4 voorgestelde verlaging voor de filmvoorstellingen en dat ook de heffing voor culturele manifestaties, die men niet als vermaak kan beschouwen, verlaagd moet wor den. Wij zijn van mening, dat vooral de vermakelijk heidsbelasting, geheven op sportgebeurtenissen, grotere verlaging moet ondergaan dan de door B. en W. voor gestelde. Dit voorbehoud willen wij maken voor gym- nastiekuitvoeringen, wedstrijden, veld- en andere spelen in de open lucht, tentoonstellingen, lezingen, voordrach ten en demonstraties. Wij geloven, dat bij het organi seren van sportgebeurtenissen niet het vermaak op de voorgrond staat, maar dat toch zeer zeker de lichame lijke ontwikkeling en de opvoeding hoofddoel zijn; dit moet o.i. dan ook tot uitdrukking komen in de be lasting, die er op geheven wordt. Spr. gelooft, dat men dit niet zonder meer gelijk kan stellen met een film van ,,Watt en V2 Watt". Wij zijn ook van mening, dat de verlaging van heffing zich moet uitstrekken tot tentoonstellingen, vooral ook, omdat bij tentoonstellingen niet altijd di rect het vermaak op de voorgrond staat. Dit is evenzo het geval bij lezingen en voordrachten en demonstraties; deze worden nu eenmaal niet georganiseerd, omdat men daar alleen maar vermaak bij wil zoeken. Het spijt ons, dat B. en W. in hun raadsbrief moeten mededelen, dat ze van mening zijn, dat een verlaging van de be lasting voor culturele manifestaties niet in overweging dient te worden genomen, omdat het stimuleren van deze en dergelijke zaken op andere wijze moet ge schieden. Wij zijn van mening, dat hier gestimuleerd en geactiveerd moet worden, mede door het verlagen van de belasting, opdat de verenigingen die hierbij een or ganiserende rol spelen de entrée op een dusdanige wijze kunnen stellen, dat iedereen de gelegenheid krijgt om ook werkelijk deze culturele manifestaties bij te wonen, wat nu niet altijd het geval is; de belasting, die ge heven wordt, vormt vaak nog een struikelblok. De heer Tiekstra (weth.) gelooft namens het college te mogen spreken, als hij zegt, dat hij met zeer veel waardering heeft kennis genomen van de verheugenis van de heer Van der Veen. Het is vanzelfsprekend, dat het college, toen duidelijk werd, dat de financiële po sitie der gemeente het mogelijk maakte tot verlaging van belasting over te gaan, graag dit voorstel aan de raad heeft gedaan, ook al, omdat destijds de verhoging van deze belasting gegrond werd op het feit, dat aan de gemeenten een groter deel van de belasting moest toevallen in de plaats van de door het Rijk oorspronke lijk gedachte heffing. Die grond is thans aan deze be lasting ontvallen. Spr. gelooft, dat het juist is, dat er een einde is gemaakt aan de discriminatie van de film voorstellingen; men mag nu opnieuw een soort gedif ferentieerd belastingstelsel invoeren op het terrein van de vermakelijkheidsbelasting, maar daar voelt het col lege niets voor. Spr. gelooft, dat het juist is een een voudig systeem te hebben, dat ieder op gelijke wijze behandelt. Op de vraag, of verschillende manifestaties gesteund behoren te worden, antwoordt spr., dat deze geval voor geval moeten worden bekeken. De gemeente moet het hierbij niet zoeken in verminderde ontvangsten, maar in verhoogde uitgaven, afgescheiden van de vraag, of de verordening op de vermakelijkheidsbelasting onthef fingsmogelijkheden kent voor bepaalde gebeurtenissen, bijv., die, welke een levensbeschouwlijk karakter dra gen enz. De verordening kent ook nog restitutiemoge lijkheden. Wat de sportgebeurtenissen betreft, spr. meent, dat op de uitgavenkant van de begroting grote bedragen voorkomen, waarmee het gemeentebestuur blijk heeft gegeven, dat het sportbeoefening in hoge mate wil steunen. En als er bij bijzondere gelegenheden aanleiding tot ontheffing der vermakelijkheidsbelasting zal bestaan, zal men voor georganiseerde manifestaties van grote omvang niet onmiddellijk aan dovemansoren of op gesloten deuren kloppen. De heer Rutkens meent, dat er een lagere heffing moet komen voor deze ge beurtenissen. Spr. gelooft te kunnen