16
17
Voorts heeft hij zijn dank betuigd voor het voorstel tot
verhoging van het subsidie voor het bijzonder kleuter
onderwijs. Met genoegen hebben B. en W. ook dat
laatste gehoord.
De heer Mani heeft de toegangsprijzen bij culturele
manifestaties in de Prinsentuin terloops te berde ge
bracht en opgemerkt, dat die aan de hoge kant waren.
Nu is het bekend, dat de vaststelling van die toegangs
prijzen niet geschiedt door B. en W., maar het college
is bereid de mogelijkheid te onderzoeken om daarop in
de toekomst enige invloed uit te oefenen. Misschien is
het mogelijk de verhuring van de tuin te doen geschie
den ook onder deze voorwaarde, dat de toegangsprijzen
zullen moeten worden goedgekeurd door het college.
De heer Wijkstra ten slotte heeft de verwachting uit
gesproken, dat uitbreiding van de scholenbouw, die hij,
evenals het college in de naaste toekomst verwacht, op
den duur verlaging van de leerlingenschaal ten gevolge
zal kunnen hebben. Dit lijkt spr. en ook het college een
heel gezonde gedachte en hij kan wel toezeggen, dat
het college zijn beleid met betrekking tot die kwestie
mede daarnaar zal bepalen.
De heer Vellenga (weth.) zegt, dat de heer Mani gelijk
heeft, als hij opmerkt, dat de belangstelling voor en
het succes van de cursussen voor jeugdleiders in deze
gemeente overweldigend is. Het is misschien goed, dat
spr. voor het forum van de raad daaraan een enkel
woord vastknoopt. N.a.v. het Rapport Massajeugd zijn
reacties uit alle kringen binnengekomen. Dit vraagstuk
leeft echt bij de burgerij. Het is o.a. gebleken op 9
April, toen heel velen op de vergadering ten stadhuize
waren gekomen om wegen uit te stippelen om het
vraagstuk van de massajeugd aan te pakken. Later is
het ook gebleken, toen de commissie aan het werk toog
en als no. 1 op het werkprogram zette: kadervorming.
En het is ten slotte gebleken, toen na enkele maanden
van voorbereidend werken deze cursus kon starten. Op
8 November 1954 kon de burgemeester in zijn ope
ningswoord, dat hij in een stampvolle Nieuwe Zaal uit
sprak, mededelen, dat de 100ste deelnemer aan deze
cursussen al in zicht was. Nu is de 100 reeds gepas
seerd. En het enthousiasme, waarmee gedoceerd en ge
studeerd wordt, doet weldadig aan. Vooral het feit, dat
personen uit alle kringen en standen uit de stad aan
deze cursussen deelnemen, wordt door B. en W. zeer
gewaardeerd. De heer Mani heeft gezegd, dat dit niet
zo spectaculair is, maar het is wel zo, dat dit feit sterk
de aandacht heeft getrokken in vakkringen. Uit an
dere plaatsen komen zelfs verzoeken binnen om inlich
tingen betreffende de propaganda voor dit geval. Leeu
warden heeft dus ook hier een goede beurt gemaakt.
Het tweede, waarover de heer Mani heeft gesproken
en waarop anderen aansloten, was het vraagstuk van
de huisvesting van bejaarden. Spr. heeft de gedachte,
dat de P.v.d.A. bij de desbetreffende post er nog op
terug zal komen, en laat dit onderwerp bij de beant
woording van de algemene beschouwingen even rusten.
De heren Kamstra, Wijkstra en Rutkens hebben en
kele opmerkingen gemaakt over de werkloosheid hier
ter stede, waarover ook al door enkele van spr.'s col
lega's iets is gezegd. Deze werkloosheid is inderdaad
niet ongunstig te noemen. Natuurlijk worden de hogere
cijfers in de wintermaanden veroorzaakt door seizoens
invloeden en die zijn niet zo eenvoudig te ondervangen.
