4
5
Spr. c.s. willen over die volgorde gaarne enige op
merkingen maken. Uiteraard zullen enkele van de in
de aanbiedingsbrief en in de afzonderlijke bijlage ge
noemde grote werken eigenlijk normaal voortgang
moeten hebben. Spr. denkt bijv. aan de woningbouw;
ten aanzien daarvan is men toch gebonden aan het
volume, dat men kan krijgen en dat zo snel en zo goed
mogelijk gerealiseerd dient te worden. Dat is uiteraard
vrij logisch. Het plan van de nieuwe veemarkt en dat
van de centrale riolering hebben ook voortgang. Spr.
gelooft, dat men in dit verband i.z. die beide punten nu
niet direct op versnelde toepassing behoeft aan te
dringen.
„Wegen en bruggen" is ook een zaak, die vrij nor
maal voortgang kan hebben, maar er zijn daarnaast
werken, die in zekere zin altijd onderhanden zijn. In
dit verband willen spr. c.s. van hun kant hier op de
voorgrond stellen een punt, dat zeer dringend verbete
ring behoeft en dat straks ook nog aan de orde komt,
n.l. de overweg Schrans. Spr. wil er niet te veel van
zeggen, maar als het gaat over volgorde, hebben hij c.s.
het idee, dat deze zaak zeer dringend om een oplossing
vraagt. Wanneer dit vraagstuk om financiële redenen
niet zo snel, zo goed en zo grondig mogelijk uitgevoerd
kan worden, kan men dan niet overwegen een voet
gangers- en fietserstunnel aan te brengen, eventueel
gepaard aan een doorbraak van de Huizumerlaan naar
Achter de Hoven, via een brug over de Potmarge Spr.
c.s. hebben de indruk, dat het totaal van die beide in
vesteringen toch misschien wat zal meevallen, verge
leken bij dat wat men voor de gehele oplossing van het
overwegprobleem heeft uitgetrokken. Uiteraard be
paalt het financiële volume der gemeente ook het tempo,
waarin deze grote werken uitgevoerd zullen worden.
Spr. c.s. hebben zich ook afgevraagd, of de dienst der
Openbare Werken wel voldoende in staat is om tal
rijke hier genoemde grote werken uit te voeren, doordat
die dienst h.i. na 1949 niet belangrijk uitgebreid is.
Wordt de dienst door deze toeneming van werkzaam
heden ook voor een taak gesteld, die het nodig maakt,
dat aan het technisch personeel uitbreiding dient te
worden gegeven Spr. c.s. zouden niet graag zien, dat
de uitvoering van tal van deze zo dringend noodzake
lijke werken door te weinig personeel of door een te
weinig deskundige bezetting geremd zou worden.
Er zijn nog enkele dingen, waar hij c.s. nog wel iets
over zouden kunnen zeggen. Verheugd kunnen zij con
stateren, dat aan de verbetering van de vervuilde
stadsgrachten kan worden gewerkt, zodat over enkele
jaren resultaten verwacht kunnen worden.
De volkshuisvesting verdient blijvend de aandacht.
Het stemt spr. c.s. tot verheugenis, dat zowel in 1953
als in 1954 woningbouwcorporaties en particulieren
meer gebouwd hebben dan de gemeente. Hun mening
is steeds, dat het particuliere initiatief dient
voorop te gaan en zij zijn blij, dat dit principe, voor
zover van principe gesproken mag worden, meer is toe
gepast. Ook kan spr. zich bij wat op dit punt door de
heer Mani is gezegd, van harte aansluiten. Men kan
eigenlijk nooit genoeg pogingen in het werk stellen om
dit probleem op te lossen, omdat het zo urgent is en zo
diep ingrijpt in het leven van tal van mensen, die zo
nodig geholpen moeten worden.
Over het algemeen hebben spr. c.s. waardering voor
het werk van het college. Zij hopen, dat God B. en W.
en de raadsleden ieder persoonlijk en als colleges ook
in het komende jaar kracht mag schenken, om hun
werk in het belang van de gemeente te volbrengen.
