2 het B. en W. is gepasseerd, nog bij de raad aanhangig gemaakt zal worden. Een aanvrage is nog niet eens ingekomen, maar spr. gelooft goed te doen, dit even mede te delen, opdat er later geen verkeerde conclusie uit getrokken wordt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 17). Wij zijn van mening, aldus de heer Rutkens, dat men er, gezien de stijging van de lasten van het levensonder houd, niet toe moet overgaan om de bewoners zwaar der te belasten dan strikt noodzakelijk is. Men had reeds van te voren, bij het vaststellen van de huurcon tracten, kunnen berekenen wat voor kosten dit met zich mee zou brengen en men had dus met de huurders kunnen overeenkomen, dat deze kosten van verlichting voor rekening van de gezamenlijke huurders zouden zijn. Dit is niet gebeurd. Het is dan ook een teleurstelling voor de bewoners, om nu, geruime tijd nadat ze de woningen hebben betrokken, te moeten horen, dat de verlichting- door hen zelf betaald moet worden. Wij zijn van mening, dat ze voor rekening van de gemeente moet komen, als zijnde een gewone straatverlichting ten gerieve van de Leeuwarder bevoiking. De heer Tiekstra (weth.) merkt op, dat de heer Rut kens is geëindigd met te zeggen, dat zijn fractie van mening is, dat deze verlichting tot de normale straat verlichting moet worden gerekend en niet ten Jaste van de bewoners moet komen. Het tegendeel is echter waar. Ze maakt geen onderdeel van de straat verlichting uit. Ieder, die deze verlichting in de prac- tijk kent, zal dit standpunt delen. De huurovereenkom sten hebben met deze zaak niets te maken. Men moest een aantal maanden spr. mag ook zeggen enkele ja ren omtrent verschillende vormen van deze verlich ting practijk opdoen. Men heeft deze uitgeprobeerd" om tot verantwoorde tarieven te komen. Spr. gelooft niet, dat de bewoners van deze complexen te zwaar zouden zijn belast; voor het gebruik van deze lichten is destijds bij het gereedkomen van de woningen een zeker bedrag geraamd, uiteraard aan de voorzichtige kant. Spr. meent te mogen zeggen, dat het alleszins redelijk is, dat deze vergoeding op het ogenblik wordt gevraagd naar rato van de behoefte, die de bewoners zelf aan deze verlichting hebben. Zij kunnen zelf uit maken hoe sterk ze zal zijn. Spr. gelooft te moeten volstaan met te zeggen, dat het volkomen redelijk is, dat de bewoners dit tarief op hun kwitantie er bij krij gen en zich alleen maar gelukkig mogen prijzen, dat ze een aanmerkelijke tijd een voordeel hebben genoten. De heer Rutkens had gehoopt, dat de wethouder be reid zou zijn geweest het voordeel, dat de bewoners aanmerkelijke tijd hebben genoten" t.a.v. de verlichting, voor de toekomst te handhaven. Deze heeft gezegd, dat men hier niet kan spreken van een verlichting die ge lijk staat met de straatverlichting. Wij zijn echter van mening, dat, aangezien deze verlichting buitenshuis is aangebracht en de architectuur niet is bepaald door de bewoners, men hun deze last, ook in verband met de steeds stijgende kosten van het levensonderhoud, niet mag opleggen. De lasten moeten juist zoveel mo gelijk worden verlicht en daarin heeft ook de gemeente een taak. Wij zijn voorts van mening, dat, wanneer men de bewoners direct bij het betrekken van de woningen er op had gewezen, dat uiteindelijk de verlichting voor hun rekening zou komen, dit voorstel althans geen te leurstelling voor hen zou zijn geweest. Wij zijn niet voor dit voorstel. De heer Tiekstra (weth.) ziet in tweede instantie van het woord af. Zijn betoog zou slechts een herhaling worden van hetgeen hij reeds heeft gezegd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heer Rutkens tegen is. Punt 10 (bijlage no. 18). De heer Kamstra zou het volgende willen vragen: Volgens dit voorstel is er op het ogenblik plaats in de benedenzaal voor 44 nissen en wanneer de handel naar de bovenzaal wordt verplaatst, komen