8
9
per bevoegde leerkracht. Men kent spr.'s standpunt in
deze. Hij, als voorstander van het bijzonder kleuter
onderwijs meent, dat dit dezelfde rechten moet hebben
als hij c.s. het openbaar kleuteronderwijs toewensen.
Er is echter nog geen wettelijke regeling, dus is een
gemeentebestuur wettelijk niets verplicht, ofschoon dit
ook niets in de weg wordt gelegd om onverplicht
eenzelfde regeling te treffen.
Spr. wil eerlijkheidshalve zeggen, dat de regeling in
onze gemeente niet ongunstig is, hoewel er ook ge
meenten zijn, waar de gelijkstelling een feit is; hij wijst
op de stad Groningen. Hij mag echter namens zijn frac
tie het college dank brengen voor het feit, dat deze post
weer met f500,is verhoogd.
Mogelijk is het volgende jaar de wet klaar en als
dat niet zo is, dan hoopt spr., dat het college doorgaat
met dichter bij de gelijkstelling te komen.
De heer Van der Veen heeft in zijn algemene be
schouwingen ter sprake gebracht het besluit, dat de
raad destijds heeft genomen i.z. de winkelsluiting voor
groentehandelaren. Hij zeide, dat de Winkelsluitingswet
in het belang van de winkelstand was en dat is inder
daad zo, maar spr. mag het misschien aldus aanvullen,
dat ze is in het belang van de werkgevers zowel als
van de werknemers. De heer Van der Veen beschouwt
het als een gunst, dat ook de werknemers gehoord wor
den, maar hij meent, dat hun stem niet van veel invloed
moet zijn. Spr. is het niet geheel met hem eens. Maar
hij heeft het enigszins gemakkelijker, omdat hij niet
in de positie komt te verkeren, dat hij raadslid-raadsman
moet zijn. De heer Van der Veen moet als advocaat toch
beseffen, dat een wet nu eenmaal dwingend moet zijn
en niet de goed-, doch altijd de niet-goed willende ele
menten onwelgevallig zal zijn. Spr. c.s. zouden de Win
kelsluitingswet niet willen missen voor het algemeen
belang.
Bij vorige begrotingsbehandelingen toonde de raad
zich bezorgd aangaande de stand van de werkloosheid.
Spr. meent te mogen zeggen, dat voor grote bezorgd
heid thans nog geen reden aanwezig is. Het grafiekje,
dat de raad mocht ontvangen, geeft een duidelijk beeld
hoe het met het verloop van de werkloosheid in deze
gemeente is gesteld. Vergeleken met voorgaande ja
ren, is de stand nu niet ongunstig te noemen. Natuurlijk
zullen de komende maanden wel een stijging te zien
geven, doch dat behoeft niet te verontrusten, terwijl zo
nodig, zoals ook in de mem.v.a. is gezegd objec
ten aanwezig zijn, waar de werklozen arbeid zullen kun
nen vinden en waar het mogelijk is vooral de seizoen
werkloosheid op te vangen.
We staan, aldus spr., weer voor een nieuw begro
tingsjaar, een jaar, waarin weer vele problemen de
aandacht zullen vragen. De begrotingspositie lijkt iets
gunstiger, doch de vraagstukken zijn èn in aantal èn
in omvang groter dan ooit.
Er zal bezwaarlijk een tijd zijn aan te wijzen, waarin
het gemeentebestuur van Leeuwarden voor meer en
grotere moeilijkheden zal zijn geplaatst dan juist deze
tijd. Met de investeringen voor verschillende objecten
zijn vele millioenen gemoeid, waarbij dan nog komt de
zorg voor scholenbouw, woningbouw en zeer vele za
ken die nuttig en nodig zijn.