De heer Van der Veen zegt, dat uit het sectieverslag,
dat de raad van de rapporteurs heeft gekregen, blijkt,
dat er voldoening is uitgesproken over de tijdig inge
diende en sluitende begroting.
De heer Mani heeft, wat de eerste helft van zijn
constatering betreft, gelijk; de begroting behoort altijd
voor 1 September te worden ingediend. En spr. hoopt,
dat B. en W. er in zullen slagen, om dat bij een vol
gende begroting inderdaad te doen. De heer Mani heeft
echter t.a.v. wat hij opmerkt i.z. de sluitende begroting
naar spr.'s mening ongelijk. Dat de begroting sluit,
geeft reden tot voldoening, een voldoening, die echter
aanmerkelijk getemperd wordt door de omstandigheid,
dat en dit is het vorige jaar ook in den brede be
sproken, zodat spr. het zo kort mogelijk zal houden
nu eenmaal aan de inkomstenzijde practisch gesproken
elke invloed van de gemeente achterwege blijft en aan
de uitgavenkant zeer vele posten staan, waarop, reëel
gesproken, de gemeente evenmin invloed heeft. Dit alles
is nu eenmaal een gevolg van het bestaande systeem en
dat is toch eigenlijk ook de oorzaak, dat de autonomie
der gemeenten hoe langer hoe meer wordt uitgehold.
Er zal dus een andere oplossing gevonden moeten wor
den voor de verhouding tussen Rijk en gemeenten.
Overigens wordt het terrein, dat door de Rijksoverheid
bestreken wordt, hoe langer hoe groter, ook naarmate
de invloed van de overheid in het gehele maatschappe
lijke leven toeneemt. In het algemeen zal dat moeten
leiden tot vele maatregelen, die nu eenmaal centraal
genomen moeten worden en waardoor de gemeenten in
haar handelingsvrijheid worden beperkt.
Het voornaamste probleem, dat dit jaar weer de aan
dacht vraagt zoals het reeds jaar in jaar uit de
aandacht heeft gevraagd en dat men niet onbesproken
mag laten, alleen al omdat het nu eenmaal te erg is
en de woorden, hieraan gewijd, over de hoofden van
B. en W. heen misschien verder zullen reiken is het
probleem van het woningtekort. Spr. gelooft, dat men
nu, nagenoeg 10 jaar na de bevrijding, wel mag vast
stellen, dat dit probleem in Leeuwarden niet is opgelost
en de eerstvolgende 10 jaar, als op dezelfde wijze wordt
doorgegaan, ook niet opgelost zal worden. De conclusie
ligt voor de hand, dat de regeringspolitiek op dit punt
heeft gefaald. Spr. gelooft niet, dat de raad tot taak
heeft om in deze vergadering de oorzaak van de feilen
van die politiek op te zoeken; hij wil slechts wijzen op
een enkel aspect. In het verleden is de motivering van
die politiek geweest, dat er in de bouwvakken een over
vloed van arbeidskrachten zal ontstaan, dus dat er in
de toekomst werkloosheid in dat vak zal heersen; deze
vrees is door spr.'s fractie nimmer gedeeld. Het doet
hem genoegen thans te zien, dat die vrees ook in kringen,
die een ander politiek inzicht hebben, niet meer wordt
gedeeld. Spr. herinnert zich, dat de heer Piebenga in
de Leeuwarder Courant zeer kort geleden het pleit
heeft gevoerd voor een opleiding in de bouwvakken;
daarbij gaf deze de verzekering, dat de bouwvakarbei
ders van de komende generatie van werkloosheid geen
last meer zullen hebben. (Overigens heeft Piebenga ook
wel brood gegeten.)
