2
3
anders, in de openbaarheid, niet gedekt zouden kunnen
worden.
Spr. kan niet anders dan herhalen, dat dit een in
sinuatie is, die van de kant van B. en W. volstrekt
verworpen moet worden. En overigens meent hij, dat
hij er wel het zwijgen toe kan doen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., sub a, met aantekening, dat de heer Rut-
kens tegen is.
Eveneens z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W., sub b en c.
Punt 2 (bijlage no. 203).
De Voorzitter stelt voor, over te gaan tot het houden
van algemene beschouwingen.
De heer Mani zegt, dat men in het gemeenteprogram
1949 van de Partij van de Arbeid o.a. de volgende regels
kan aantreffen: ,,De gemeente omvat een levende en
levenwekkende gemeenschap. Zij staat dichter dan de
Staat bij het leven van haar burgers en heeft mede
daardoor een eigen karakter en doel. Het behoort tot
de taak van het gemeentebestuur al die initiatieven te
nemen en maatregelen te treffen, welke nodig zijn om
een gezond gemeentelijk leven te bevorderen."
Wil er echter van een levende en levenwekkende ge
meenschap sprake zijn, dan zijn daarbij levenskrachtige
gemeenten en een belangstellende bevolking noodzake
lijk. Dat onze goede gemeente een levenskrachtige is, zal
wel niemand hier in de zaal willen ontkennen, maar of
de belangstelling van de bevolking voor het werk van
de gemeente wel groot genoeg is en of de bevolking wel
doordrongen is van het feit, dat zij deel is van die ge
meenschap, moet dikwijls in twijfel worden getrokken.
Wij zijn er daarom ten zeerste over verheugd, dat uit
de afdeling Leeuwarden van de Partij van de Arbeid
het initiatief is gekomen om te geraken tot het opstel
len van een z.g. „Stadsplan", in navolging van enkele
andere plaatsen in ons land. Moeilijk, maar belangrijk
werk zal hiervoor verricht moeten worden; moge het
mede tot resultaat hebben, dat het inzicht in de moge
lijkheden om de bevolking in het gemeentewerk te be
trekken, wordt verruimd. Er kan tevens een opwekking
tot burgerzin van uitgaan, die men niet te hoog kan
aanslaan, want men zij er zich wel van bewust, dat
met het wegvallen van de belangstelling van de burger
voor de publieke zaak een van de pijlers van het de
mocratisch bestel komt te vervallen. Ook de mogelijk
heden, welke hieruit kunnen voortvloeien voor acti
vering van het culturele leven in deze gemeente, be
hoeft men niet te gering te achten.
In de „Weg naar Vrijheid" kan men lezen: „De socia
listische beweging staat voor de wezenlijke en onont
koombare taak een belangrijke bijdrage te leveren tot
een nieuw algemeen cultuurbesef, waarin de menselijke
verhoudingen gekenmerkt zullen zijn door samenwer
king en solidariteit, waarin de middelen tot cultuur
opvoeding en cultuuroverdracht in ruime mate aanwezig
moeten zijn en waarin tevens een onaantastbaar richt
snoer moet zijn het streven naar gelijke kansen voor
allen om met dze middelen in aanraking te komen.
Een cultuur kortom, waarin de mens gemeenschaps
mens kan zijn, juist doordat zijn menselijke persoonlijk
heid en waardigheid in die gemeenschap niet ten onder
gaat."
Naar deze regels wil spr.'s fractie ook gemeentelijk
werken en naar deze maatstaven wil zij ook eventuele
initiatieven op cultureel gebied meten.
Spr. zeide reeds, dat het tot de taak van het ge
meentebestuur behoort die maatregelen te treffen,
welke nodig zijn om een gezond gemeentelijk leven te
bevorderen. Biedt nu de ontwerp-begroting, die B. en W.
de raad hebben aangeboden, de mogelijkheden om deze
taak op een behoorlijke wijze uit te voeren? Naar de
mening van spr.'s fractie wel; zij zou ook moeilijk an
ders kunnen verwachten van een college, waarop haar
partijgenoten zo sterk het stempel drukken.
Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat spr. c.s. op onder
delen geen op- of aanmerkingen zouden hebben; dit
zal echter bij de behandeling van de betreffende begro
tingsposten wel blijken. Maar reeds nu mag spr. namens
zijn fractie verklaren, dat zij volledig achter het door
B. en W. gevoerde beleid staat en dat zij uit de door
hen ingediende begroting de stellige indruk heeft, dat
zij dit beleid ook in de toekomst zullen voeren.
