48 49 Volgno. 103. Staangelden bij kermis en andere gele genheden f 40.000, De heer K. de Jong zal een korte verklaring afleg gen. Er is door spr. c.s. gepleit om de kermis op Zater dag te doen eindigen, zodat er op Zondag geen kermis gehouden wordt. Voor hen heeft deze zaak een princi pieel karakter, omdat zij de Zondagsrust voorstaan en de Zondag heiligen. Er is al bij vorige begrotingen ge zegd, dat de financiën het niet toelieten, dat de kermis hetzij geheel, hetzij op Zondag zou worden afgeschaft. In verband met het feit, dat er, zoals in de vraag stelling in de sectie ook naar voren is gebracht, in 1954 heel wat festiviteiten zijn gehouden wat waarschijn lijk in de komende jaren weer het geval zal zijn waardoor deze post belangrijk is gestegen, zou de vraag gewettigd kunnen zijn, in hoeverre afschaffing nü wel overweging verdient. Een tweede argument is, dat in deze nieuwe samen stelling van de raad ter zake nog geen uitspraak is gedaan. Spr. heeft inmiddels geconstateerd, dat, zowel aan de zijde van de P.v.d.A. als aan die van de K.V.P. geen instemming met de gelanceerde gedachte bestaat. Spr. heeft dan ook geen behoefte hierover een stemming uit te lokken. Hij wilde er alleen maar even mededeling van doen. En daarmee heeft hij zichzelf eigenlijk al beantwoord. De hear Van der Meer wol him ek üt namme fan syn fraksje graech oanslute by hwat de hear K. de Jong sein hat oer it sluten fan de merke op Snein. De Voorzitter gelooft niet, dat de sprekers van de zijde van het college antwoord behoeven. Dat was de bedoeling z.i. ook niet. Volgno. 103 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 193. Terugontvangsten huisvestingskosten. (openb. voorber. lager onderw.) f 50, Mevr. Heymeijer-Croon zegt, dat het geen uitzonde ring is, dat de speellokalen van de kleuterscholen wor den verhuurd aan particuliere verenigingen, waaronder dikwijls muziekcorpsen. Kleuterschool 6 is vijf avon den in de week vast verhuurd, kleuterschool 3 vier avonden, kleuterschool 1 drie avonden en twee mid dagen en nog één avond om de andere week of om de twee weken. Als men bedenkt, dat kleuters op de vloer plegen te spelen, moet toch het geregeld gebruik van een der gelijk lokaal door volwassenen wel zeer onhygiënisch en door muzikanten met blaasinstrumenten ontoelaat baar genoemd worden. De heer J. K. Dijkstra (weth.) wil graag toezeggen, dat hij contact zal opnemen met de dienst van Open bare Werken, waaronder de verhuring van schoolloka len ressorteert, om na te gaan, hoe groot de bezwaren zijn, waarop mevr. Heijmeijer heeft gedoeld. Volgno. 193 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 293. Centraal autobusstation f 21.170, De heer W. M. de Jong wil een klein lansje breken voor het bij een volgende verpachting vaststellen van maximum prijzen voor de consumpties in de wacht kamer van het busstation. In de mem.v.a. staat, dat krachtens de pachtovereen komst de tarieven niet lager mogen zijn dan die, welke in de 3e klas wachtkamer van de Ned. Spoorwegen voor dezelfde spijzen en dranken worden berekend. Er worden gewone restaurantprijzen gevraagd, maar spr. zou graag willen, dat hier wat meer de eenvoud betracht werd. Hij wil een heel eenvoudig geval: netjes, keurig, mo dern, maar de consumpties aangepast aan de eenvou dige opvatting van de mensen, die gewoonlijk gebruik maken van het autobusstation en die niet met auto's in de stad komen. Spr. vindt eigenlijk de gedachte, dat men in een wachtlokaliteit of in de trein dezelfde prijzen betaalt als in een restaurant niet juist. Hij heeft de er varing, dat het mogelijk is de prijzen lager te stellen (op de prov. veerdienst VlissingenBreskens kost een kop koffie 15 ct.) Gezien de centrumfunctie van Leeu warden zou spr. willen voorstellen voor een kop koffie hoogstens een kwartje inclusief te rekenen. Dat is een ideaaltje van hem. Hij weet wel, dat men niet verplicht is een consumptie te gebruiken, maar ook de hoge con sumptieprijzen weerhouden de buitenmensen, die in dat opzicht vaak bescheiden zijn. Spr. zou te dezen graag overleg met de Spoorwegen willen. De heer Tiekstra (weth.) kan vrij kort zijn. Hij zou aan het adres van de heer W. M. de Jong willen zeg gen: tot de behandeling van de volgende pachtovereen komst, waar deze hopelijk bij zal zijn, zoals hij ook aan wezig is geweest bij het nemen van een besluit i.z. de eerste pachtovereenkomst en bij het verlengen daarvan. Overigens is de positie van de Spoorwegen van dien aard, dat wij, aldus spr., volstrekt niet vrij zijn. De heer W. M. de Jong vraagt, of de invloed van de Spoorwegen blijvend zal zijn. De heer Tiekstra (weth.)Inhoeverre die blijvend zal zijn, zal bij afloop van de pachtovereenkomst blijken. Volgno. 