Het is de vraag, of de gemeente in dat opzicht iets
kan doen. Spr. hoopt het. Hij moge in dit verband wijzen
op de poging, die in Den Haag gedaan is om het bouw
vak aantrekkelijker te maken, n.l. door een tentoon
stelling te organiseren, een initiatief, dat door de ge
meente Utrecht is overgenomen. Misschien kan door de
gemeente Leeuwarden op deze wijze ook iets gedaan
worden. Het niet beschikken over een eigen woning
blijft een van de rampzaligste ondervindingen, die
iemand kan opdoen. De behoefte aan woningen is van
gemeente tot gemeente verschillend en ook de politiek
van de gemeentelijke huisvestingsautoriteiten kan ver
schillen, maar dit leidt tot onaanvaardbare conse
quenties. Men heeft moeten constateren, dat vakbe
kwame industrie-arbeiders van hier naar elders trekken,
eigenlijk hoofdzakelijk, omdat ze gelokt worden, door
dat daar een woning of betere woning kon worden aan
geboden. Dit is een vorm van oneerlijke concurrentie.
Spr. blijft op het standpunt staan, dat de particuliere
bouw gestimuleerd moet worden met alle middelen,
die ten dienste staan; dat het gewenst is, dat naast de
mogelijkheid van erfpachtsbouw ook de mogelijkheid
moet bestaan op eigen grond te bouwen, een oud ver
langen van spr.'s fractie. Hij zal er verder geen woor
den aan wijden. Het spreekt vanzelf, dat het college bij
zijn poging om extra bouwvolume te krijgen niet dili
gent genoeg kan zijn. En spr. is er van overtuigd, dat
deze mening door het college zelf wordt gedeeld.
Een ander probleem, dat toch eigenlijk ook aan de
invloed van de gemeente is onttrokken, doet zich voor
bij het onderwijs. Aan de ene kant kan men onvoldoende
scholen bouwen, waardoor de klassen te groot blijven,
aan de andere kant lost de scholenbouw het probleem
van de te grote klassen niet op, omdat het gebrek aan
leerkrachten dan te sterker gevoeld wordt. Spr. meent,
i dat ook op dit punt de regering iets meer vooruitziend
had kunnen zijn. Dit alles gaat echter ook buiten de
I gemeente om.
In de aanbiedingsbrief worden verschillende projec
ten genoemd, waarvoor plannen worden gemaakt en
I waarvan de uitvoering door het college wordt beoogd.
Spr. behoeft de verschillende projecten niet te noemen;
iedereen kan ze in de aanbiedingsbrief vinden.
Bij de stukken is door het college ook een investe-
I ringsplan ter inzage gelegd. Ook daarin kon de raad
I verschillende, zelfs een belangrijk aantal, projecten,
I vinden. Helemaal duidelijk is het spr. echter niet. Dit
I investeringsplan geldt voor een 10-tal jaren en de vraag
I doet zich voor, of B. en W. van mening zijn, dat binnen
I die 10 jaar al die plannen verwerkelijkt kunnen worden
I en verwerkelijkt behoren te worden. Spr. hoopt, dat
I zulks het geval is, maar hij kan het er niet uit lezen.
Hij heeft bij de algemene beschouwingen van de ver-
I schillende achtereenvolgende begrotingen steeds aange-
I drongen op een investerings- en een urgentieplan. Hij
I is er verheugd over, dat het investeringsplan er nu is,
I maar hij heeft nog wel behoefte aan een urgentieplan
I daarnaast. Wanneer B. en W. dit zouden kunnen ver-
I strekken, zou spr. hun gaarne in overweging willen
I geven om niet te volstaan met het ter inzage te leggen;
I hij zou het aan de raadsleden willen zien toegezonden;
I dezen zullen dan meer gelegenheid hebben zich er in te
I verdiepen. Spr. zou in het urgentieplan eigenlijk willen
I zien de rangorde en het tempo, waarin B. en Ml zich
I voorstellen de verschillende plannen tot uitvoering te
I brengen.