Daarvoor zijn bepaalde werken nodig. Gelukkig de
raad heeft dit uit de cijfers van de heer Van der Schaaf
kunnen horen kan een deel van deze mensen op de
objecten Froskepólle en Greunsweg geplaatst worden.
De conjunctuurwerkloosheid is in het uitstekende be
toog van de heer Wijkstra duidelijk naar voren geko
men, maar deze baart de gemeente op dit moment geen
zorg. Misschien doet een andere vorm van werkloos
heid, een zekere structuurwerkloosheid, dit wel. De be
strijding hiervan, moet, wat tempo van uitvoering be
treft, op de financiële mogelijkheden van de gemeente
zijn afgestemd. Men moet het zo zien: er is een be
paalde taakverdeling in de werkloosheidspolitiek tussen
de rijksoverheid, het bedrijfsleven en de gemeentelijke
overheid. De suggestie van de heer Wijkstra om met
het oog op bepaalde vormen van werkloosheid te trach
ten bepaalde grote werken te „knippen", dus tot uit
voering in fasen te komen, zal door B. en W. zeker in
ernstige overweging worden genomen.
De heer Rutkens heeft een opmerking geplaatst over
de ambtenarensalarissen, waarover weinig goeds zou
zijn te zeggen. Spr. heeft daar als wethouder van per
soneelszaken niet zoveel klachten over gehoord, noch
van de betrokken ambtenaren, noch van de ambtenaren
bonden. Het is inderdaad zo, dat èn op het congres van
de ABVA èn in het parlement hierover iets is gezegd en
het heeft wel kans, dat men de loonpolitiek t.a.v. de
overheidsambtenaren op een bepaalde manier gaat her
zien. Wanneer dit voor het rijkspersoneel gebeurt, zal
dit ongetwijfeld weerslag vinden in verschillende ge
meenten, ook in Leeuwarden, dat al zijn salarissen heeft
opgetrokken tot het rijkspeil en zijn gehele salarispoli-
tiek heeft aangepast bij de salarispolitiek van het Rijk.
Wanneer in de toekomst dus bij het Rijk bepaalde ver
anderingen optreden, zal zeker ook in Leeuwarden die
lijn wel worden doorgetrokken.
Dan heeft de heer Rutkens iets gezegd over de ge
meentelijke sociale werkvoorzieningsregeling voor hand
arbeiders. Hoewel het woord dit niet direct zo zegt, is
dit een rijksregeling. Het gaat om die groep mensen,
die op grond van hun lichamelijke omstandigheden niet
geschikt zijn voor grondwerk en bepaalde aanvullende
werkobjecten en vaak qua leeftijd niet terecht kunnen
in het vrije bedrijf. Het Rijk heeft de gemeente gevraagd
objecten te zoeken voor dergelijke mensen en het Rijk
fourneert het grootste deel (90 a 95%) van de kosten.
De gemeenten zijn gebonden aan deze subsidieregeling
en aan de voorschriften, die voor de betaling zijn gege
ven. Nu menen B. en W. in Leeuwarden deze regeling
zo gunstig mogelijk te moeten toepassen, hoewel er al
tijd bepaalde uitzonderingsgevallen, min of meer on
billijkheden, blijven, maar de gemeente als zodanig kan
hieraan niet zoveel doen; het is een rijksregeling en dus
zullen andere organen hierbij in het geweer moeten
komen, wanneer men meent, dat het genoemde bedrag
te laag is en verhoogd moet worden.
Men tracht voor deze groep mensen geëigend werk te
vinden. Zo kan het soms de schijn hebben, dat dit werk
alleen door normale valide mensen gedaan kan worden.
Maar daar staat tegenover, dat het tempo beduidend
lager mag zijn dan van normale arbeiders verwacht kan
worden.
