op de industrie en zou de bedoeling daar dan niet van zijn, dat dit bouwvolume ook inderdaad in overleg met de industrie aan de man wordt gebracht? Mevr. Heijmeijer-Croon heeft bij het vorige volgnum mer nog geen antwoord gehad van de wethouder van Volkshuisvesting. De heer Ras wil zich gaarne haasten om een misver stand weg te nemen. Spr. heeft niet bedoeld te zeggen, dat de samenwerking tussen de gemeentelijke instanties en de woningbouwcorporaties niet goed zou zijn. Hij heeft andere dan de gemeentelijke instanties bedoeld en hij heeft gevraagd, of de gemeente behulpzaam kon zijn bij het samenwerken tussen de woningcorporaties en die instanties. Spr.'s betoog was voornamelijk gebaseerd op wat staat op blz. 12 van de mem.v.a.: „Ten laste van het bouwcontingent 1954 t.e.m. 1956 zijn thans in uitvoering 144 woningen van de gemeente, 38 wo ningen van „St. Joseph" en 40 woningen van particu lieren; in totaal 222 woningen." Naar spr.'s gevoelen waren dit 222 van het totaal van ruim 900 woningen, die de eerstkomende drie jaren opgesoupeerd kunnen worden. Hij heeft van de wethouder begrepen, dat ad ministratief ook practisch hieraan toe gekomen wordt. En hij gelooft ook wel, dat het zwaartepunt van de uitvoering op het volgende jaar komt te liggen, maar, oppervlakkig beschouwd, krijgt men sterk het gevoel, dat op dit moment stellig een groter aantal woningen klaar zou kunnen zijn. Zouden spr.'s woorden er toe kunnen medewerken om de activiteit groter te maken, dan zou hij zichzelf ge lukkig prijzen, want de nood is hoog. De heer Tiekstra (weth.) zou op de vraag van mevr. Heijmeijer, of het wenselijk is, dat aspirant-kopers van woningen, gelegen in de te saneren gebieden, vooraf ge waarschuwd zullen worden voor het extra grote risico dat ze lopen, willen antwoorden, dat het huisvestings beleid er op is gericht om vrijkomende woningen in deze gebieden toe te wijzen aan gezinnen, die uit krotwo ningen komen; als een woning dus nog een aanzienlijke tijd bewoond kan worden, wordt hierin langs de weg van toewijzing, eventueel met medewerking van de eige naar of, in geval deze medewerking van de eigenaar ontbreekt, door vordering, een gezin geplaatst. Dit ge lukt niet altijd, omdat heel vaak de eigenaar van een woning tot verkoop wenst te komen. Spr. moet helaas constateren, dat in dit geval niet steeds volledig begrip aanwezig is, dat het middel van vordering niet steeds is toe te passen en dat deze woningen voor exorbitante prijzen verkocht worden. Koopt men zo'n woning, dan loopt men groot risico, dat de prijs f 800,f 1000, boven de waarde ligt. Spr. noemt dit in hoge mate mis bruik maken van de nood, waarin de mensen verkeren, maar heel velen schijnen er geen „been" in te zien, om aan de nood geld te verdienen. Een waarschuwings systeem van het Bureau Huisvesting lijkt hem echter niet wel te realiseren. Spr. antwoordt de heer Schootstra, dat in de mem.v.a. staat vermeld, dat 237 woningen aan de industrie zijn toegewezen; die zijn aan de betrokken woningzoeken den als arbeiders in de industrie toegewezen. Dat zijn in de nieuwe woningvoorraad 51 woningen, verdeeld als volgt: 23 aan de kleine industrie en 28 aan de grote, en dat zijn in de oude woningvoorraad 186 woningen, verdeeld als volgt: 94 aan de kleine industrie en 92 aan de grote. Spr. kan de raad zelfs, wat deze laatste categorie betreft, de aantallen per industrie noemen. Het zijn steeds gevallen geweest, waarbij de betrok ken industrie zich hetzij tot de Club van Groot-in dustriëlen, hetzij rechtstreeks tot B. en W. heeft ge wend om voor de betrokken werknemers woningen be schikbaar te stellen. Dit gaat heel vaak gepaard met verlies van eigen volume van de gemeente, omdat deze mensen uit een andere gemeente komen. Daarover be staat vruchtbaar overleg tussen de betrokken industrieën en de dienst, en dit college heeft een open oog voor het belang, dat hiermede voor de industrie gemoeid is, maar het offer van de „gewone" woningzoekenden weegt inderdaad zwaar. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat er nog iets aan extra volume in petto is, uit een reservepot, waaruit landelijk volume voor de industrie verdeeld wordt. Dat heeft voor Friesland een zeer gering resultaat opge leverd en wanneer dat resultaat nog weer zal worden omgeslagen over de Friese gemeenten, dan zal het aan deel van Leeuwarden heel gering zijn en maar een drup pel op een gloeiende plaat. Dat verschijnsel is aanlei ding geweest, dat Ged. Staten in overleg met „Weder opbouw" in Friesland hebben goedgevonden, dat een deel van het volume voor 1955 is overgeheveld naar 1954. Dit neemt niet weg, dat er dus ook nu nog uit de reserve voor de industrietoewijzing voor Friesland iets toegewezen is en dat B. en W. hopen daar nog wat van te kunnen bemachtigen. Maar wanneer dat volgens de tot nu toe toegepaste methode wordt verdeeld, dan moet men zich daar niet op „verkijken" en zal het waarschijnlijk tegenvallen. B. en W. zullen dit dus ook bij hun pogingen om vergro ting van het bouwvolume te krijgen in de gaten houden, maar, zoals het nu lijkt, is daarvan niet een spectacu lair cijfer te verwachten. Volgno. 162 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 174. Onderhoud van straten en pleinen f 570.465,—. De heer Slaterus leest in de mem.v.a. als antwoord op de vraag in het sectierapport, waar het bedrag van f 18.000,t.b.v. de Verlengde Schrans voor dient, dat dit bedrag zal worden aangewend voor het herstraten van de ventwegen. Worden de ventwegen van de Schrans daar ook bij betrokken? Deze zijn ongeveer in dezelfde toestand als die in de Verlengde Schrans. De aan de ventwegen aansluitende betonrand heeft niet overal de zelfde hoogte als de ventweg. En dan zou spr. bij dit punt de aandacht willen vra gen voor de zeer slechte bestrating van de Hollander- dijk. Hij zou graag zien, dat het college de vernieuwing van deze bestrating als zeer urgent zou willen be schouwen. De hear Santema wol him oanslute by itjinge de hear Slaterus sein hat oer de Skrans. Fierders soe hy efkes de oandacht fêstigje wolle op it adres, dat de biwenners fan de Bomiastrjitte yn de léste wike fan Septimber '54 oan B. en W. rjochte haw- we en hweryn hja oansteane op forbettering fan dizze strjitte en natuerlik soe spr. dan ek de wethalder tige freonlik forsiikje wolle om yn dizze matery safolle mooglik op haest by Gemeentewurken oan to trunen. De heer Pols heeft in de sectie iets gevraagd n.a.v. het slipgevaar op de Nieuwe Harlingerstraatweg en het Harlingerplein. B. en W. zeggen in de mem.v.a., dat hier van gladheid helemaal geen sprake is, maar dat het wegdek door de moderne asfaltmachine zeer vlak is geworden. Dan is spr. van mening, dat deze nieuwe moderne machine er schuld aan heeft, dat van gladheid gesproken moet worden. Hij gelooft, dat de oorzaak is, dat door het trillen van de machine heel dunne asfalt- deeltjes naar boven komen. Reeds meerdere keren is een proef genomen en geconstateerd, dat het wegdek zo glad als spek is; het rijden op dergelijke wegen is niet van gevaar ontbloot, maar op den duur wordt het beter. Is er echter niet iets aan die gladheid te doen? Op spr.'s vraag i.z. een parkeerhaven op het Sta tionsplein werd geantwoord, dat B. en W. dit zullen overwegen, wanneer het