4 5 Spr. c.s. willen over die volgorde gaarne enige op merkingen maken. Uiteraard zullen enkele van de in de aanbiedingsbrief en in de afzonderlijke bijlage ge noemde grote werken eigenlijk normaal voortgang moeten hebben. Spr. denkt bijv. aan de woningbouw; ten aanzien daarvan is men toch gebonden aan het volume, dat men kan krijgen en dat zo snel en zo goed mogelijk gerealiseerd dient te worden. Dat is uiteraard vrij logisch. Het plan van de nieuwe veemarkt en dat van de centrale riolering hebben ook voortgang. Spr. gelooft, dat men in dit verband i.z. die beide punten nu niet direct op versnelde toepassing behoeft aan te dringen. „Wegen en bruggen" is ook een zaak, die vrij nor maal voortgang kan hebben, maar er zijn daarnaast werken, die in zekere zin altijd onderhanden zijn. In dit verband willen spr. c.s. van hun kant hier op de voorgrond stellen een punt, dat zeer dringend verbete ring behoeft en dat straks ook nog aan de orde komt, n.l. de overweg Schrans. Spr. wil er niet te veel van zeggen, maar als het gaat over volgorde, hebben hij c.s. het idee, dat deze zaak zeer dringend om een oplossing vraagt. Wanneer dit vraagstuk om financiële redenen niet zo snel, zo goed en zo grondig mogelijk uitgevoerd kan worden, kan men dan niet overwegen een voet gangers- en fietserstunnel aan te brengen, eventueel gepaard aan een doorbraak van de Huizumerlaan naar Achter de Hoven, via een brug over de Potmarge Spr. c.s. hebben de indruk, dat het totaal van die beide in vesteringen toch misschien wat zal meevallen, verge leken bij dat wat men voor de gehele oplossing van het overwegprobleem heeft uitgetrokken. Uiteraard be paalt het financiële volume der gemeente ook het tempo, waarin deze grote werken uitgevoerd zullen worden. Spr. c.s. hebben zich ook afgevraagd, of de dienst der Openbare Werken wel voldoende in staat is om tal rijke hier genoemde grote werken uit te voeren, doordat die dienst h.i. na 1949 niet belangrijk uitgebreid is. Wordt de dienst door deze toeneming van werkzaam heden ook voor een taak gesteld, die het nodig maakt, dat aan het technisch personeel uitbreiding dient te worden gegeven Spr. c.s. zouden niet graag zien, dat de uitvoering van tal van deze zo dringend noodzake lijke werken door te weinig personeel of door een te weinig deskundige bezetting geremd zou worden. Er zijn nog enkele dingen, waar hij c.s. nog wel iets over zouden kunnen zeggen. Verheugd kunnen zij con stateren, dat aan de verbetering van de vervuilde stadsgrachten kan worden gewerkt, zodat over enkele jaren resultaten verwacht kunnen worden. De volkshuisvesting verdient blijvend de aandacht. Het stemt spr. c.s. tot verheugenis, dat zowel in 1953 als in 1954 woningbouwcorporaties en particulieren meer gebouwd hebben dan de gemeente. Hun mening is steeds, dat het particuliere initiatief dient voorop te gaan en zij zijn blij, dat dit principe, voor zover van principe gesproken mag worden, meer is toe gepast. Ook kan spr. zich bij wat op dit punt door de heer Mani is gezegd, van harte aansluiten. Men kan eigenlijk nooit genoeg pogingen in het werk stellen om dit probleem op te lossen, omdat het zo urgent is en zo diep ingrijpt in het leven van tal van mensen, die zo nodig geholpen moeten worden. Over het algemeen hebben spr. c.s. waardering voor het werk van het college. Zij hopen, dat God B. en W. en de raadsleden ieder persoonlijk en als colleges ook in het komende jaar kracht mag schenken, om hun werk in het belang van de gemeente te volbrengen. De heer Van der Veen zegt, dat uit het sectieverslag, dat de raad van de rapporteurs heeft gekregen, blijkt, dat er voldoening is uitgesproken over de tijdig inge diende en sluitende begroting. De heer Mani heeft, wat de eerste helft van zijn constatering betreft, gelijk; de begroting behoort altijd voor 1 September te worden ingediend. En spr. hoopt, dat B. en W. er in zullen slagen, om dat bij een vol gende begroting inderdaad te doen. De heer Mani heeft echter t.a.v. wat hij opmerkt i.z. de sluitende begroting naar spr.'s mening ongelijk. Dat de begroting sluit, geeft reden tot voldoening, een voldoening, die echter aanmerkelijk getemperd wordt door de omstandigheid, dat en dit is het vorige jaar ook in den brede be sproken, zodat spr. het zo kort