Spr. hoopt van harte, dat de goede geest, die voor
het overgrote deel nog in deze raad bestaat, moge blij
ven voortduren: waardering voor het voorbereidende
werk van het college en daardoor vruchtbare samen
werking met de raad. Op deze wijze zal het mogelijk
zijn, dat het college en de raad, onder Gods onmisbare
zegen, ook het komende jaar veel goeds voor de ge
meente Leeuwarden kunnen bereiken.
De hear Van der Meer hat him net fordjippe yn de
eftergroun fan de polityk; dus hy is net to wurk gien
as de hear Mani, mar hy kin wol sizze, dat hy c.s. oer
de oarsprong en de taek fan de oerheit krekt sa tinke
as de hear De Jong oanjown hat. De hear Mani sil it
spr. wol net kwea óf nimme wolle, as spr. as syn mie-
ning jowt, dat it ek by in oare gearstalling fan it kol-
leezje mooglik is om de bilangen fan de gemeente op
like goede wize to bihertigjen as nou bart. Dêrmei
sprekt hy dus alfêst wurdearring üt foar it wurk fan
it kolleezje. Dy wurdearring blykt yn it earste plak wol
üt de wize, hwerop de forskate ütstellen fan it kolleezje
üntfongen wurde en fierders üt de halding, dy't spr.
c.s. tsjin de leden fan it kolleezje oer yn en büten har
amt oannimme.
It kin wol ris in bytsje klisjé-eftich achte wurde om
eltse kear wer tank to bitsjügjen oan it adres fan it
kolleezje, mar spr. wol it dizze kear noch fan herten
dwaen. Soe hy it lykwols in oare kear net dwaen, dan
bitsjut dat net, dat hy c.s. gjin wurdearring hawwe foar
it wurk fan it kolleezje.
As spr. nou ta de bigreating komt, sprekt it fansels,
dat ek syn fraksje bliid is mei it feit, dat hja slutend is.
Hy hat der net it minste biswier tsjin, om de kosten fan
it ütstelde ünderhald üt de algemiene reserve to nim-
men, hwant de oerskotten fan de foarige jierren komme
to goede oan de reserve en dy oerskotten binne gun-
stich biynfloede troch it ütstellen fan it ünderhald. Dat
de bigreating fan 1955 der nou sa gnap ütsjocht, komt
dus fan de forbettere forhalding tusken it Ryk en de
gemeenten op finansieel gebiet. By it oanbiedingsbrief
binne de rjochtlinen foege foar de forheging fan de
algemiene ütkearing en it liket spr. ta, dat dêr altyd
noch wol in subjektyf elemint yn sit. It sil bioardiele
wurde moatte troch in kommisje, miskien troch bi-
paelde amtners, en dan sil it der wer fan öfhingje mei
hoefolle klam de neden en de bilangen fan de gemeente
bipleite wurde. Spr. c.s. hoopje, dat it it kolleezje slagje
mei om safolle ekstra ütkearing to krijen as it bilang
fan de gemeente nedich makket.
Ek spr. c.s. wolle net swije oer de greate need op
wenninggebiet, dy't noch altyd greater wurdt; 900 wen
ningen yn 3 jierren is fansels fiersten to min. Hja
hawwe mei bliidskip kennis nommen fan de plannen
foar in s.n. „bejaardencentrum". En hja binne ek bliid
mei de list fan ynvestearringen, dy't by de stikken lein
is. Soe it ek mooglik wêze, dat de rie sa'n list thüs-
kriget, byg. as bylage by de riedsbrieven It liket spr.
ek wol gaedlik om dan de urginsje fan de posten oan
to jaen.
Oer de yndustry soe spr. graech by haedstik X hwat
sizze wolle. Hy wol bislute mei de winsk, dat it it kol
leezje slagje mei ek yn 1955 under Gods seine de ge
meente sa to bistjüren, dat it ta heil fan alle ynwen-
ners is.
De heer Wtfkstra zou zich graag willen aansluiten
bij de algemene beschouwingen, die door zijn fractie
voorzitter zijn gehouden en hij zou in het bijzonder
willen ingaan op enkele onderdelen, die deze in grote lij
nen heeft geschetst.