T.a.v. de 5e Mei heeft de heer Tiekstra al enkele op
merkingen gemaakt. B. en W. trekken eenvoudig de
lijn door, die zij ook in vorige jaren hebben aangegeven
en die, naar spr. meent, wel volkomen aansluit bij de
meningsvorming hier in de raad. Hoewel B. en W. er
zeer sympathiek tegenover staan het gemeenteperso-
neel de gehele dag vrijaf te geven, willen zij dit laten
afhangen van de verschillende festiviteiten. De heer
Tiekstra heeft reeds gezegd, dat, wanneer van ge
meentewege een bepaald bedrag gefourneerd moet wor
den, het gemeentebestuur dit zeker wil overwegen. De
heer Rutkens heeft zich op één punt vergist en wel
op meer punten natuurlijk n.l. dat hij niet meer de
enige is, die zoveel furore voor de 5e Mei heeft gemaakt.
De heer Rutkens is nooit de enige geweest; de com
munisten waren niet eens de eersten; wat dat betreft,
loopt de 5e Mei parallel met het aandeel van de com
munisten in de illegaliteit in de jaren 19401941.
Ten slotte zou spr. iets willen zeggen over datgene
wat de heer Wijkstra over subsidiën en verzuiling te
berde heeft gebracht. Hij heeft daarbij even genoemd
de subsidiëring op maatschappelijk terrein en hij heeft
het gevaar van verzuiling aangegeven. Spr. gelooft, dat
hij kan beginnen met te herhalen wat zijn collega van
Financiën heeft gezegd. Persoonlijk deelt hij het stand
punt van de heer Wijkstra en dit zal wel voor de meer
derheid van het college gelden, maar hij wil er zich niet
schuldig aan maken, de leden van het college een an
dere mening op te dringen dan zij misschien hierom
trent hebben.
Spr. gelooft, dat hier inderdaad bepaalde gevaren
schuilen, doch hij wil graag onderstrepen, dat dit niet
betekent, dat men de verschillende activiteiten los mag
maken van de levensbeschouwing. Ergens echter moet
toch wel een rood lampje gaan branden. Dit is niet al
leen een gedachte, die sterk bij de P.v.d.A. leeft en het
gaat niet alleen om de financiële druk, die deze ver
deeldheid zal leggen op de gemeenschap, maar men
moet het, zo gelooft spr., ook principieel zien, uitgaan
de van de eenheid van het volk. En wat dat betreft,
sluit deze gedachtengang van de P.v.d.A. sterk aan
maar spr. kan zich vergissen bij wat in het verleden
door een bepaalde pas herdachte Friese Chr. Hist,
staatsman uit de vorige eeuw, Dr. Van der Bruggen, is
uitgesproken. Nu heeft Oud heel toevallig ook zo
iets gezegd, maar men mag er niet uit concluderen, dat
er overeenkomst zou zijn tussen het standpunt van de
V V.D. en de P.v.d.A., zoals spr. vanmorgen in een ove
rigens achtenswaardig dagblad nog heeft gelezen.
De Voorzitter zegt, dat zich het feit voordoet, dat de
raad zeer duidelijk over zijn tijdschema, dat hij bij de
begrotingsbehandeling pleegt te volgen, heen is, en
daarom zou hij willen voorstellen om af te zien van
replieken. Spr. vraagt, of de raad hiermee accoord kan
gaan.
De raad gaat hiermede niet accoord.
Dan wil de Voorzitter voorstellen, dat degenen, die
nu nog het woord verlangen, niet langer spreken dan
5 minuten. Er moet toch wel als streeftijd gesteld wor
den, dat de raad vandaag door deze begroting heen
komt; elke minuut, die nu gesproken wordt, zal mis
schien ten koste van aller nachtrust gaan en dat wil
spr. de dames en heren niet aandoen.