mogelijk zal houden nu eenmaal aan de inkomstenzijde practisch gesproken elke invloed van de gemeente achterwege blijft en aan de uitgavenkant zeer vele posten staan, waarop, reëel gesproken, de gemeente evenmin invloed heeft. Dit alles is nu eenmaal een gevolg van het bestaande systeem en dat is toch eigenlijk ook de oorzaak, dat de autonomie der gemeenten hoe langer hoe meer wordt uitgehold. Er zal dus een andere oplossing gevonden moeten wor den voor de verhouding tussen Rijk en gemeenten. Overigens wordt het terrein, dat door de Rijksoverheid bestreken wordt, hoe langer hoe groter, ook naarmate de invloed van de overheid in het gehele maatschappe lijke leven toeneemt. In het algemeen zal dat moeten leiden tot vele maatregelen, die nu eenmaal centraal genomen moeten worden en waardoor de gemeenten in haar handelingsvrijheid worden beperkt. Het voornaamste probleem, dat dit jaar weer de aan dacht vraagt zoals het reeds jaar in jaar uit de aandacht heeft gevraagd en dat men niet onbesproken mag laten, alleen al omdat het nu eenmaal te erg is en de woorden, hieraan gewijd, over de hoofden van B. en W. heen misschien verder zullen reiken is het probleem van het woningtekort. Spr. gelooft, dat men nu, nagenoeg 10 jaar na de bevrijding, wel mag vast stellen, dat dit probleem in Leeuwarden niet is opgelost en de eerstvolgende 10 jaar, als op dezelfde wijze wordt doorgegaan, ook niet opgelost zal worden. De conclusie ligt voor de hand, dat de regeringspolitiek op dit punt heeft gefaald. Spr. gelooft niet, dat de raad tot taak heeft om in deze vergadering de oorzaak van de feilen van die politiek op te zoeken; hij wil slechts wijzen op een enkel aspect. In het verleden is de motivering van die politiek geweest, dat er in de bouwvakken een over vloed van arbeidskrachten zal ontstaan, dus dat er in de toekomst werkloosheid in dat vak zal heersen; deze vrees is door spr.'s fractie nimmer gedeeld. Het doet hem genoegen thans te zien, dat die vrees ook in kringen, die een ander politiek inzicht hebben, niet meer wordt gedeeld. Spr. herinnert zich, dat de heer Piebenga in de Leeuwarder Courant zeer kort geleden het pleit heeft gevoerd voor een opleiding in de bouwvakken; daarbij gaf deze de verzekering, dat de bouwvakarbei ders van de komende generatie van werkloosheid geen last meer zullen hebben. (Overigens heeft Piebenga ook wel brood gegeten.) Het is de vraag, of de gemeente in dat opzicht iets kan doen. Spr. hoopt het. Hij moge in dit verband wijzen op de poging, die in Den Haag gedaan is om het bouw vak aantrekkelijker te maken, n.l. door een tentoon stelling te organiseren, een initiatief, dat door de ge meente Utrecht is overgenomen. Misschien kan door de gemeente Leeuwarden op deze wijze ook iets gedaan worden. Het niet beschikken over een eigen woning blijft een van de rampzaligste ondervindingen, die iemand kan opdoen. De behoefte aan woningen is van gemeente tot gemeente verschillend en ook de politiek van de gemeentelijke huisvestingsautoriteiten kan ver schillen, maar dit leidt tot onaanvaardbare conse quenties. Men heeft moeten constateren, dat vakbe kwame industrie-arbeiders van hier naar elders trekken, eigenlijk hoofdzakelijk, omdat ze gelokt worden, door dat daar een woning of betere woning kon worden aan geboden. Dit is een vorm van oneerlijke concurrentie. Spr. blijft op het standpunt staan, dat de particuliere bouw gestimuleerd moet worden met alle middelen, die ten dienste staan; dat het gewenst is, dat naast de mogelijkheid van erfpachtsbouw ook de mogelijkheid moet bestaan op eigen grond te bouwen, een oud ver langen van spr.'s fractie. Hij zal er verder geen woor den aan wijden. Het spreekt vanzelf, dat het college bij zijn poging om extra bouwvolume te krijgen niet dili gent genoeg kan zijn. En spr. is er van overtuigd, dat deze mening door het college zelf wordt gedeeld. Een ander probleem, dat toch eigenlijk ook aan de invloed van de gemeente is onttrokken, doet zich voor bij het onderwijs. Aan de ene kant kan men onvoldoende scholen bouwen, waardoor de klassen te groot blijven, aan de andere kant lost de scholenbouw het probleem van de te grote klassen niet op, omdat het gebrek aan leerkrachten dan te sterker gevoeld wordt. Spr. meent, i dat ook op dit punt de regering