Spr. bedoelt, dat hij enkele opmerkingen zal maken
over het investeringsprogram, over de werkloosheids
bestrijding en over de subsidiëringspolitiek. Het investe-
ringsprogram heeft wel aangetoond, uat in Leeuwarden
nog ontzaglijk veel te doen is. Het college heeft er bij
gezet, welke investeringen noodzakelijk en welke wen
selijk zijn, maar men krijgt de indruk, dat het in feite
allemaal noodzakelijke investeringen zijn. Het pro
gramma getuigt er van, dat Leeuwarden zo langzamer
hand uitgroeit tot grote stad, die tot taak heeft om
het verzorgingsniveau niet alleen op peil te houden,
maar ook op te voeren, m.n. ook in verband met de
centrumfunctie, die Leeuwarden als grote- stad en als
provinciale hoofdplaats heeft. Allerlei voorzieningen zijn
nodig en in het afgelopen jaar heeft men kunnen be
merken, dat het college hier bezig is om zulke voor
zieningen te treffen. Spr. behoeft alleen maar te noe
men de staat, waarin de invalswegen op het ogenblik
verkeren; ze zijn zodanig, dat ze de toets der critiek
kunnen doorstaan. Het totaal van het investerings
program beloopt de fantastische som van 136 millioen
gulden over een tijdsbestek van een jaar of tien. En
dan heeft spr. nog niet rekening gehouden met de pro
memorie-posten. Verschillende posten zijn rendabel,
maar daar staat tegenover, dat er ook verschillende
en lang niet altijd de kleinste onrendabel zijn. En
het zullen, naar spr.'s inzicht, speciaal die posten zijn,
die het gemeentebestuur voor het financieringsvraag
stuk plaatsen. Hij wil graag enkele van de in het pro
gramma opgenomen posten even onder de loupe nemen,
m.n. de onrendabele. Hij zou natuurlijk ook over andere
punten kunnen spreken, zoals het probleem stadsuit
1
breiding en woningbouw, maar hij meent, dat dit al in
voldoende mate gebeurd is en overigens nog wel zal
geschieden bij het desbetreffende hoofdstuk.
Het college heeft eigenlijk nagelaten om in de staat
de urgentie van de verschillende objecten aan te geven
en het zou dus kunnen zijn, dat het van de raad ver
wacht, dat deze een bepaalde urgentie uitspreekt. Dit
is natuurlijk bijzonder moeilijk, te meer, omdat naar
spr.'s mening het verschil in urgentie van de vraag
stukken niet zeer groot is.
Spr. wil dan eerst noemen de veemarkt, met, daar
mee annex, het rondweg-complex, met een investering
van bijna 22 millioen. Dit is natuurlijk een zeer urgent
vraagstuk, waarmee ook al bepaalde vorderingen zijn
gemaakt. Daarnaast noemt hij onmiddellijk de centrale
riolering, met een totale investering van 16% millioen
voor de eerste 10 jaren, eveneens een programmapunt,
waarvan de urgentie zeer zeker vast staat, getuige ook
het raadsbesluit van de vorige week.
Op een ander, zich hier in de stad voordoend, pro
bleem, het bruggenvraagstuk, is al door vorige spre
kers gewezen; hiervoor is een investering van 7.2 mil
lioen opgenomen. Deze toestand is zodanig, dat hij niet
meer beantwoordt aan de eisen van de functie, welke
Leeuwarden als verzorgingscentrum heeft. Spr. noemt
even speciaal de Prins Hendrikbrug, de le en 2e Ka-
naalbrug en de Schaverneksbrug, om de andere brug
gen maar te laten rusten.