De heer Wiersma wil er graag aan medewerken
dat heeft hij de laatste jaren voldoende getoond om
te zorgen, dat de raad in één dag (met een late avond
vergadering er achteraan) klaar komt met de begro
ting. Maar spr. voelt er niet voor, nu al over rantsoe
nering van tijd te spreken. Zo lang mogelijk wil hij het
standpunt huldigen, dat ieder, die in de raad meent iets
te moeten zeggen, daartoe ook de gelegenheid krijgt.
Spr. zou willen, dat zulks dit jaar toch ook nog eens
werd geprobeerd. Hij gelooft, dat het wel eens eerder
gebeurd is, dat geen replieken werden gehouden. Hij
kan zich dat herinneren, maar hij betwijfelt, of dat het
vorige jaar was.
De Voorzitter: Het vorige jaar is vrijwillig tot aan
de pauze (om half één) ook een spreektijd van 5 minu
ten voor de replieken aangehouden.
De heer Wiersma: Natuurlijk op voorstel van de Voor
zitter is toen gelegenheid gegeven 5 minuten te repli
ceren. Spr. verklaart zich ook daartegen. Hij wil zo
lang mogelijk proberen, ieder, die meent, dat hij wat
moet zeggen, de gelegenheid daartoe te geven. Dat
moet aan het begin van de behandeling der begroting
niet direct de kop ingedrukt worden.
De Voorzitter blijft bij zijn voorstel, dat de raads
leden, die willen repliceren, 5 minuten spreektijd krijgen.
De heer Mani gelooft, dat het mogelijk is, dat de le
den van de raad zichzelf zoveel beperking opleggen,
dat zij binnen een spreektijd van 5 minuten kunnen blij
ven, maar tegen een raadsbesluit ter zake heeft hij
bezwaar. Mocht in de loop van de dag blijken, dat het
absoluut onmogelijk is om klaar te komen, dan zou
spr. hierover alsnog willen oordelen, maar om op dit
ogenblik daarover reeds te beslissen, lijkt hem niet juist.
De Voorzitter herhaalt, dat het in het belang van de
raad zelf is. Spr. is bereid tot zeer laat door te gaan.
De hear Van der Meer leaut, dat it goed is, dat der üt
de rie stimmen opgeane, dy't sizze, dat it as in ünbin-
likheit field wurdt, dat de ekstra ütkearing foar de
ündernimmingsbilêsting forrekkene wurde sil mei de
forheging fan de algemiene ütkearing.
In twadde punt is dit: De wethalder fan iepenbiere
wurken hat oer in bipaeld gefal fan yndustry-fêstiging
of leaver n e t-fêstiging praet; spr. soe by haedstik X
graech efkes op de yndustry-terreinen yn it algemien
weromkomme wolle.
De wethalder fan Soasiale Saken hat de C.H. der ef
kes by bitrutsen, doe't it gyng oer de „verzuiling". Hy
hie it oer Dr. Van der Bruggen. Nou mei it bikend
wêze, dat ek de C.H. it folk graech as ien gehiel sjocht
en it beslist net neffens konfesje yn bipaelde dielen
splisse wol. Mar dat seit noch hielendal net, dat de
C.H. it yn elts konkreet gefal op dit punt tige iens is
mei de P.f.d.A.
De heer Kamstra heeft vanmiddag met genoegen ge
luisterd naar hetgeen de heer Wijkstra heeft gezegd, al
thans naar een groot deel daarvan. Maar met het slot
van zijn overigens prima beschouwing kon spr. niet
accoord gaan. De heer Wijkstra vreest voor de z.g. ver
zuiling en de wethouder van Financiën is hem daarin
bijgevallen. Die vond haar zelfs een bepaalde luxe. De
heer Wijkstra was bang, dat verzuiling zou leiden tot
extremisme en een te groot isolement. Misschien is het
hem niet bekend, dat er zo iets als samenwerking op
dit terrein bestaat. Spr. las in „De Gemeenteraad" (het
orgaan voor de R.K. leden van de gemeenteraden), dat
Protestantse, Humanistische en R.K. bureaux voor be
roepskeuzevoorlichting elkaar na de oorlog hebben ge
vonden en coördinerend en stimulerend werken. Wat
dat betreft, behoeft de heer Wijkstra zich dus niet al
te ongerust te maken. Tot de wethouder van Financiën
mag spr. misschien zeggen, dat er niet altijd sprake is
van teren op de openbare kas. Spr. leest in hetzelfde
blad, dat door het aartsbisdom een bedrag van
f 40.000,ten behoeve van dit werk is uitgegeven. Men
heeft daar dus zelf ook wel een en ander voor over.
