4 leen om een mode-uitdrukking te gebruiken het klimaat enigszins bevorderen, waardoor de midden- standsbedrijven zich kunnen vestigen. Spr. gelooft, dat het daarmee voor de gemeente uit moet zijn. Intussen zal de aansporing om het probleem met hernieuwde en verscherpte aandacht te bekijken onge twijfeld bij spr. en ook bij de stedebouwkundige afde ling van openbare werken en verder bij het gehele col lege van B. en W. een zekere indruk nalaten, geba seerd op het belang van het onderwerp. De heer De Jong heeft voorts nog de financiële re geling in zijn betoog betrokken, maar spr. ziet in de zen niet een rechtstreekse taak voor de gemeente. De heer Drentje dankt de wethouder voor diens dui delijke uiteenzetting n.a.v. zijn vragen. Spr. moet daar echter uit concluderen, dat er geen plaats is voor de door hem bedoelde twee mogelijkheden naast elkaar, nij verneugt zich zeer, dat beide mogelijkheden aan wezig zijn. In de omschrijving, die in de stukken voor komt, is voor een speelterrein 4000 m- bestemd en een normale speeltuin is al 4000 m-' groot. Nu kan men wel een klein speeltuintje maken met een kleine speelweide en ook wel een behoorlijke speelweide en geen speeltuin en omgekeerd, maar meer is er niet aan te doen en spr. blijft het een fout vinden. Hij troost zich intussen met de gedachte, dat het gemeentebestuur de recrea tieve functie van de gardenierslanden zo ruim inter preteert, dat men daar voor deze doeleinden nog plaats kan vinden. De heer K. de Jong veronderstelt, dat de wethouder wel verwacht, dat hij na wat deze hem geantwoord heeft, wel op enkele punten moet ingaan. In de eerste plaats op de stelling, dat iedere nieuwe wijk winkels nodig heeft. Ook spr. weet, dat die economische behoefte bestaat, maar wanneer de wethouder van die stelling uitgaat, vergroot hij de wanorde, die er al is. Dan kon het gevolg wel eens zijn, dat de 20% overbezetting, die spr. in eerste instantie noemde, nog groter wordt. Volgens hem heeft de overheid de taak er aan mede te werken, de disharmonie, die hier of daar ontstaat, tegen te gaan. Spr. gelooft, dat naar a.r. inzicht wel ter dege verdedigd kan worden, dat de overheid oog voor deze problemen moet hebben en dat niet zonder meer gezegd kan worden: daar hebben wij niets mee te ma ken. Wat spr. in dezen in de schoenen geschoven wordt, doet hem haast vrezen: wat denkt de wethouder wel van mij Spr. heeft echter niet bedoeld, dat de overheid hier sanerend moet optreden. Hij heeft alleen gezegd: wanneer de wethouder van de veronderstelling uitgaat, dat in de nieuwe wijken winkels moeten komen, dan kan hierdoor overbezetting ontstaan en dan heeft de overheid de taak door bemiddeling te trachten te be reiken, dat die overbezetting niet bevorderd wordt, maar dat er toch wel winkels in de nieuwe wijken komen. Men behoeft het ook direct niet weer zo te stellen, dat de overheid als leidster van het maatschap pelijk verkeer moet optreden. Spr. heeft dit gezegd: er zijn verschillende belangen, die hier samenspelen. En hij heeft gevraagd: in hoeverre kan de overheid, die in dezen ook een zeker belang heeft, hier oog voor hebben en meer dan tot dusverre meespelen? Een ge meente als Zwijndrecht plaatst advertenties: wij wil len graag winkels hebben, enz. Dat gaat spr. ver ge noeg, maar tegen een beetje meer vooruitstrevendheid op dit gebied is geen bezwaar. Als de overheid winkels bouwt, dan mag toch ook aangenomen worden, dat er voldoende voorlichting gegeven wordt. Men bouwt ook maar niet lukraak; het moet in het uitbreidingsplan passen. Spr. meent, dat hier overleg gepleegd moet worden. Hij geeft een concreet voorbeeld: In het Wes ten zijn dagwinkels gepland en de gemeente zit er mee: er is geen middenstander die deze wil