In de aanbiedingsbrief zegt het college verheugd te
zijn een ontwerp-begroting voor 1955 te kunnen over
leggen, die in evenwicht is. Ook spr.'s fractie doet dit
veel genoegen. Het moge dan waar zijn, dat niet alle
grondslagen vast staan, volgens welke de Rijksuitke
ringen zullen plaats vinden, de bedragen zijn toch wel
concreter vast te stellen dan bij de aanbieding van de
begroting voor 1954 het geval was. En daarenboven, de
inkomsten, waarover de gemeente kan beschikken, zijn
gelukkig belangrijk hoger dan die, waarop zij het vorige
jaar meende te kunnen rekenen. Spr. meent evenwel,
dat dit slechts een eerste stap is op de weg naar haar
financiële gezondmaking. Haar verzorgingspeil dient
nog aanmerkelijk te worden opgevoerd, reden waarom
spr. hoopt, dat het college, met alle middelen, die het
ten dienste staan, zal streven naar verhoging van dit
verzorgingspeil.
Het gezonde financiële beleid, gevoerd door oud
minister Lieftinck, dat thans toch ook wel algemeen
als zodanig wordt erkend en dat sterk heeft bijgedragen
tot de zo verrassende opbloei van het economische le
ven, werpt nu toch wel zijn vruchten af.
Spr. kan niet nalaten bij zijn algemene beschouwingen
nog even in herinnering te brengen enkele belangrijke
gebeurtenissen, welke in de afgelopen zomer in deze
stad hebben plaats gehad. Hij heeft daarbij tevens de
gelegenheid iets meer aandacht te schenken aan de tot
standkoming van het „Kunstcentrum" in de Prinsen
tuin, dan dit feit indertijd in de raad heeft gehad en
dat het toch zo zeer verdiende. Het hele geval is toen
eigenlijk verdronken in de „molke-mingerij". Gelukkig
is de opening, gecombineerd met de ontvangst van de
deelnemers aan het congres van de Vereniging van Ne
derlandse Gemeenten, geworden tot een unieke gebeur
tenis, welke grote indruk heeft gemaakt. Maar van nog
meer belang zijn de mogelijkheden, welke de gerestau
reerde Prinsentuin biedt om hier in de toekomst mani
festaties op kunst- en cultureel gebied te houden. Wij
zullen het op prijs stellen, indien daarbij al het moge
lijke wordt gedaan om de toegangsprijzen zodanig vast
te stellen, dat zij voor niemand een bezwaar behoeven
te zijn om deze manifestaties bij te wonen.
Een ander belangrijk gebeuren, waarbij Leeuwarden
wel zeer in het centrum der belangstelling kwam te
staan, is geweest de viering van het jubileum van het
Fries Rundvee Stamboek met alles wat daaromheen
werd georganiseerd. Zonder ook maar iets af te doen
van de bewondering, welke spr. heeft voor de initiatie
ven, die in die dagen door particulieren en verschillen
de corporaties zijn ontwikkeld, mag spr. hier zeker een
woord van grote waardering uitspreken aan het adres
van verschillende gemeentelijke diensten, die, onder
hoge druk werkende, zulke bewonderenswaardige resul
taten wisten te bereiken. Leeuwarden heeft in 1954 wel
een zeer goede beurt gemaakt en getoond, dat het
waarlijk centrum wil en kan zijn.
Een ander feit, alhoewel van minder spectaculaire
aard, maar toch uitermate belangrijk naar spr.'s me
ning, was de instelling van een jeugdleiderscursus,
welke een aanvang kon nemen met een ongedacht aan
tal cursisten. Deze stap, gedaan om te trachten het
beangstigende probleem van de „massajeugd" tot een
oplossing te brengen, wordt door spr. c.s. ten zeerste
toegejuicht. Daar naar hun mening de mogelijkheid tot
sportbeoefening en ook het aanwezig zijn van voldoende
recreatie-mogelijkheden een steun kunnen zijn bij alle
jeugdwerk, zijn zij verheugd, te vernemen, dat de werk
zaamheden aan de projecten „Froskepólle" en „Greuns-
weg" spoedig kunnen worden voortgezet. Hoewel zij er
voorstanders van zijn, dat bepaalde grote werken wor
den uitgevoerd ter bestrijding van conjunctuur-werk
loosheid, menen zij toch, dat de uitvoering van deze
werken zoveel mogelijk dient te worden bespoedigd,
mede, omdat daardoor de seizoenwerkloosheid in deze
gemeente kan worden opgevangen.