daar 70 nissen. Dat maakt een verschil van 26. Maar, wanneer door omstandigheden de beurs weer in de benedenzaal moet worden gehouden, is daar dan plaats voor deze 26 nissen te maken En dan heeft spr. nog deze vraag: Van de bovenzaal van de beurs wordt ook gebruik gemaakt voor sport- doeleinden. Is het mogelijk daar, ingeval die nissen daar geplaatst worden, nog sport te beoefenen of kan men, als er sport beoefend wordt, die nissen ver wijderen De heer Tiekstra (weth.) kan in zijn antwoord op beide vragen kort zijn. Spr. zal met de laatste beginnen. De nissen worden gemaakt van demontabel materiaal; dat betekent, dat ze na gebruik weer verwijderd worden en dan zijn de zalen van de Beurs weer voor alle andere doeleinden beschikbaar. Wat de eeste vraag betreft, op het ogenblik is er een wachtlijst van aanvragers voor de nissen, met onge veer het aantal, dat de uitbreiding, die thans beoogd wordt, omvat. En een zeer groot aantal, waarschijnlijk haast al deze aanvragers, dreven hun handel ook reeds in de benedenzaal van de beurs. Ze doen dat op plaat sen, die er niet voor geschikt en niet voor bestemd zijn en bovendien onder omstandigheden, die er niet gunstig voor zijn. Het is zeer verheugend, dat deze behoefte is ontstaan, nadat vóór de verbouwing de beurshandel enigermate was afgezakt. Het beursbezoek heeft zich zeer verheugend ontwikkeld. De belangstelling voor de beurshandel is sterk vergroot en dat heeft deze uit breiding ten gevolge gehad. Men zal zich vermoedelijk enkele dagen in het jaar enigszins moeten redden, maar onder normale omstandigheden zal het gebruik van de bovenzaal voordeel betekenen. Mogelijke na delen van tijdelijk gebruik van de benedenzaal zal men onder bepaalde omstandigheden dienen te accepteren. Deze zijn ook door de beurs- en waagcommissie ge accepteerd. De heer Mani begrijpt uit het antwoord van de wet houder, dat alles wat hier gebeurd is, de volle instem ming heeft van de beurs, en waagcommissie. Toch zou hij het volgende willen vragen: Wanneer men de tele fooninstallatie van beneden naar boven gaat brengen, is er dan geen mogelijkheid er beneden gebruik van te maken? Kan men dan op die dagen, dat er tentoon stellingen worden gehouden en beneden de beurs handel plaats heeft, beneden wel telefoneren Bestaan er in dit opzicht onoverkofhelijke bezwaren of zijn er mogelijkheden, zij het dan provisorische, in dezen voor zieningen te treffen? De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat, wanneer er on overkomelijke bezwaren komen t.a.v. de telefooninstal latie, het college stellig bereid zal zijn deze onder ogen te zien. Spr. heeft zoeven reeds gezegd, dat men zekere bezwaren voor enkele dagen zal moeten accepteren, misschien 3 of 4 dagen per jaar; men zal dus voor zo'n éne Vrijdag een nood-oplossing moeten zoeken, hetzij met een verbindingskabeltje, waardoor men toch nog gebruik van de telefoon boven kan maken, hetzij door iets te improviseren. In de praktijk zal moeten blijken, wat het beste is. Spr. moge herhalen, dat deze wijziging niet alleen de volledige instemming van de beurs- en waagcommissie heeft, maar zelfs geschiedt op aandrang van deze commissie. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 21). De heer IJtsma heeft er behoefte aan, ook namens zijn fractie, voldoening uit te spreken over de inhoud van de raadsbrief betreffende de inrichting en ver bouw van het nieuwe stadsweeshuis. De bedoeling is het gebouw geschikt te maken voor bejaardensociëteit en kinderbewaarplaats, wat op zichzelf wel een vreem de combinatie lijkt, maar die blijkbaar niet te voor komen was. Speciaal t.a.v. de inrichting van het be- y. Jkt* S vKr* 3 jaardencentrum zijn spr. c.s. van mening, dat in Leeu warden in een grote behoefte wordt voorzien. De ac- I tiviteiten, die hier door verschillende verenigingen aan den dag zijn gelegd, hebben wel bewezen, dat er