iets meer vooruitziend had kunnen zijn. Dit alles gaat echter ook buiten de I gemeente om. In de aanbiedingsbrief worden verschillende projec ten genoemd, waarvoor plannen worden gemaakt en I waarvan de uitvoering door het college wordt beoogd. Spr. behoeft de verschillende projecten niet te noemen; iedereen kan ze in de aanbiedingsbrief vinden. Bij de stukken is door het college ook een investe- I ringsplan ter inzage gelegd. Ook daarin kon de raad I verschillende, zelfs een belangrijk aantal, projecten, I vinden. Helemaal duidelijk is het spr. echter niet. Dit I investeringsplan geldt voor een 10-tal jaren en de vraag I doet zich voor, of B. en W. van mening zijn, dat binnen I die 10 jaar al die plannen verwerkelijkt kunnen worden I en verwerkelijkt behoren te worden. Spr. hoopt, dat I zulks het geval is, maar hij kan het er niet uit lezen. Hij heeft bij de algemene beschouwingen van de ver- I schillende achtereenvolgende begrotingen steeds aange- I drongen op een investerings- en een urgentieplan. Hij I is er verheugd over, dat het investeringsplan er nu is, I maar hij heeft nog wel behoefte aan een urgentieplan I daarnaast. Wanneer B. en W. dit zouden kunnen ver- I strekken, zou spr. hun gaarne in overweging willen I geven om niet te volstaan met het ter inzage te leggen; I hij zou het aan de raadsleden willen zien toegezonden; I dezen zullen dan meer gelegenheid hebben zich er in te I verdiepen. Spr. zou in het urgentieplan eigenlijk willen I zien de rangorde en het tempo, waarin B. en Ml zich I voorstellen de verschillende plannen tot uitvoering te I brengen. Het spreekt vanzelf, dat het college van B. en W., I hoezeer ook in hoogheid gezeten, gevormd is uit mensen, I d.w.z., dat ook B. en W., wanneer ze een urgentieplan I verstrekken, nu eenmaal met een weinig profetische blik begiftigd zijn. Spr. kan zich heel goed de schroom I voorstellen, die B. en W. zullen hebben om bepaalde data te noemen, waarbinnen bepaalde projecten uitgevoerd I zouden kunnen worden. Maar toch zou het voor de raad I plezierig zijn, om data te zien, welke B. en W. als streefdata zouden willen beschouwen, zodat hij een beetje inzicht zou kunnen krijgen in de wijze waarop en het tempo waarin B. en W. tot uitvoering van ver- I schillende plannen denken te komen. Spr. behoeft niet I te zeggen, dat dit speciaal geldt voor de veemarkt en centrale riolering. Het geldt natuurlijk voor andere ob jecten ook. Men heeft hier te maken met een stad, die in een vrij snel tempo in omvang en inwoneraantal toe- i neemt, hetgeen speciale problemen stelt. De binnenstad zal gesaneerd moeten worden, maar ook dat ligt in het voornemen van B. en W. Het is natuurlijk gewenst, dat dit gebeurt volgens een plan, dat voldoende rekening 1 houdt met de eisen van de verre toekomst, waarin men I moet rekenen met een steeds zwaarder wordend en meer gemotoriseerd verkeer. Er zal dus moeten worden 1 gelet op de verbetering van verkeerswegen en het aan brengen van parkeerruimte, die voor lange jaren aan de behoefte zal kunnen voldoen. Men zal rekening moe- I ten houden met de behoefte aan open ruimten in de bebouwde kom. Wanneer men zonder hartzeer een deel van de binnenstad zal opofferen, moet dat geen reden zijn om daardoor vrijkomende plaatsen onmiddellijk vol te bouwen. Die ruimte zal als ruimte moeten wor den benut. Spr. vraagt zich af, of het eigenlijk wel juist is, dat bijv. aan het Droevendal en de Oosterstraat, die beide nauwe straten zijn en eigenlijk verbreed zouden moe ten worden, nieuwbouw wordt neergezet, die waar schijnlijk verschillende generaties daar zal blijven staan en het onmogelijk maakt om op dat punt nog tot ver breding te komen. Het is voor spr. de vraag, of het in I dergelijke omstandigheden niet beter zou zijn om, voor- I dat weer wordt gebouwd, te bepalen, dat de rooilijn niet I op diezelfde plaats zal komen te liggen. Spr. weet niet, I of dit mogelijk is, maar er zou in elk geval een plan moeten komen, dat behoorlijk laat zien, wat de toe komst kan brengen. Hij heeft reeds gezegd, dat het hem belangrijk lijkt, dat in de steeds groter wordende huizenzee open ruimten blijven. En dat is de reden, I waarom hij c.s. zo ongaarne het voorstel hebben ge- zien om op het Fonteinland een school te bouwen. Het I