plein opnieuw onderhanden zal worden genomen. Spr. wil er nog op wijzen, dat de tramrails ter plaatse lelijke valpartijen veroorzaken. Hij zag onlangs een dame voor een vrachtauto vallen. Hij zou dan ook graag voor het Stationsplein urgentie wil len bepleiten, mede in verband met de parkeerhaven. De heer Wijkstra heeft in de sectievergadering ge vraagd enkele voorzieningen te treffen bij het Beet- hovenplantsoen in verband met de oversteekplaats naar de Telemannstraat. B. en W. hebben geantwoord, dat dit opgenomen was in het gehele complex van de rond weg. Spr. heeft gezien, dat men bezig is aan het Beet- hovenplantsoen het stukgelopen gras te vervangen door een tegelpad. Hij is daarmee zeer in zijn schik en vleit zich met de hoop, dat het een gevolg kan zijn van de vraagstelling; misschien is dit ook wat al te ijdel. Niet temin is hij zeer dankbaar voor deze voorziening. Volgno. 176. Onderhoud van wegen en voetpaden f 75.750,—. De heer Bootsma zegt, dat de vraag, gesteld i.z. het onderhoud van de Badweg, in het sectieverslag is ge formuleerd, alsof het louter zou gaan over overname van de Badweg door de gemeente. Spr. meent, dat dit niet geheel conform de bespreking is; misschien echter is het er uit gedistilleerd. Deze weg, die vanouds toe gang gaf tot de achtergelegen landerijen, is ook voor de gemeente van algemeen belang geworden. Spr. wil daarbij wijzen op het gebruik, dat hiervan gemaakt wordt; men wandelt via het dorp achter de kerk bij de ijsbaan langs en de Badweg terug. Bovendien geeft deze weg toegang tot het zwembad en in de voormalige stroopfabriek is een kleine industrie gevestigd. Al deze dingen maken het z.i. noodzakelijk, dat aan het onderhoud van deze weg, dat tot nog toe louter bij particulieren berustte, aandacht wordt besteed. Hij meent, dat het geraamde bedrag van f 75,slechts be rust op eigendommen, die de gemeente daar bezit. Hij gelooft niet, dat verbetering zal kunnen wachten, totdat vaststaat, dat deze weg al dan niet in het uit breidingsplan zal worden opgenomen. Volgno 178. Onderhoud, schoonhouden e.d. van de vee markt en overige markten f 90.335, De hear Van der Meer tinkt, dat it kolleezje ek wol lézen hat, dat Leiden fan doel is, om binnen 4 jier in nije fémerk klear to hawwen. Is dy meidieling ek fan ynfloed op it tempo, dat hjir yn Ljouwert yn acht nom- men wurde sil om de nije fémerk klear to krijen? Spr. wol net pleitsje foar haestwurk en hy wol ek sizze, dat hy net bang is foar konkurrinsje, mar as de rin earne oars hinne is, kin dat nea yn it foardiel fan Ljouwert wêze. Volgno. 182. Parkeerplaatsen f 5.495, De heer Schootstra zegt, dat op de vraag van ver scheidene leden, om het standpunt van B. en W. te ver nemen i.z. het parkeervraagstuk in de binnenstad, wordt geantwoord, dat dit vraagstuk nauw samenhangt met de sanering van de binnenstad. De laatste keer, dat een parkeerplaats de aandacht had van de raad, n.l. die nu bij de Mercuriusfontein zal worden ingericht, werd in de commissie voor de Open bare Werken de wenselijkheid uitgesproken, dat men een overzicht van het geheel krijgt. Spr. heeft het ge voel, dat door meerderen in de raad die mening wordt gedeeld en dat men wel graag op niet te lange termijn, b(jv. het volgend jaar, zou willen weten, in welke rich ting B. en W. nu denken te werken. In welk stadium verkeert het saneringsplan Inderdaad houdt hiermede ook verband demping van grachten, die spr. echter graag, als het maar enigszins kan, zou willen voor komen. De heer Pols heeft met voldoening kennis genomen van het voornemen van B. en W. om een parkeerruimte aan de 3e Klanderijdwarsstraat te creëren. Hier is een prachtige mogelijkheid om het parkeervraagstuk wat te verlichten, want men kan op die plaats heel wat wa gens kwijt. Volgno. 