2 3 anders, in de openbaarheid, niet gedekt zouden kunnen worden. Spr. kan niet anders dan herhalen, dat dit een in sinuatie is, die van de kant van B. en W. volstrekt verworpen moet worden. En overigens meent hij, dat hij er wel het zwijgen toe kan doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., sub a, met aantekening, dat de heer Rut- kens tegen is. Eveneens z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., sub b en c. Punt 2 (bijlage no. 203). De Voorzitter stelt voor, over te gaan tot het houden van algemene beschouwingen. De heer Mani zegt, dat men in het gemeenteprogram 1949 van de Partij van de Arbeid o.a. de volgende regels kan aantreffen: ,,De gemeente omvat een levende en levenwekkende gemeenschap. Zij staat dichter dan de Staat bij het leven van haar burgers en heeft mede daardoor een eigen karakter en doel. Het behoort tot de taak van het gemeentebestuur al die initiatieven te nemen en maatregelen te treffen, welke nodig zijn om een gezond gemeentelijk leven te bevorderen." Wil er echter van een levende en levenwekkende ge meenschap sprake zijn, dan zijn daarbij levenskrachtige gemeenten en een belangstellende bevolking noodzake lijk. Dat onze goede gemeente een levenskrachtige is, zal wel niemand hier in de zaal willen ontkennen, maar of de belangstelling van de bevolking voor het werk van de gemeente wel groot genoeg is en of de bevolking wel doordrongen is van het feit, dat zij deel is van die ge meenschap, moet dikwijls in twijfel worden getrokken. Wij zijn er daarom ten zeerste over verheugd, dat uit de afdeling Leeuwarden van de Partij van de Arbeid het initiatief is gekomen om te geraken tot het opstel len van een z.g. „Stadsplan", in navolging van enkele andere plaatsen in ons land. Moeilijk, maar belangrijk werk zal hiervoor verricht moeten worden; moge het mede tot resultaat hebben, dat het inzicht in de moge lijkheden om de bevolking in het gemeentewerk te be trekken, wordt verruimd. Er kan tevens een opwekking tot burgerzin van uitgaan, die men niet te hoog kan aanslaan, want men zij er zich wel van bewust, dat met het wegvallen van de belangstelling van de burger voor de publieke zaak een van de pijlers van het de mocratisch bestel komt te vervallen. Ook de mogelijk heden, welke hieruit kunnen voortvloeien voor acti vering van het culturele leven in deze gemeente, be hoeft men niet te gering te achten. In de „Weg naar Vrijheid" kan men lezen: „De socia listische beweging staat voor de wezenlijke en onont koombare taak een belangrijke bijdrage te leveren tot een nieuw algemeen cultuurbesef, waarin de menselijke verhoudingen gekenmerkt zullen zijn door samenwer king en solidariteit, waarin de middelen tot cultuur opvoeding en cultuuroverdracht in ruime mate aanwezig moeten zijn en waarin tevens een onaantastbaar richt snoer moet zijn het streven naar gelijke kansen voor allen om met dze middelen in aanraking te komen. Een cultuur kortom, waarin de mens gemeenschaps mens kan zijn, juist doordat zijn menselijke persoonlijk heid en waardigheid in die gemeenschap niet ten onder gaat." Naar deze regels wil spr.'s fractie ook gemeentelijk werken en naar deze maatstaven wil zij ook eventuele initiatieven op cultureel gebied meten. Spr. zeide reeds, dat het tot de taak van het ge meentebestuur behoort die maatregelen te treffen, welke nodig zijn om een gezond gemeentelijk leven te bevorderen. Biedt nu de ontwerp-begroting, die B. en W. de raad hebben aangeboden, de mogelijkheden om deze taak op een behoorlijke wijze uit te voeren? Naar de mening van spr.'s fractie wel; zij zou ook moeilijk an ders kunnen verwachten van een college, waarop haar partijgenoten zo sterk het stempel drukken. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat spr. c.s. op onder delen geen op- of aanmerkingen zouden hebben; dit zal echter bij de behandeling van de betreffende begro tingsposten wel blijken. Maar reeds nu mag spr. namens zijn fractie verklaren, dat zij volledig achter het door B. en W. gevoerde beleid staat en dat zij uit de door hen ingediende begroting de stellige indruk heeft, dat zij dit beleid ook in de toekomst zullen voeren. In de aanbiedingsbrief zegt het college verheugd te zijn een ontwerp-begroting voor 1955 te kunnen over leggen, die in evenwicht is. Ook spr.'s fractie doet dit veel genoegen. Het moge dan waar zijn, dat niet alle grondslagen vast staan, volgens welke de Rijksuitke ringen zullen plaats vinden, de bedragen zijn toch wel concreter vast te stellen dan bij de aanbieding van de begroting voor 1954 het geval was. En daarenboven, de inkomsten, waarover de gemeente kan beschikken, zijn gelukkig belangrijk hoger dan die, waarop zij het vorige jaar meende te kunnen rekenen. Spr. meent evenwel, dat dit slechts een eerste stap is op de weg naar haar financiële gezondmaking. Haar verzorgingspeil dient nog aanmerkelijk te worden opgevoerd, reden waarom spr. hoopt, dat het college, met alle middelen, die het ten dienste staan, zal streven naar verhoging van dit verzorgingspeil. Het gezonde financiële beleid, gevoerd door oud minister Lieftinck, dat thans toch ook wel algemeen als zodanig wordt erkend en dat sterk heeft bijgedragen tot de zo verrassende opbloei van het economische le ven, werpt nu toch wel zijn vruchten af. Spr. kan niet nalaten bij zijn algemene beschouwingen nog even in herinnering te brengen enkele belangrijke gebeurtenissen, welke in de afgelopen zomer in deze stad hebben plaats gehad. Hij heeft daarbij tevens de gelegenheid iets meer aandacht te schenken aan de tot standkoming van het „Kunstcentrum" in de Prinsen tuin, dan dit feit indertijd in de raad heeft gehad en dat het toch zo zeer verdiende. Het hele geval is toen eigenlijk verdronken in de „molke-mingerij". Gelukkig is de opening, gecombineerd met de ontvangst van de deelnemers aan het congres van de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten, geworden tot een unieke gebeur tenis, welke grote indruk heeft gemaakt. Maar van nog meer belang zijn de mogelijkheden, welke de gerestau reerde Prinsentuin biedt om hier in de toekomst mani festaties op kunst- en cultureel gebied te houden. Wij zullen het op prijs stellen, indien daarbij al het moge lijke wordt gedaan om de toegangsprijzen zodanig vast te stellen, dat zij voor niemand een bezwaar behoeven te zijn om deze manifestaties bij te wonen. Een ander belangrijk gebeuren, waarbij Leeuwarden wel zeer in het centrum der belangstelling kwam te staan, is geweest de viering van het jubileum van het Fries Rundvee Stamboek met alles wat daaromheen werd georganiseerd. Zonder ook maar iets af te doen van de bewondering, welke spr. heeft voor de initiatie ven, die in die dagen door particulieren en verschillen de corporaties zijn ontwikkeld, mag spr. hier zeker een woord van grote waardering uitspreken aan het adres van verschillende gemeentelijke diensten, die, onder hoge druk werkende, zulke bewonderenswaardige resul taten wisten te bereiken. Leeuwarden heeft in 1954 wel een zeer goede beurt gemaakt en getoond, dat het waarlijk centrum wil en kan zijn. Een ander feit, alhoewel van minder spectaculaire aard, maar toch uitermate belangrijk naar spr.'s me ning, was de instelling van een jeugdleiderscursus, welke een aanvang kon nemen met een ongedacht aan tal cursisten. Deze stap, gedaan om te trachten het beangstigende probleem van de „massajeugd" tot een oplossing te brengen, wordt door spr. c.s. ten zeerste toegejuicht. Daar naar hun mening de mogelijkheid tot sportbeoefening en ook het aanwezig zijn van voldoende recreatie-mogelijkheden een steun kunnen zijn bij alle jeugdwerk, zijn zij verheugd, te vernemen, dat de werk zaamheden aan de projecten „Froskepólle" en „Greuns- weg" spoedig kunnen worden voortgezet. Hoewel zij er voorstanders van zijn, dat bepaalde grote werken wor den uitgevoerd ter bestrijding van conjunctuur-werk loosheid, menen zij toch, dat de uitvoering van deze werken zoveel mogelijk dient te worden bespoedigd, mede, omdat daardoor de seizoenwerkloosheid in deze gemeente kan worden opgevangen. Het geeft voldoening, dat de voortvarendheid, waar mede het project „industriehallen" is aangepakt, is be loond geworden met het reeds volledig bezet zijn van de nu gestichte gebouwen en dat de bouw van meer hallen noodzakelijk is geworden. In dit verband lijkt het spr. c.s. zeer juist, dat op de begroting een