be hoefte bestaat aan een dergelijke inrichting. Het is bovendien verheugend, dat het mogelijk is gebleken, dat de commissie, die samengesteld is door de Leeu warder Gemeenschap, met een eensluidend besluit is gekomen en te meer verheugend, omdat deze commissie was samengesteld uit mensen van verschillende scha keringen uit onze Leeuwarder bevolking. Het is pret tig in de raadsstukken te lezen, dat het college bereid is, om, zodra de exploitatie-mogelijkheden voldoende bekend zijn, ook t.a.v. de exploitatie met een subsidie- voorstel te komen, -opdat een sluitende begroting kan worden verkregen. Spr. zou ten slotte willen zeggen, dat Leeuwarden, hoewel door een enkele plaats in dit opzicht voor gegaan, toch wel een goed figuur zal slaan in de rij van steden, die iets dergelijks voor de bejaarden doen. Onze bejaarden mogen niet behoren tot een vergeten deel van de burgerij. Spr. zou het college graag in overweging willen geven, bij het besteden van de f 12.200,nauw overleg te plegen met de commissie die hier al bestaat. Hij gelooft, dat hier speciaal door de dames van dit comité wel bepaalde goede raad zou kunnen worden gegeven. Dat zou kunnen bevorderen, dat dit tehuis wordt ingericht op een manier, die vol doet aan de eisen, die daaraan kunnen worden ge steld en dat tevens de kosten tot een minimum kun nen worden beperkt. Ten slotte zou spr. de wens willen uiten, dat het moge gelukken de rest van het gebouw net zo'n goede bestemming te geven, als die voor de twee thans hier onderdak gevonden hebbende instanties. De heer K. de Jong kan beginnen met zich aan te sluiten bij de woorden van waardering, die door de heer IJtsma namens zijn fractie zijn geuit voor het treffen van voorzieningen in het voormalige weeshuis in verband met de bestemming hiervan tot sociëteit voor bejaarden. Ook spr.'s fractie staat op het stand punt, dat met blijdschap kan worden geconstateerd, dat in deze richting iets voor de bejaarden kan wor den gedaan. Wat betreft het punt inrichting van een kinder bewaarplaats, zou spr. nog wel enkele vragen willen stellen. Zoals de exploitatie is opgezet, zal het de ge meente straks ongeveer een bedrag van f 400,per kind aan subsidie kosten en men kan zich afvragen, of dit niet een behoorlijk hoog bedrag is, gezien de wijze, waarop het zal worden besteed; bovendien wordt naast deze subsidiëring van de mensen, die gebruik willen maken van deze inrichting, een behoorlijke ver goeding gevraagd. In verband hiermede vraagt spr., of het ook mogelijk is, dat zonder verhoging van het subsidiebedrag het aantal deelnemers behoorlijk kan worden uitgebreid. Er is uitgegaan van 30 kinderen, maar in het voorgestelde subsidiebedrag ligt opgeslo ten, dat in de toekomst het aantal ook opgevoerd kan worden tot 60 of 90 of meer. Dan zou het kostenbe- drag per kind automatisch dalen. Of gaat het subsidie bedrag dan ook omhoog? Maar ongetwijfeld toch niet in dezelfde mate. Spr. zou er graag iets meer van wil len weten. In de tweede plaats zou hij willen vragen, of B. en W. bekend is, welke vrouwen van deze kinderbewaar plaats het meest gebruik maken. Zijn dat kennelijk de vrouwen, die uit werken gaan, dus zij, die eigenlijk deze kinderbewaarplaats nodig hebben om in de be hoeften van haar gezin te kunnen voorzien? Of is het ook een categorie, waarvoor eigenlijk geen subsidie nodig zou zijn? Wordt door deze subsidiëring een ze kere besparing op uitgaven van M.H. of de dienst voor Sociale Zaken verkregen Deze dingen zou spr. graag uitgestippeld willen hebben, omdat daardoor misschien duidelijk kan wor den, dat het bedrag van f400,per kind door invloed van allerlei factoren beduidend lager kan worden. Of ziet spr. dit verkeerd Aanvankelijk was het, aldus de heer Rutkens, niet direct onze bedoeling om te spreken over de bewaar plaats voor kinderen. Wij zijn van mening, dat wel gebleken is, dat hieraan