Het geeft voldoening, dat de voortvarendheid, waar
mede het project „industriehallen" is aangepakt, is be
loond geworden met het reeds volledig bezet zijn van
de nu gestichte gebouwen en dat de bouw van meer
hallen noodzakelijk is geworden. In dit verband lijkt
het spr. c.s. zeer juist, dat op de begroting een bedrag
is uitgetrokken speciaal voor publiciteitsdoeleinden ten
behoeve van industrievestiging. Spr. vraagt, of het col
lege het niet met hem eens is, dat industrievestiging
en -uitbreiding in deze gemeente wel zeer wordt be
moeilijkt, indien andere Friese gemeenten industrie-
gronden aanbieden tegen een prijs, die als de ge
ruchten juist zijn haast aanleiding kunnen geven om
te spreken van oneerlijke concurrentie. Denkt het col
lege hiernaar een onderzoek in te stellen en is het
ook van mening, dat er maatregelen dienen te worden
genomen, als deze geruchten op waarheid blijken te
berusten
Het is verleidelijk om bij deze algemene beschouwingen
ook te spreken over: de nieuwe veemarkt met bijkomen
de werken, het Stadhuis, het Stadsziekenhuis, het
vraagstuk van de verzorging van bejaarden, scholen en
bruggenbouw, de sanering van verschillende stadsge
deelten en natuurlijk over de beruchte overweg bij de
Schrans. Spr. zal de verleiding evenwel weerstaan; bij
de behandeling van de begroting en de mem.v.a. zal de
Voorzitter hem c.s. wel in de gelegenheid willen stellen
hierover eventueel nog het een en ander te zeggen.
Slechts in verband met het huisvestingsprobleem wil
hij echter nu wel reeds graag enkele opmerkingen ma
ken Met enige angst meent hij n.l. te moeten consta
teren, dat Leeuwarden achterop is geraakt met het
realiseren van zijn bouwvolume. Om tweeërlei redenen
lijkt het hem echter gewenst, het beschikbare volume
voor 1955 en 1956 niet uit te smeren over die jaren,
maar dit zo snel mogelijk te benutten. In de eerste plaats,
omdat daardoor de woongelegenheid op de kortst mo
gelijke termijn^ vergroot wordt en in de tweede plaats,
omdat daardoor meer kracht kan worden bijgezet aan
het dringend verzoek van de raad om een grotere toe
wijzing van bouwvolume. Indien het college dit met
spr. c.s. eens is, is het dan bereid mede te delen, op
welke wijze het deze snellere realisering denkt te be
werkstelligen Nog slechts enkele dagen geleden is in
deze raad een voorstel aangenomen om, in het kader
van de krotopruiming, een 82-tal woningen aan de
Tijnjedijk te bouwen. Spr. c.s. menen er van overtuigd
te kunnen zijn, dat het college alles zal doen om zo
danige omstandigheden te scheppen, dat in de naaste
toekomst nieuwe plannen aan de raad kunnen worden
voorgelegd, die in dezelfde richting gaan als het zo
even door spr. genoemde. Er zal daardoor wat meer
zon kunnen worden gebracht in de levens van vele
mensen, zowel letterlijk als figuurlijk.
Ten slotte wil spr. de wens uiten, dat het door het
college te voeren beleid ook in het nieuwe begrotings
jaar ten zegen moge zijn van de goede gemeente Leeu
warden. Zijn fractie zal vanzelfsprekend een dergelijk
beleid van harte steunen.
De heer K. de Jong zegt, dat de heer Mani zijn be
schouwingen is begonnen met heen te wijzen naar het
uitgangspunt, dat hij als fractievoorzitter van de
P.v.d.A. meent te moeten stellen. Het lijkt spr. gewenst,
dat hij c.s. naast het uitgangspunt van de heer Mani het
hunne stellen. De a.r. partij gaat er van uit, dat de ge
meentelijke overheid Gods dienaresse is, de burgerij ten
goede. Zowel de overheid als de burgerij zijn geroepen
tot gehoorzaamheid aan het Woord des Heren. Het ambt
der overheid is door God ingesteld. Hij bekleedde haar
met gezag. Zijn wil dient richtsnoer voor het bestuurs
beleid te zijn. Zo behoort ook in de gemeente de juiste
uitoefening van het overheidsgezag de handhaving van
de rechten en vrijheid der bevolking te waarborgen en
het welzijn der burgerij te dienen.
Dit uitgangspunt wordt niet door alle leden van deze
raad gedeeld. Niettemin is het van belang, het te po
neren, ten einde de werkelijkheid steeds weer te con
fronteren met dit beginsel. Dat wil niet zeggen, dat
ieder lid van de raad dit uitgangspunt wordt opgedron
gen. Wij kennen hier de geestelijke vrijheid, maar te
vens, als gevolg van deze vrijheid, de verantwoordelijk
heid m verband hiermede heeft de heer Mani ook ge
sproken over versterking van de burgerzin.