bedrag is uitgetrokken speciaal voor publiciteitsdoeleinden ten behoeve van industrievestiging. Spr. vraagt, of het col lege het niet met hem eens is, dat industrievestiging en -uitbreiding in deze gemeente wel zeer wordt be moeilijkt, indien andere Friese gemeenten industrie- gronden aanbieden tegen een prijs, die als de ge ruchten juist zijn haast aanleiding kunnen geven om te spreken van oneerlijke concurrentie. Denkt het col lege hiernaar een onderzoek in te stellen en is het ook van mening, dat er maatregelen dienen te worden genomen, als deze geruchten op waarheid blijken te berusten Het is verleidelijk om bij deze algemene beschouwingen ook te spreken over: de nieuwe veemarkt met bijkomen de werken, het Stadhuis, het Stadsziekenhuis, het vraagstuk van de verzorging van bejaarden, scholen en bruggenbouw, de sanering van verschillende stadsge deelten en natuurlijk over de beruchte overweg bij de Schrans. Spr. zal de verleiding evenwel weerstaan; bij de behandeling van de begroting en de mem.v.a. zal de Voorzitter hem c.s. wel in de gelegenheid willen stellen hierover eventueel nog het een en ander te zeggen. Slechts in verband met het huisvestingsprobleem wil hij echter nu wel reeds graag enkele opmerkingen ma ken Met enige angst meent hij n.l. te moeten consta teren, dat Leeuwarden achterop is geraakt met het realiseren van zijn bouwvolume. Om tweeërlei redenen lijkt het hem echter gewenst, het beschikbare volume voor 1955 en 1956 niet uit te smeren over die jaren, maar dit zo snel mogelijk te benutten. In de eerste plaats, omdat daardoor de woongelegenheid op de kortst mo gelijke termijn^ vergroot wordt en in de tweede plaats, omdat daardoor meer kracht kan worden bijgezet aan het dringend verzoek van de raad om een grotere toe wijzing van bouwvolume. Indien het college dit met spr. c.s. eens is, is het dan bereid mede te delen, op welke wijze het deze snellere realisering denkt te be werkstelligen Nog slechts enkele dagen geleden is in deze raad een voorstel aangenomen om, in het kader van de krotopruiming, een 82-tal woningen aan de Tijnjedijk te bouwen. Spr. c.s. menen er van overtuigd te kunnen zijn, dat het college alles zal doen om zo danige omstandigheden te scheppen, dat in de naaste toekomst nieuwe plannen aan de raad kunnen worden voorgelegd, die in dezelfde richting gaan als het zo even door spr. genoemde. Er zal daardoor wat meer zon kunnen worden gebracht in de levens van vele mensen, zowel letterlijk als figuurlijk. Ten slotte wil spr. de wens uiten, dat het door het college te voeren beleid ook in het nieuwe begrotings jaar ten zegen moge zijn van de goede gemeente Leeu warden. Zijn fractie zal vanzelfsprekend een dergelijk beleid van harte steunen. De heer K. de Jong zegt, dat de heer Mani zijn be schouwingen is begonnen met heen te wijzen naar het uitgangspunt, dat hij als fractievoorzitter van de P.v.d.A. meent te moeten stellen. Het lijkt spr. gewenst, dat hij c.s. naast het uitgangspunt van de heer Mani het hunne stellen. De a.r. partij gaat er van uit, dat de ge meentelijke overheid Gods dienaresse is, de burgerij ten goede. Zowel de overheid als de burgerij zijn geroepen tot gehoorzaamheid aan het Woord des Heren. Het ambt der overheid is door God ingesteld. Hij bekleedde haar met gezag. Zijn wil dient richtsnoer voor het bestuurs beleid te zijn. Zo behoort ook in de gemeente de juiste uitoefening van het overheidsgezag de handhaving van de rechten en vrijheid der bevolking te waarborgen en het welzijn der burgerij te dienen. Dit uitgangspunt wordt niet door alle leden van deze raad gedeeld. Niettemin is het van belang, het te po neren, ten einde de werkelijkheid steeds weer te con fronteren met dit beginsel. Dat wil niet zeggen, dat ieder lid van de raad dit uitgangspunt wordt opgedron gen. Wij kennen hier de geestelijke vrijheid, maar te vens, als gevolg van deze vrijheid, de verantwoordelijk heid m verband hiermede heeft de heer Mani ook ge sproken over versterking van de burgerzin. Over dit punt spreekt het a.r. gemeenteprogram als volgt: „Iedere burger is persoonlijk mede verantwoor delijk voor de ontplooiing ook van het gemeentelijke leven, tot Gods eer. Bij het