behoefte bestaat en dat deze behoefte zich in de toekomst steeds meer zal doen ge voelen. Wat het subsidie betreft, dit moet o.i. blijven, zoals het op dit ogenblik is en wij zouden het college in overweging willen geven om er rekening mede te houden, dat het grootste deel men kan wel zeggen zo'n 98% kinderen is, die daar gebracht worden door moeders, die dagelijks uit werken moeten gaan om de huishouding mee in stand te houden en zo mo gelijk vooruit te helpen. Wat dat betreft, is deze instelling dus afgestemd op de belangen, die men er mee wil dienen. Kan echter de uitbreiding van het aantal ter bewaring gegeven kinderen een omvang gaan aan nemen, waar misschien de ruimte niet erg geschikt voor is? Spr. zou dus ook het college in overweging willen geven om daarmede bij de indeling van het gebouw rekening te houden. T.a.v. de bejaardensociëteit spreken ook wij de ver wachting uit, dat het subsidie in de exploitatie dusdanig mag zijn, dat het onderkomen en het vertier, dat de ouden van dagen hierin hopen te vinden, tegemoet komen aan de behoeften van deze mensen, die slechts over een smalle beurs beschikken. Wij zijn van mening, dat de bestemming van het Nieuwe Stadsweeshuis een juiste is. De heer Kamstra zegt, dat verschillende sprekers al hun verheugenis hebben uitgesproken over dit voor stel om in het Nieuwe Stadsweeshuis de bejaarden sociëteit in te richten en het college zegt ook, dat het meent een goede oplossing voor dit gebouw te heb ben gevonden. Spr.'s fractie deelt deze mening vol komen. Het werk van de Leeuwarder Gemeenschap heeft succes gehad en het is mogelijk geworden om een comité uit de burgerij van brede samenstelling op te richten. Dit comité heeft een bejaardensociëteit dus noodzakelijk geacht en men is nu gekomen tot een voorstel tot stichting daarvan. Spr. c.s. willen graag hun steun aan dit voorstel verlenen. Wat de kinderbewaarplaats betreft, menen zij, dat Leeuwarden daar eigenlijk niet buiten kan. Maar spr. kan zich toch enigszins indenken, dat de heer De Jong dit voorstel niet direct zo vol enthousiasme begroet. Het is natuurlijk moeilijk t.a.v. iedereen, die kinderen in bewaring geeft, precies het waarom te onderzoeken. Niet ieder evenwel die daar kinderen in bewaring geeft, verkeert in de noodzakelijkheid uit werken te gaan en dan is het natuurlijk heel vervelend om een dusdanig groot bedrag als hier voorgesteld te voteren voor dit doel. Maar ondanks die moeilijkheid menen spr. c.s., dat zij voor dit voorstel moeten stem men. Toch zouden zij B. en W. in overweging willen geven, dit geval nog eens even te bekijken. De heer Mani heeft in de vergadering van 22 April 1954, toen de schenking van de voogdij van het Nieu we Stadsweeshuis aan de gemeente ter sprake kwam, namens zijn fractie en daarna persoonlijk iets gezegd en daar wilde hij thans graag even op terugkomen. Hij heeft toen n.l. de hoop uitgesproken, dat voor dit gebouw, deze plek grond, een bestemming zou worden gevonden, die overeenkwam met het werk, dat daar ruim 2y2 eeuw is gedaan. Met de bestemming, die er nu aan gegeven wordt, is dit werkelijk het geval. Spr. had behoefte daarover persoonlijk zijn vreugde in deze raadsvergadering te uiten. Toen hij de tekening van dit project zag, heeft hij zich even afgevraagd, of er wel voldoende aandacht geschonken is aan de toiletinrichtingen. Spr. zou heel graag zien, dat dit onderdeel van het plan nog eens werd bekeken en als ook het college en misschien an dere instanties, die met deze zaak te maken krijgen, van mening zijn, dat hierin niet voldoende is voor zien, dan zullen, zo neemt hij aan, daarvoor wel voor zieningen worden getroffen. Het spreekt vanzelf, zegt de heer J. K. Dijkstra (weth.), dat B. en W., die dit voorstel met een ver heugd hart hebben ingediend, de woorden van de heer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1955 | | pagina 2