Over dit punt spreekt het a.r. gemeenteprogram als
volgt: „Iedere burger is persoonlijk mede verantwoor
delijk voor de ontplooiing ook van het gemeentelijke
leven, tot Gods eer. Bij het verrichten van haar taak
heeft de gemeentelijke overheid haar beleid zo te voe
ren, dat het kan medewerken tot verlevendiging van
het scheppen van die persoonlijke verantwoordelijkheid
bij de burgerij. De gemeentelijke overheid gewenne de
burgerij er niet aan om voor de behartiging van steeds
meer aangelegenheden zonder noodzaak op haar te
leunen. Veeleer versterke zij de burgerzin door ver
sterking en aanmoediging van de zelfwerkzaamheid.
Spr. gelooft, dat in de beide door hem gememoreerde
artikelen toch wel verschillende aanknopingspunten zijn
te vinden zij het dan, dat men van verschillend stand
punt uitgaat met hetgeen hierover door de heer
Mani is gezegd.
Wat spr. verder in deze algemene beschouwing zou
willen zeggen, heeft in het bijzonder betrekking op de
financiële positie van de gemeente. Daar zijn dit keer,
ook al in verband met vorige jaren, tal van goede dingen
van gezegd. In de allereerste plaats mag geconstateerd
worden, dat in de verhouding tussen Rijk en gemeenten
iets meer zekerheid is gekomen en dat bevordert uiter
aard ook de zelfstandigheid van de gemeenten. En dat
is ook een zaak, die spr. c.s. zeer na aan het hart ligt,
omdat h.i. juist door de zelfstandigheid van de ge
meenten het geheel van het Rijksbestuur het best ge
diend wordt. Die zekerheid is verkregen ten eerste door
de omzetting van de Rijkscommissie van advies voor de
gemeentelijke financiën in een Raad van advies voor de
gemeentelijke financiën, met ruimere taakomschrijving
en meer leden, en ten tweede doordat de komende rege
ling meer houvast biedt bij het bepalen van de inkom
sten, waarover de gemeente kan beschikken. Dat zijn
naar spr.'s mening twee belangrijke punten, die inder
daad de zelfstandigheid van de gemeenten ten zeerste
bevorderen.
De financiële positie van de gemeente is door de te
verwachten verhoging van de algemene uitkering uit
het gemeentefonds zeer sterk verbeterd. Hierdoor kun
nen de inkomsten voor 1955 met f 917.020,worden
verhoogd. Door deze verhoging, die ook betrekking
heeft op vorige jaren, heeft 1953 nu een batig saldo
van ongeveer 3 ton en 1954 een batig saldo van onge
veer 1 ton opgeleverd, terwijl 1955 nu sluit zonder
saldo, maar met een onverdeeld bedrag van f 122.250,
De algemene reserve is na aftrek van enkele posten
wegens extra afschrijving over 1953 op de verbouwings-
kosten Prinsentuin en op de kosten van onderhouds
werken nu te stellen op f 1.648.625,Deze ontwikke
ling stemt uiteraard tot verheugenis en spr. c.s. heb
ben daar dankbaar kennis van genomen, omdat h.i. het
verkrijgen van deze verhoging ook voor een groot deel
mede te danken is aan de deskundigheid, die in dit op
zicht door het gemeentebestuur, ook door de betrokken
ambtenaren, aan den dag is gelegd. Zij menen, dat het
ten zeerste gewenst is om ook daarover in de raad een
zeker woord van waardering uit te spreken. Het is niet
zo gemakkelijk geweest om die verhoging te krijgen. Er
zijn tal van voorschriften voor. Spr. c.s. zijn blij, dat
men thans voor 1955 een sluitende begroting heeft, in
tegenstelling tot de begroting 1953, waarvan men nu
pas, na 2 jaar, hoort, dat zij toch nog sluitend is, ter
wijl ze aanvankelijk een aanzienlijk tekort vertoonde.
Maar ook dat stemt tot verheugenis. Spr. c.s. hebben
de indruk, dat enige voorzichtigheid toch wel geboden
is in verband met de vele grote investeringen, die in
de komende jaren ook blijkens het investeringsplan
waarschijnlijk zullen plaats hebben. Die voorzichtig
heid is tevens geboden, omdat men zeer zeker in de
gelukkige omstandigheid verkeert (maar toch een om
standigheid, die wel ter dege van invloed is op het
financiële beleid der gemeente), dat de werkloosheid,
vergeleken bij tal van jaren geleden, sterk is afgeno
men. Daardoor is er minder kans op een rijksbijdrage
in diverse grote werken en mede als gevolg daarvan
zal de investering van de zijde van de gemeente onge
twijfeld grotere omvang moeten aannemen. T.a.v. het
investeringsplan heeft spr. uit de aanbiedingsbrief de
indruk gekregen, dat het college het zo stelt: hier lig
gen tal van grote werken, maar over de volgorde moet
nog nader worden beslist.