Het spreekt vanzelf, dat het college van B. en W.,
I hoezeer ook in hoogheid gezeten, gevormd is uit mensen,
I d.w.z., dat ook B. en W., wanneer ze een urgentieplan
I verstrekken, nu eenmaal met een weinig profetische
blik begiftigd zijn. Spr. kan zich heel goed de schroom
I voorstellen, die B. en W. zullen hebben om bepaalde data
te noemen, waarbinnen bepaalde projecten uitgevoerd
I zouden kunnen worden. Maar toch zou het voor de raad
I plezierig zijn, om data te zien, welke B. en W. als
streefdata zouden willen beschouwen, zodat hij een
beetje inzicht zou kunnen krijgen in de wijze waarop
en het tempo waarin B. en W. tot uitvoering van ver-
I schillende plannen denken te komen. Spr. behoeft niet
I te zeggen, dat dit speciaal geldt voor de veemarkt en
centrale riolering. Het geldt natuurlijk voor andere ob
jecten ook. Men heeft hier te maken met een stad, die
in een vrij snel tempo in omvang en inwoneraantal toe-
i neemt, hetgeen speciale problemen stelt. De binnenstad
zal gesaneerd moeten worden, maar ook dat ligt in het
voornemen van B. en W. Het is natuurlijk gewenst, dat
dit gebeurt volgens een plan, dat voldoende rekening
1 houdt met de eisen van de verre toekomst, waarin men
I moet rekenen met een steeds zwaarder wordend en
meer gemotoriseerd verkeer. Er zal dus moeten worden
1 gelet op de verbetering van verkeerswegen en het aan
brengen van parkeerruimte, die voor lange jaren aan
de behoefte zal kunnen voldoen. Men zal rekening moe-
I ten houden met de behoefte aan open ruimten in de
bebouwde kom. Wanneer men zonder hartzeer een deel
van de binnenstad zal opofferen, moet dat geen reden
zijn om daardoor vrijkomende plaatsen onmiddellijk
vol te bouwen. Die ruimte zal als ruimte moeten wor
den benut.
Spr. vraagt zich af, of het eigenlijk wel juist is, dat
bijv. aan het Droevendal en de Oosterstraat, die beide
nauwe straten zijn en eigenlijk verbreed zouden moe
ten worden, nieuwbouw wordt neergezet, die waar
schijnlijk verschillende generaties daar zal blijven staan
en het onmogelijk maakt om op dat punt nog tot ver
breding te komen. Het is voor spr. de vraag, of het in
I dergelijke omstandigheden niet beter zou zijn om, voor-
I dat weer wordt gebouwd, te bepalen, dat de rooilijn niet
I op diezelfde plaats zal komen te liggen. Spr. weet niet,
I of dit mogelijk is, maar er zou in elk geval een plan
moeten komen, dat behoorlijk laat zien, wat de toe
komst kan brengen. Hij heeft reeds gezegd, dat het
hem belangrijk lijkt, dat in de steeds groter wordende
huizenzee open ruimten blijven. En dat is de reden,
I waarom hij c.s. zo ongaarne het voorstel hebben ge-
zien om op het Fonteinland een school te bouwen. Het
I behoeft geen betoog, dat een plan, dat uit de raad ge
opperd is om op een open ruimte achter de Huizumer
laan een school te zetten hun al even weinig aantrek
kelijk voorkomt.
Spr. wil wijzen op een fout, die de raad z.i. in het
afgelopen jaar heeft begaan, toen hij een verordening
vaststelde voor de winkelsluiting voor groentehande
laren. De ervaring heeft geleerd, dat in die branche
eigenlijk niemand geheel bevredigd is en dat deze wijze
van wetgeving al te ondoordacht en onberaden is ge
weest. Men zou er in het algemeen bij deze dingen
rekening mee moeten houden, dat de belangen in de ene
branche eenvoudiger kunnen liggen dan in de andere
en men moet ook vermijden, dergelijke regelingen te
maken op een tijdstip, waarop deze eigenlijk niet meer
gemaakt kunnen worden, zonder die moeilijkheden te
veroorzaken, die nu ontstaan zijn. De raad zal in dit
opzicht moeten denken aan een belang als vacantie-
spreiding en zal ook rekening moeten houden met het
feit, dat gezinnen met schoolgaande kinderen aan de
schoolvacanties zijn gebonden en dat gezinnen zonder
schoolgaande kinderen meer belang zullen hebben bij
vacanties, die samenvallen met het dieptepunt in de
activiteit van het bedrijf. Dit zijn dingen, die goed moe
ten kunnen worden bekeken, zodat een behoorlijke tijd
van voorbereiding nodig is.