De subsidiëring van bureaux voor beroepskeuze is niet
iets van de laatste jaren. Verleden jaar is een organi
satie aan het lijstje toegevoegd en dat is met algemene
stemmen ook die van de heer Wijkstraaangeno
men. Deze is dus wel een klein beetje inconsequent,
wanneer hij bezwaren maakt tegen deze regeling. De
heer Wijkstra zelf heeft gezegd, dat hij niet tegen bij
zonder onderwijs is. Welk weldenkend mens is daar
tegenwoordig trouwens nog tegen? Niemand heeft er
meer bezwaar tegen, dat de ouders in de gelegenheid
worden gesteld hun kinderen dat onderwijs te
geven, dat in overeenstemming is met hun ge
loof of denkrichting. Protestanten en katholieken
willen hun visie op het leven hier en hierna
maals op hun kinderen overdragen. En om die
zelfde reden wensen ze ook beroepskeuze op prin
cipiële grondslag. De keuze van beroep of studie vormt
het sluitstuk van het l.o. en bij het onderzoek naar de
intelligentie en de eventuele aspiraties komt doorgaans
de levensbeschouwing en de godsdienstige richting van
de onderzochte persoon in het geding. Voor katholieken
speelt bij dit onderzoek en dit advies het godsdienstige
principe minstens evenzeer een rol als bij onderwijs en
opvoeding.
Meer wil spr. er op het ogenblik niet van zeggen. Zijn
tijd is om. Hij meent, dat de zaak door hetgeen is ge
zegd de heer Wijkstra wel duidelijk zal zijn geworden
en hij hoopt, dat deze en diens medestanders een an
dere visie daarop zullen krijgen.
De heer Van der Veen wil even terugkomen op wat
de heer Rutkens heeft opgemerkt n.a.v. wat spr. heeft
gezegd. De heer Rutkens vond, dat men geen groot
licht behoeft te zijn om tot de conclusie te komen, die
spr. heeft getrokken. Het is echter geen van allen hier
onduidelijk, dat men slechts een klein licht behoeft te
zijn om te constateren, dat de oratorische gaven van de
heer Rutkens meer in quantiteit dan in qualiteit uit
munten.
Spr. gelooft, dat het overbodig is vast te stellen, dat
het nu de tijd is om het roer om te gooien, dat de re
gering op het gebied van de woningbouw andere nor
men moet gaan aanleggen dan tot nu toe, ook in het
belang van onze gemeente. Het is goed, hierop te blij
ven wijzen, totdat het doel bereikt is.
De heer Rutkens heeft met zijn betoog over de atoom
wapens de indruk gewekt, dat de wereld het einde te
gemoet gaat. Als men het zakelijk bekijkt, is het enige
lichtpunt in dezen, dat, wanneer de ene partij de atoom
bom wil gebruiken, er grote kans bestaat, zij van de
andere partij onmiddellijk haar trekken thuis krijgt.
Daar er een kans is, dat de inderdaad monsterachtige
wapens in een of ander conflict zullen worden gebruikt,
is het voor een ieder duidelijk, dat de B.B. volledig zin
blijft behouden. Men meet deze, zij het tegen heug
en meug, wel handhaven. Spr. c.s. zullen dus bl(jven