verrichten van haar taak heeft de gemeentelijke overheid haar beleid zo te voe ren, dat het kan medewerken tot verlevendiging van het scheppen van die persoonlijke verantwoordelijkheid bij de burgerij. De gemeentelijke overheid gewenne de burgerij er niet aan om voor de behartiging van steeds meer aangelegenheden zonder noodzaak op haar te leunen. Veeleer versterke zij de burgerzin door ver sterking en aanmoediging van de zelfwerkzaamheid. Spr. gelooft, dat in de beide door hem gememoreerde artikelen toch wel verschillende aanknopingspunten zijn te vinden zij het dan, dat men van verschillend stand punt uitgaat met hetgeen hierover door de heer Mani is gezegd. Wat spr. verder in deze algemene beschouwing zou willen zeggen, heeft in het bijzonder betrekking op de financiële positie van de gemeente. Daar zijn dit keer, ook al in verband met vorige jaren, tal van goede dingen van gezegd. In de allereerste plaats mag geconstateerd worden, dat in de verhouding tussen Rijk en gemeenten iets meer zekerheid is gekomen en dat bevordert uiter aard ook de zelfstandigheid van de gemeenten. En dat is ook een zaak, die spr. c.s. zeer na aan het hart ligt, omdat h.i. juist door de zelfstandigheid van de ge meenten het geheel van het Rijksbestuur het best ge diend wordt. Die zekerheid is verkregen ten eerste door de omzetting van de Rijkscommissie van advies voor de gemeentelijke financiën in een Raad van advies voor de gemeentelijke financiën, met ruimere taakomschrijving en meer leden, en ten tweede doordat de komende rege ling meer houvast biedt bij het bepalen van de inkom sten, waarover de gemeente kan beschikken. Dat zijn naar spr.'s mening twee belangrijke punten, die inder daad de zelfstandigheid van de gemeenten ten zeerste bevorderen. De financiële positie van de gemeente is door de te verwachten verhoging van de algemene uitkering uit het gemeentefonds zeer sterk verbeterd. Hierdoor kun nen de inkomsten voor 1955 met f 917.020,worden verhoogd. Door deze verhoging, die ook betrekking heeft op vorige jaren, heeft 1953 nu een batig saldo van ongeveer 3 ton en 1954 een batig saldo van onge veer 1 ton opgeleverd, terwijl 1955 nu sluit zonder saldo, maar met een onverdeeld bedrag van f 122.250, De algemene reserve is na aftrek van enkele posten wegens extra afschrijving over 1953 op de verbouwings- kosten Prinsentuin en op de kosten van onderhouds werken nu te stellen op f 1.648.625,Deze ontwikke ling stemt uiteraard tot verheugenis en spr. c.s. heb ben daar dankbaar kennis van genomen, omdat h.i. het verkrijgen van deze verhoging ook voor een groot deel mede te danken is aan de deskundigheid, die in dit op zicht door het gemeentebestuur, ook door de betrokken ambtenaren, aan den dag is gelegd. Zij menen, dat het ten zeerste gewenst is om ook daarover in de raad een zeker woord van waardering uit te spreken. Het is niet zo gemakkelijk geweest om die verhoging te krijgen. Er zijn tal van voorschriften voor. Spr. c.s. zijn blij, dat men thans voor 1955 een sluitende begroting heeft, in tegenstelling tot de begroting 1953, waarvan men nu pas, na 2 jaar, hoort, dat zij toch nog sluitend is, ter wijl ze aanvankelijk een aanzienlijk tekort vertoonde. Maar ook dat stemt tot verheugenis. Spr. c.s. hebben de indruk, dat enige voorzichtigheid toch wel geboden is in verband met de vele grote investeringen, die in de komende jaren ook blijkens het investeringsplan waarschijnlijk zullen plaats hebben. Die voorzichtig heid is tevens geboden, omdat men zeer zeker in de gelukkige omstandigheid verkeert (maar toch een om standigheid, die wel ter dege van invloed is op het financiële beleid der gemeente), dat de werkloosheid, vergeleken bij tal van jaren geleden, sterk is afgeno men. Daardoor is er minder kans op een rijksbijdrage in diverse grote werken en mede als gevolg daarvan zal de investering van de zijde van de gemeente onge twijfeld grotere omvang moeten aannemen. T.a.v. het investeringsplan heeft spr. uit de aanbiedingsbrief de indruk gekregen, dat het college het zo stelt: hier lig gen tal van grote werken, maar over de volgorde moet nog nader worden beslist.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 2