Men mag niet vergeten, dat de Winkelsluitingswet
een wet is, die gegeven is in het belang van de midden
stand; het is een stuk winkelierswetgeving. De winke
liers moet geen vacantie tegen hun zirx opgedrongen
worden. Het kan zeker geen kwaad in dit opzicht de
mening van de werknemersorganisaties te horen, maar
die mening mag geen overwegende invloed worden toe
gekend.
Spr. moge nog een oude wens herhalen, n.l. dat de
stukken zeer tijdig vóór de vergaderingen aan de raads
leden worden toegezonden, liefst tijdiger dan de ge
woonte is. Deze wens geldt natuurlijk in het bijzonder
t.a.v. de voorstellen die zeer belangrijk zijn; deze moe
ten de raadsleden niet enkele dagen voor de raadszit
ting bereiken. Als zij wat meer tijd hebben, is het voor
de raadsleden gemakkelijker om zich een gefundeerd
oordeel te vormen en het doet aan het belang van der
gelijke projecten meer recht wedervaren.
Spr. hoopt, dat B. en W. de raad tijdig op de hoogte
zullen brengen met en bij voortduring op de hoogte zul
len houden van de plannen die ze willen doen uitvoeren,
ook wanneer die nog niet voor 100% vastliggen.
Voorts hoopt spr., dat de raad ook in het komende
jaar door eensgezindheid in staat zal zijn deze plannen
te verwerkelijken.
Als wij, aldus de heer Rutkens, de begroting 1955
zien, dan moeten wij vaststellen, dat deze een weer
spiegeling is van de politiek van de huidige regering.
Zij zal niet leiden tot opheffing van een groot aantal
voor de bevolking nadelige gevolgen van deze rege
ringspolitiek. De nadelige gevolgen zijn in hoofdzaak
de zich steeds voortslepende woningellende, de chaos
op het gebied van het openbaar onderwijs en de on
macht van de regering om te komen tot een prijsstop,
met als gevolg, dat de begroting van jaar tot jaar
herzien moet worden. Wij kunnen ons niet scharen
achter degenen, die op het ogenblik jubeltonen menen
te moeten laten horen over het feit, dat de begroting
sluitende is; wij zijn n.l. van mening, dat ze niet slui
tende is. Wanneer men de cijfers van de inkomsten en
uitgaven naast elkaar legt, dan corresponderen ze wel
precies op elkaar en over dat feit zou men zich kun
nen verheugen. Een begroting is echter een stuk van
de hoogste politieke orde, omdat ze bepaalt wat wel en
wat niet in een jaar zal geschieden en wij stellen vast,
dat er nog vele gaten zijn, welke niet worden gestopt.
Deze begroting voorziet slechts in de meest elementaire
behoeften en noden, die er in de gemeente zijn, zoals het
onderhoud van straten, wegen, bruggen, enz., maar on
voldoende aandacht wordt nog besteed aan de woning
ellende. Per 1 Juli j.l. was het totaal der aanvragen van
woningzoekenden voor Leeuwarden 4151; dan moeten
wij vaststellen, dat er bij de huidige toewijzing van het
bouwvolume voor Leeuwarden zelfs geen sprake zal
zijn van het kunnen voldoen aan de jaarlijks toenemende
aanvragen. In het gemeenteprogramma van de Com-