behoeft geen betoog, dat een plan, dat uit de raad ge opperd is om op een open ruimte achter de Huizumer laan een school te zetten hun al even weinig aantrek kelijk voorkomt. Spr. wil wijzen op een fout, die de raad z.i. in het afgelopen jaar heeft begaan, toen hij een verordening vaststelde voor de winkelsluiting voor groentehande laren. De ervaring heeft geleerd, dat in die branche eigenlijk niemand geheel bevredigd is en dat deze wijze van wetgeving al te ondoordacht en onberaden is ge weest. Men zou er in het algemeen bij deze dingen rekening mee moeten houden, dat de belangen in de ene branche eenvoudiger kunnen liggen dan in de andere en men moet ook vermijden, dergelijke regelingen te maken op een tijdstip, waarop deze eigenlijk niet meer gemaakt kunnen worden, zonder die moeilijkheden te veroorzaken, die nu ontstaan zijn. De raad zal in dit opzicht moeten denken aan een belang als vacantie- spreiding en zal ook rekening moeten houden met het feit, dat gezinnen met schoolgaande kinderen aan de schoolvacanties zijn gebonden en dat gezinnen zonder schoolgaande kinderen meer belang zullen hebben bij vacanties, die samenvallen met het dieptepunt in de activiteit van het bedrijf. Dit zijn dingen, die goed moe ten kunnen worden bekeken, zodat een behoorlijke tijd van voorbereiding nodig is. Men mag niet vergeten, dat de Winkelsluitingswet een wet is, die gegeven is in het belang van de midden stand; het is een stuk winkelierswetgeving. De winke liers moet geen vacantie tegen hun zirx opgedrongen worden. Het kan zeker geen kwaad in dit opzicht de mening van de werknemersorganisaties te horen, maar die mening mag geen overwegende invloed worden toe gekend. Spr. moge nog een oude wens herhalen, n.l. dat de stukken zeer tijdig vóór de vergaderingen aan de raads leden worden toegezonden, liefst tijdiger dan de ge woonte is. Deze wens geldt natuurlijk in het bijzonder t.a.v. de voorstellen die zeer belangrijk zijn; deze moe ten de raadsleden niet enkele dagen voor de raadszit ting bereiken. Als zij wat meer tijd hebben, is het voor de raadsleden gemakkelijker om zich een gefundeerd oordeel te vormen en het doet aan het belang van der gelijke projecten meer recht wedervaren. Spr. hoopt, dat B. en W. de raad tijdig op de hoogte zullen brengen met en bij voortduring op de hoogte zul len houden van de plannen die ze willen doen uitvoeren, ook wanneer die nog niet voor 100% vastliggen. Voorts hoopt spr., dat de raad ook in het komende jaar door eensgezindheid in staat zal zijn deze plannen te verwerkelijken. Als wij, aldus de heer Rutkens, de begroting 1955 zien, dan moeten wij vaststellen, dat deze een weer spiegeling is van de politiek van de huidige regering. Zij zal niet leiden tot opheffing van een groot aantal voor de bevolking nadelige gevolgen van deze rege ringspolitiek. De nadelige gevolgen zijn in hoofdzaak de zich steeds voortslepende woningellende, de chaos op het gebied van het openbaar onderwijs en de on macht van de regering om te komen tot een prijsstop, met als gevolg, dat de begroting van jaar tot jaar herzien moet worden. Wij kunnen ons niet scharen achter degenen, die op het ogenblik jubeltonen menen te moeten laten horen over het feit, dat de begroting sluitende is; wij zijn n.l. van mening, dat ze niet slui tende is. Wanneer men de cijfers van de inkomsten en uitgaven naast elkaar legt, dan corresponderen ze wel precies op elkaar en over dat feit zou men zich kun nen verheugen. Een begroting is echter een stuk van de hoogste politieke orde, omdat ze bepaalt wat wel en wat niet in een jaar zal geschieden en wij stellen vast, dat er nog vele gaten zijn, welke niet worden gestopt. Deze begroting voorziet slechts in de meest elementaire behoeften en noden, die er in de gemeente zijn, zoals het onderhoud van straten, wegen, bruggen, enz., maar on voldoende aandacht wordt nog besteed aan de woning ellende. Per 1 Juli j.l. was het totaal der aanvragen van woningzoekenden voor Leeuwarden 4151; dan moeten wij vaststellen, dat er bij de huidige toewijzing van het bouwvolume voor Leeuwarden zelfs geen sprake zal zijn van het kunnen voldoen aan de jaarlijks toenemende aanvragen. In het gemeenteprogramma van de Com-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1954 | | pagina 3