192. Onderhoud van wandelplaatsen en plant soenen f174.170, Mevr. Heijmeijer-Croon c.s. zijn erg dankbaar voor de welwillendheid, waarmee het verzoek om banken te plaatsen bij bushaltes en verder langs de Emmakade en de Noordersingel is ontvangen. In de mem.v.a. verwijst het college naar het hiervoor uitgetrokken bedrag sub f van dit volgnummer. Inderdaad werd een bedrag uit getrokken voor tien banken. Mag men dit zien als een schuchter begin? Onze goede stad telt 80.000 inwoners. In hun antwoord op een vraag aangaande de inscha keling van de jeugd bij eenvoudige plantsoenarbeid dit ter bestrijding van baldadigheid wijzen B. en W. op practische bezwaren. Zouden zij die kunnen noemen? En zou het niet wenselijk zijn eens te informeren, hoe men in plaatsen, waar dit systeem met succes werkt, de practische bezwaren ondervangt? De heer W. M. de Jong wil zich graag aansluiten bij hetgeen mevr. Heijmeijer gezegd heeft over de z.g. boom- plantdagen voor de jeugd. Er mogen zich hierbij enige practische bezwaren voordoen, het is toch van groot belang, dat de jeugd hierdoor meer liefde voor alles wat groeit wordt bijgebracht. Volgno. 194. Bruggen en overzetveren, f 191.780, De heer Bootsma herinnert er aan, dat in de secties de vraag is besproken, of de gemeente enige zegging schap heeft over het onderhoud van de brug in de weg WargaAegum, over de ringvaart van de Wargaster- meer. Er bestaan bij het gemeentebestuur van Idaar- deradeel vrij ver gevorderde plannen om deze brug te laten vervallen. Dit heeft bij de gemeentenaren in Wir- dum de nodige ongerustheid verwekt en zodoende is ook deze vraag naar voren gekomen. B. en W. zeggen in de mem.v.a., dat dit zal worden onderzocht. Voor zo ver dit nog niet gebeurd mocht zijn, zou spr. op de no dige spoed willen aandringen en ook op de nodige waak zaamheid, want hij veronderstelt, dat, alvorens de ge meente Idaarderadeel kan overgaan tot het laten ver vallen van deze brug, toch zeker de procedure gevolgd zal moeten worden van het afvoeren van de staat van waterstaatswerken. Spr. meende speciaal dit punt, ook namens andere zijner fractiegenoten, onder de aan dacht van B. en W. te moeten brengen. Wij hebben, aldus de heer Rutkens, betoogd, dat het noodzakelijk is, dat de Prins Hendrikbrug vernieuwd wordt. Wij lezen nu in de mem.v.a., dat B. en W. deze mening delen. Wij zouden er met klem op willen aan dringen, dat zij spoed betrachten in dezen. Hierbij zou de suggestie, vastgelegd in het rapport van de Com missie voor de Productieve Werkgelegenheid, om de plannen van voor de oorlog, n.l. per jaar één brug, weer op te nemen, overweging verdienen. Wij hopen, dat al thans de Prins Hendrikbrug als urgent zal worden ge zien. De heer Schootstra zou nogmaals met klem Schil kampen onder de aandacht van het college willen bren gen. Dit onderwerp komt ook al meerdere jaren ter sprake. Ten slotte behoren de burgers, die daar wonen, ook bij onze goede stad, maar dezen kunnen toch on willekeurig de gedachte krijgen, dat, aangezien ze een beetje aan de zelfkant leven, t.a.v. hun dringende be langen niet de nodige spoed betracht wordt. Insiders weten, dat men inderdaad bij de dienst ook al meer malen en langdurig met deze kwestie bezig is geweest. Toch zou spr. ter zake op spoed willen aandringen. De heer W. M. de Jong brengt ook de vernieuwing van de Prins Hendrikbrug ter sprake. Het is de mening van de raad zowel als die van het college, dat deze ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 21