Het volgende punt, dat hij op het investeringsprogram
is tegengekomen, is scholenbouw. In de bij de aanbie
dingsbrief gevoegde opgaven heeft men kunnen zien,
dat het aantal leerlingen van September 1947 tot Sep
tember 1954 is toegenomen van 11.000 tot 13.450; dat be
tekent een toename van 20% en wanneer men het aan
tal lokalen zo zou uitbreiden, dat er een gemiddelde be
zetting was van 30 leerlingen per lokaal, dan zou een
uitbreiding met 80 schoollokalen noodzakelijk zijn. Dit
is zeer belangrijk en het is duidelijk, dat scholenbouw
ook voor de toekomst een zeer urgent vraagstuk is, te
meer, omdat de opvanging van het hoge na-oorlogse
geboortecijfer nog niet volledig heeft plaats gehad. Men
zal er rekening mee moeten houden, dat in de toekomst
een versterkte toeloop naar de scholen zal plaats heb
ben. In verband daarmede zou spr. willen vragen:
Beschikt men in dat opzicht over een enigszins nauw
keurige prognose van het toekomstige leerlingen-aan
tal? Het ligt in de reden, dat, wanneer de toename zal
hebben plaats gehad en men weer is teruggekeerd tot
de basis van een meer normaal geboortecijfer, de toe
loop waarschijnlijk minder groot zal zijn. Spr. ziet een
mogelijkheid om de voorlopige uitbreiding, die inmiddels
aan de scholenbouw is gegeven, te benutten om te ko
men tot een geringere bezetting der klassen. Misschien
dat de wethouder daar straks even iets van zal kunnen
zeggen. Het is spr. uit het overzicht gebleken, dat de
bezetting der klassen inderdaad niet zo heel erg gunstig
is, alhoewel men natuurlijk geen dramatisch geluid be
hoeft te laten horen. Het vraagstuk moet veeleer ge
trokken worden uit de sfeer van: „Het is een grote
bende op het gebied van het onderwijs", zoals hier is
gezegd.
In Leeuwarden zijn 55 schoollokalen, die een bezet
ting hebben van meer dan 40 leerlingen en spr. ziet in
derdaad een mogelijkheid om, wanneer de extra grote
leerlingen tallen zijn opgevangen, de uitbreiding van de
scholenbouw te benutten voor het verlagen van het
leerlingenaantal per klas.
Over een volgend punt kan spr. kort zijn; er is al
door andere woordvoerders over gesproken. Dit is het
overwegvraagstuk, waarmee een investering van 25
millioen gemoeid is. Een der vorige sprekers heeft als
voorlopige oplossing gezien een tunnel voor fietsers en
voetgangers. Natuurlijk is daar iets voor te zeggen.
Spr. zou er wel op willen wijzen, dat deze voorlopige
oplossing in elk geval zal moeten worden ingecalculeerd
in een definitieve oplossing. Het lijkt hem niet reëel
een partiële oplossing te zoeken, die later niet meer
benut zal kunnen worden.
Een volgend punt is de bejaardenzorg en voorts het
ziekenhuis en een tehuis voor chronische zieken en last
but not least ook het stadhuisvraagstuk, dat zo lang
zamerhand zeer nijpend is geworden. Wanneer men dit
alles overziet en overdenkt, dan komt men tot de over
tuiging, dat er waarschijnlijk grootse plannen op stapel
staan. Spr. dringt bij het college aan op een forse
aanpak, waaraan de fractie van de P.v.d.A. gaarne
haar steun zal verlenen.
Niettemin heeft hij enkele vragen. Hij sluit zich in
de eerste plaats aan bij diegenen, die gepleit hebben
voor toezending van het investeringsprogram aan de
raadsleden. Het lijkt hem zeer nuttig, opdat de raads
leden het bij elke gelegenheid kunnen raadplegen, m
de tweede plaats zou spr. willen vragen, of het college
ook een bepaalde gedachte over de urgentie van de in
het investeringsprogramma genoemde werken heeft en
of het die ook kan mededelen. En in de derde plaats
vraagt hij de aandacht voor het financieringsvraagstuk.