293 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 323. Belasting op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden f 235.000, De heer Van der Veen heeft in de sectie gevraagd, of het nodig is t.a.v. de vermakelijkheidsbelasting de dis criminatie t.o.v. de bioscopen nog langer te handhaven. Spr. heeft bij de stukken een circulaire gezien van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 Februari 1954, welke is gevolgd door een verzoek van de Leeu warder bioscopen van 11 Maart 1954, om de belasting te herzien. Hij heeft uit die stukken, die niet gemakke lijk te lezen zijn, begrepen, dat de destijds vanuit Den Haag uitgeoefende dwang is opgeheven. De circulaire, die aan de verhoogde belasting voor bioscopen ten grond slag heeft gelegen - een wettelijke grondslag hiervoor heeft eigenlijk niet bestaan is met terugwerkende kracht ingetrokken. Naar de consequenties hiervan voor Leeuwarden zou een onderzoek worden ingesteld. Het is echter al December en nu is Leeuwarden in Friesland nog de enige plaats, waar voor de bioscopen het hoge percentage van 35 nog geldt. Spr. ziet geen reden, waarom deze vorm van amusement meer zou moeten worden belast. Hij zal het zeer op prijs stellen, van het college de toezegging te ontvangen, dat het on derzoek met bekwame spoed zal worden voortgezet. De heer Kanistra wil zich aansluiten bij wat de heer Van der Veen heeft gezegd. De heer Rutkens wil zich ook aansluiten bij hetgeen de heer Van der Veen t.a.v. de vermakelijkheidsbelasting voor de bioscopen heeft opgemerkt. Daarnaast hebben wij, aldus spr., in de sectieverga dering de vraag gesteld om de belasting op vermake lijkheden voor verenigingen, die culturele doeleinden na streven, af te schaffen of tot een minimum te beperken B. en W. antwoorden: ,,Wij zullen deze aangelegenheid onderzoeken." De wethouder heeft echter tussen neus en lippen, zon der dat dit punt nog aan de orde was, gezegd, dat hij dit niet wenselijk zou achten en wel in verband met de subsidiëring van de gemeente door het Rijk. Het is bekend de heer Pols heeft er ook al op ge wezen dat reeds enkele gemeenten overgegaan zijn tot het verlagen van de belasting op vermakelijkheden. Deze hebben blijkbaar de genoemde bezwaren niet ge voeld. Wij zouden graag zien, dat ook in Leeuwarden verlaging mogelijk was. De heer Tiekstra (weth.) heeft vanmorgen gezegd, dat, indien inderdaad tot verlaging van de vermakelijk heidsbelasting, meer speciaal betreffende de bioscopen, zou worden overgegaan, dit toch niet anders zou kunnen dan door een gelijktijdige compensatie in de vorm van een verhoging van de uitkering uit het gemeentefonds. In die zin is het ook met betrekking tot de vermake lijkheidsbelasting steeds gesteld in het overleg, dat ge voerd is met de ministers van Economische en Binnen landse Zaken. Spr. gelooft, dat het goed is deze lijn vast te houden. Hij hoopt, dat B. en W. binnen zeer korte tijd met deze aangelegenheid bij de raad terug zullen komen. Volgno. 323 wordt z.h.st. vastgesteld, waarna de ge hele begroting z.h.st. overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt aangenomen, met aantekening, dat de fractie van de heer Rutkens tegen de gehele begroting heeft gestemd. Punt 3 (bijlage no. 203). Wij zouden, aldus de heer Rutkens, in overweging willen geven, deze heffing op de opcenten volgens pro gressieve lijn te doen plaats hebben. In verband met de tijd zouden wij het kort willen maken. Daar echter in de wet aangegeven is, dat het bedrag der opcenten door de gemeenteraad wordt vastgesteld, zouden wij willen, dat deze de belasting op de opcenten ook progressief stelt. De wenselijkheid daarvan is ook in de practijk vaak wel gebleken. De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat de heer Rutkens een paar fiscale wangedrochten heeft ingevoerd, waar voor hijzelf verantwoordelijk is: „progressie in opcen ten" en „belasting op de opcenten". Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4. De heer Wiersma rapporteert namens de commissie, belast met het onderzoek van de geloofsbrieven en be staande uit de heren Kamstra, Slaterus en Wiersma, dat de commissie de geloofsbrief van de heer J. Fennema en de daarbij overgelegde stukken heeft onderzocht en in orde bevonden, weshalve zij de raad adviseert, de heer Fennema als lid van de raad toe te laten. Z.h.st. wordt dienovereenkomstig besloten. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 25