volstaan met te zeggen, dat het college duidelijk heeft aangetoond, dat zal moeten worden volstaan met één heffing van 20% voor alle gebeurtenissen, met uitzondering van Neder landse films, waarvoor een heffing van 10% is voor gesteld. De heer Rutkens zegt, dat de wethouder het niet met hem eens kan zijn en tot uitdrukking brengt, dat dit niet alleen zijn mening is, maar ook die van het college. Wij hebben, aldus spr., in eerste instantie ge zegd, dat wij verlaging van de heffing voor filmvoor stellingen toejuichen. Er is echter een uitzondering gemaakt voor de vertoning van Nederlandse films en wij juichen dit in het bijzonder toe. Maar waarom nu alleen bij Nederlandse films deze uitzondering gemaakt wordt (De heer Tiekstra (weth.): En niet voor Rus sische films!) en niet eveneens voor Nederlandse ge beurtenissen, die door onze landgenoten in Leeuwarden georganiseerd worden, alhoewel men daar natuurlijk niet de conclusie uit moet trekken, dat spr. op het standpunt staat, dat, wanneer bij bepaalde gebeurtenis sen buitenlanders zouden zijn betrokken, er een hogere belastingheffing zou moeten plaatsvinden. Hij begrijpt de maatregel t.a.v. de Nederlandse films en ondersteunt die volkomen, maar wij zijn, aldus spr., van mening, dat men de sport- en andere gebeurtenissen, door ons in eerste instantie genoemd, daarmee gelijk moet stel len. De wethouder is daar niet mee accoord gegaan. De organisaties zullen dus diens antwoord aan spr. in haar oren moeten knopen. De heer Tiekstra (weth.) kan nog een poging wagen om de heer Rutkens de zaak duidelijk te maken, maar spr. denkt, dat hij hem toch niet overtuigt. De heer Rutkens begint nu eenmaal met een kleinigheid te ver waarlozen. Die éne belangrijke kleinigheid is n.l., dat dit voorstel de gemeente f 40.000,per jaar kost. Een verlaging van het heffingspercentage over de gehele linie zou weer veel minder inkomsten opleveren. Beoordeling, of bepaalde gebeurtenissen financiële steun van de gemeente verdienen, kan individueel ge beuren, waarbij de financiële positie van de gemeente ook opnieuw in het geding kan worden gebracht. Of die gebeurtenissen van zodanig belang zijn, dat een bepaalde ontheffing moet worden verleend en of de financiële positie zulks toelaat, is dan echter een twee de. Spr. heeft gevraagd, of de heer Rutkens ook Rus sische films onder de heffing van 10% wil laten vallen, maar dan zou Nederland natuurlijk eerst geannexeerd moeten zijn! Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 23 (bijlage no. 37). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 Maart 1955 RAADSVERGADERING van Woensdag 9 Maart 1955 Aanwezig: 29 leden. Afwezig: de heren Hartstra, G. de Jong, W. M. de Jong, Van der Meer, Schootstra en De Vries. Voorzitter: Mr. A. A. M. van der Meulen, burge meester. Te behandelen punten 1. Vaststelling van de notulen van de vergadering van 27 October 1954. 2. Mededelingen. 3. Voorstel tot het benoemen van een leraar in de geschiedenis in tijdelijke dienst aan de Middelbare School en H.B.S. voor Meisjes (bijlage no. 65). 4. Voorstel tot aankoop van de percelen Houtstraat nos. 74 en 92, van W. E. Vahrenkamp te Voorburg, resp. J. Th. Bottinga te Giekerk (bijlage no. 49). 5. Voorstel tot aankoop van de percelen Panwerk nos. 9, 11 en 13, van D. en Th. D. Schipper te Heeren veen (bijlage no. 63). 6. Voorstel tot aankoop van de percelen Camstra- buren no. 129 en Dekamastraat nos. 1 en 3, van mevr. G. Muntendam-Smids e.c., alhier (bijlage no. 50). 7. Voorstel tot aankoop van een perceel grond, ge legen aan de Van Roonhuysestraat, van H. J. Visser, alhier. (bijlage no. 51). 8. Voorstel tot aankoop van een perceel grond, ge legen ten oosten van de Verlengde Schrans, van mevr. A. G. Buma-Albarda en mevr. A. M. C. van der Minne- Buma, beiden alhier (bijlage no. 52). 9. Voorstel tot aankoop van een perceel grond, ge legen in Leeuwarden-Zuid, ten noorden van het Van Harinxmakanaalvan het Rooms-Katholiek Armbestuur, afdeling Wezenfonds, alhier (bijlage no. 53). 