Hij heeft al gezegd, dat een groot deel van de investe
ringen betrekking heeft op rendabele werken. Naar
schatting is dat zeker de helft, in de orde van grootte
van 60 a 70 millioen gulden. Misschien dat de financiële
verhouding tussen Rijk en gemeenten in de toekomst
bestendigd zal blijven of nog beter zal worden dan nu.
Dan is dat in elk geval een hoopgevend punt. Verder
hangt natuurlijk bijzonder veel af van de toekomstige
welvaartsontwikkeling van het gehele land, omdat men
natuurlijk de verbetering van de gemeentefinanciën door
een betere financiële verhouding tussen Rijk en ge
meenten niet los kan zien van de gunstige welvaarts
ontwikkeling in Nederland, die de laatste jaren heeft
plaats gehad.
Een ander punt, waarop spr. iets dieper wil ingaan,
is het feit, dat men deze plannen natuurlijk ook kan
zien in samenhang met de werkgelegenheid. Wel is de
werkloosheid in onze gemeente niet groot spr. hoopt
daarop terug te komen maar dat impliceert niet,
dat er in Leeuwarden helemaal geen werkloosheid is.
Zou de gemeente in staat zijn om de bedoelde grote
werken, althans een deel daarvan, aangemeld te krijgen
bij de provinciale commissie voor de werkgelegenheid
en zou het haar gelukken om via deze commissie bij de
D.A.C.W. de beschikking te krijgen over een subsidie in
deze werken? Dat zou natuurlijk het financiële pro
bleem verlichten. Dat deze werken stellig van grote
betekenis zijn voor de werkloosheidsbestrijding, is wel
gebleken uit opmerkingen in het rapport over de cen
trale riolering, waarin staat, dat er de eerste 5 jaren
150 manjaren (per jaar) arbeid in zit. Spr. meent, dat
de arbeidsintensiteit van deze objecten toch wel de kans
geeft, dat men bij de P.C.W. resp. D.A.C.W. niet aan
dovemansoren zal kloppen. Deze mogelijkheid zal stel
lig bekeken moeten worden, doch hij wil hierbij niet
suggereren, dat de uitvoering dezer objecten moet
wachten op conjunctuurwerkloosheid. Die is er op het
ogenblik niet, maar natuurlijk is er wel een andere
werkloosheid en de huidige opvattingen zijn wel zo
danig, dat de openbare werken stellig niet alleen maar
dienen ter bestrijding van conjunctuurwerkloosheid,
maar ook om te worden aangewend in het kader van
een andere werkloosheidsbestrijding, in afwachting van
een of andere maatregel, die een meer definitieve op
lossing van andere vormen van werkloosheid zal geven.
Wanneer de situatie in Leeuwarden blijft, zoals ze op
dit moment is (dat er dus in feite alleen in het najaar
en de winter een behoorlijke werkloosheid is), dan zal
de D.A.C.W. het bijzonder op prijs stellen, dat de be
doelde werken „geknipt" worden voorgedragen. Dat im
pliceert, dat wordt nagegaan, of het technisch mogelijk
is zonder bijzonder veel meer-kosten de werken in be
paalde gedeelten uit te voeren. Wellicht zullen ze toch
wel in fasen moeten worden uitgevoerd, omdat deze fa-
senverdeling het mogelijk maakt de werkloosheid in die
periode waarin deze stellig zal komen, m.n. in de win
terperiode, op te vangen. Heeft het college inderdaad
met deze mogelijkheid rekening gehouden? Zo niet, wil
het er zich dan nog op beraden?
Spr. zou dus een bepaalde combinatie willen: een
hoger verzorgingsniveau en bestrijding van de in onze
stad altijd nog aanwezige werkloosheid.
De heer Rutkens heeft er zojuist op gewezen, dat
het aantal werklozen op 1 November j.l. meer dan 500
bedroeg, maar dat is niet juist; het was 316. Dit neemt
uiteraard niet weg, dat er sprake is van een aantal
werklozen. Men moet zich echter realiseren, dat de