10. Voorstel tot het verhuren van een aantal per celen tuingrond, aan O. B. Hoekstra en de Vereniging van Volkstuinders te Huizum (bijlage no. 57). 11. Voorstel tot het verhuren van de kiosk in het noordelijk gedeelte van de centrale autobushalte op het Wilhelminaplein, aan H. Brunsting, alhier (bijlage no. 60). 12. Voorstel tot het verpachten van een aantal per celen bouw-, wei- en gardeniersland (bijlage no. 55). 13. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een perceel bouwterrein, gelegen aan de Zuidzijde van de Verdistraat, aan de C.V. Bouwmaatschappij „Leeu warden", alhier (bijlage no. 54). 14. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het door T. J. Zeinstra, alhier, ingestelde beroep tegen de weigering van de door hem gevraagde bouwvergun ning voor de bouw van een stenen schuurtje achter zijn woning (bijlage no. 62). 15. Voorstel tot het garanderen van de betaling van hoofdsom, rente en aflossing van een door de stichting „De Nieuwe Leeuwarder Jachthaven" met de Alge- meene Priesche Levensverzekering Maatschappij te sluiten geldlening (bijlage no. 64). 16. Voorstel tot het aanschaffen van een volauto matische ladderauto ten behoeve van de brandweer (bijlage no. 56). 17. Voorstel tot het bouwen van 69 étagewoningen aan de Valerius- en de Corelli straat (bijlage no. 58). 18. Voorstel tot het verbeteren van de straatver lichting op diverse trajecten voor doorgaand verkeer (bijlage no. 59). 19. Voorstel tot het aanleggen van straten in het uitbreidingsplan-Zuid-West I (bijlage no. 61). 20. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een cre- diet voor het verbeteren c.a. van bet zwembad „Grote Wielen" en tot het verlenen van medewerking aan de oprichting van een stichting tot exploitatie van dit zwembad (bijlage no. 66). 21. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een cre- diet van f 35.000,ten behoeve van de herdenking van de bevrijding van ons land, op 5 Mei 1955 (bijlage no. 67). 22. Voorstel tot het wijzigen van de gemeentebe groting, de begroting der openbare werken, van het grondbedrijf, van het woningbedrijf en van de energie bedrijven, voor het dienstjaar 1955. Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Punt 2. De Voorzitter deelt mede A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben goedgekeurd 1. de raadsbesluiten van 8 December 1954 tot wijziging- van de begroting van het woningbedrijf en het grond bedrijf voor het dienstjaar 1954; 2. de raadsbesluiten van 5 Januari 1955: a. tot het afstaan in erfpacht van een perceel bouw terrein, gelegen aan de noordzijde van de Boer- haavestraat, hoek Frederik Ruyschstraat, aan het St. Lucia-gesticht te Rotterdam; b. tot wijziging van de gemeentebegroting en de begroting van de gemeentereiniging, het grond bedrijf, de openbare werken, het openbaar slacht huis, het woningbedrijf en de energiebedrijven, voor het dienstjaar 1955; 3. de raadsbesluiten van 26 Januari 1955 tot wijzi ging van de gemeentebegroting en de begroting van het grondbedrijf en de energiebedrijven, voor het dienstjaar 1955. Voor kennisgeving aangenomen. B. dat zijn ingekomen: a. rapporten omtrent kasopneming en controle van de administratie van het openbaar slachthuis, de open bare werken, het woningbedrijf, de energiebedrijven, het grondbedrijf, de gemeentelijke dienst voor so ciale zaken, de woningstichting „St. Joseph" en de woningbouwvereniging „Beter Wonen"; omtrent controle van kas en boeken van de gemeente ontvanger en omtrent controle van de administra tie van de ambtenaar, belast met de controle op- en de inning van de vermakelijkheidsbelasting; b. een besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland van 3 Januari 1955, goedgekeurd bij Koninklijk Be sluit van 15 Februari 1955, waarbij de jaarwedde van de wethouders der gemeente Leeuwarden, te re kenen van 1 October 1954 af, nader wordt vastge steld op f 8500, c. bericht van verhindering van de heren Hartstra, W. M. de Jong, Van der Meer, Schootstra en De Vries. Voor kennisgeving aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1955 | | pagina 1