hebben. Dat is dus mis geweest. Moet nu het desbetreffende uitbrei dingsplan gewijzigd worden? Het was veel juister ge weest tijdig overleg te plegen; dan was wijziging niet nodig geweest. De zaak ligt niet zo gemakkelijk en spr. wil er zich maar niet zo van af maken. Hij is het eens met de wethouder, als deze zegt: het klimaat moet geschapen worden. Meer vraagt spr. ook niet. En wat valt daar onder? O.a. het gemeenschappelijk trachten uit de impasse te komen. Als de wethouder zegt: deze zaak heeft de aandacht, die ze verdient, dan is spr, blij. Hij heeft wel eens de indruk, dat zulks in liet verleden niet altijd het geval is geweest. Het verheugt spr. dus ook, dat deze kwestie nog eens in het bijzoner voorwerp van bestudering zal zijn; het is een zaak van te groot gewicht dan dat men er hier al te licht over heen zou stappen. De heer Van der Schaaf (weth.) antwoordt de heer Drentje. die het een fout blijft vinden, dat hier niet meer ruimte is opengehouden voor speelweide en of speeltuin, dat er in het gemeentelijk apparaat mensen zijn, die zeggen, dat een speeltuin van 2000 m- nog niet belachelijk klein is. Over klein en groot moet men vanavond maar niet twisten; met een ruimte van 4000 m- kan natuurlijk wel wat gedaan worden. Een andere kant van deze kwestie is, dat niet be bouwde grond onherroepelijk financiële consequent es heeft t.a.v. de grondkosten voor de woningbouw e.d. Dus hoe meer men de oppervlakte onbebouwde grond opschroeft, hoe hoger de grondkosten voor woning bouw worden, hoe hoger de huur, enz. Dat zijn reper cussies, die de heer Drentje niet noemde, maar die hij wel wist. De heer De Jong heeft wat hij primair heeft gestéld nog eens onderstreept. En het verschil tussen hem en spr. is niet zo erg groot. Het moet trouwens ook niet groot zijn. (Gelach.) Spr. blijft het zo zien, dat, wan neer door de overheid een nieuw stadsdeel wordt op gezet, de behoefte aan winkels beoordeeld moet wore en naar dat stadsdeel. Immers en dat heeft de heer De Jong misschien wel in zijn gedachtengang betrok ken, maar niet in zijn betoog naar voren gebracht daar komen mensen al of met uit andere stadsde en in de nieuwe wijken wonen. Er heeft dus een zekere verschuiving of een toeneming van het aantal bewo ners plaats. Dat is een economisch proces, waarbij de overheid slechts in zeer beperkte mate regelend kan optreden. De heer De Jong dringt er op aan, dat de overheid iets actiever moet zijn; spr. is bereid te overwegen, in welke mate dat kan geschieden. Het geven van voor lichting zou in elk geval niet kwaad zijn. Het mee spelen van een zekere rol kan dan ook met alle moge lijke voorzichtigheid nog eens in overweging worden genomen, hoewel spr. er bij blijft, dat de eerste taak in dezen zeer bepaald ligt bij de middenstandsorgani saties. Het is natuurlijk een vreemde figuur, als een gemeente-ambtenaar bijv. bij een winkelmannetje of -vrouwtje Achter de Hoven zou komen met de mede deling: „Nu moet U er uit." De heer De Jong schudt gelukkig het hoofd. Dan zegt de heer De Jong nog: Wij zitten t.a.v. de dagwinkels in het Westen met de gebakken peren. Zo wil spr. het niet noemen. Die peren zijn nog niet hele maal rijp. (Gelach.) En toch zal er t.z.t. in de nieuw bouw van het Westen wel een flinke middenstander (misschien flinker dan de heer De Jong zich kan den ken) een zaak beginnen en zich daar na enige jaren een keurig bestaan hebben opgebouwd. Het gaat niet zo vlug met die winkels daar, maar dat het een hope loze zaak is, waarmee men in de maag zit, dat onder schrijft spr. niet. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 16 t.e.m. 20 (bijl. nos. 219, 224, 213, 215 en 222). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 227). De heer Mani wil zich namens de fractie van de P.v.d.A. graag aansluiten bij de waarderende woorden van de raadsbrief t.o.v. het herdenkingscomité, dat het initiatief nam tot de oprichting" van dit monument. Niet alleen omdat hiermede inderdaad een grote zoon van Friesland wordt geëerd in verband met het vele, dat hij voor Friesland op agrarisch gebied heeft gedaan en aan wie ook de gemeente Leeuwarden zeer veel te danken heeft, maar ook omdat het monument kan bij dragen tot verfraaiing van de stad, zullen spr. c.s. gaar 5 ne stemmen voor het beschikbaar stellen van een be drag. Daarmede kan de gemeente het monument een goede entourage geven en ook de verdere verzorging en van op zich nemen. De hear Van der Meer wol him, ek üt namme fan syn fraksje, graech oanslute by de wurdearjende wur- den, dy't de hear Mani sprutsen hat, mar hy soe de klam lizze wolle op it earste diel fan dy wurden. De Voorzitter zegt, dat het vanzelf spreekt, dat het college met genoegen heeft gehoord, dat dit voorstel zoveel instemming bij de raad heeft gevonden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 228). 1 De heer IJtsma c.s. betreuren het, dat tegelijk met de verbetering van het Schapen dijkje niet een parkeer plaats kan worden aangelegd, omdat de grond, die daar voor aangekocht zal moeten worden, te duur is. Zij zijn van mening, dat die parkeerplaats toch in een behoefte zal voorzien en ook de deskundigen op dit gebied: de Commissaris van Politie en de Directeur der Openbare Werken, staan op dit standpunt. De parkeerplaats zal er op den duur toch moeten komen en een latere aan leg zal meer kosten met zich brengen dan een aanleg tegelijk met de verbetering van het Schapendijkje. Het zou dus verstandig zijn er nu toe over te gaan. Is het standpunt van de eigenaar onherroepelijk of is er met hem nog over te spreken om tot een redelijke prijs te komen? Er wordt hier nogal eens het begrip gemeen- schaps- of burgerzin ter sprake gebracht. Misschien heeft dit woord voor hem ook een bepaalde betekenis. De Commissaris van Politie vindt het noodzakelijk, dat de rijwiel bergplaats uitgebreid wordt. Spr. heeft daar in de raadsbrief niets over gevonden. Mag hij aannemen, dat dit reeds is geschied of wordt dit ook uitgesteld De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat wat de heer IJtsma heeft opgemerkt ook B. en W. bij de over weging van dit voorstel niet is ontgaan. Wanneer men nu die parkeerplaats zou kunnen aanleggen, zou men van het kleine stukje grond, dat daarvoor nodig is, nu al genot kunnen hebben en nog goedkoper uit zijn dan wanneer men later tot de aanleg moet overgaan. De heer IJtsma zal echter inzien, dat, wanneer men begint voor deze grond een prijs te geven, zoals die werd ge vraagd, dit zekere prijszettende gevolgen voor de grond in deze gemeente zou kunnen hebben, die bepaald niet te verantwoorden zijn. Vergeleken bij de grondprijzen, zoals die voorkomen in een der voorstellen van de agen da, zou het nergens op lijken en daarom hebben B. en W. niet de vrijmoedigheid kunnen vinden om met een voorstel tot aankoop van deze grond tegen de ge vraagde prijs bij de raad te komen. De heer IJtsma vraagt, of het standpunt van de eigenaar onherroepe lijk is; spr. hoopt, dat hij tot een ander inzicht zal komen. Niets veranderlijker dan een mens, wordt wel gezegd en de kans bestaat, dat deze kwestie te eniger tijd tot een oplossing komt. Het is echter niet verant woord om do verbetering van het Schapendijkje langer uit te stellen, in afwachting van een te herziene hou ding van de grondeigenaar. Ten slotte is er een vraag i.z. uitbreiding van de rij wielbewaarplaats. Die is in dit voorstel niet begrepen en eigenlijk mag spr. er dus niet over praten. Toch wil hij er iets van zeggen. B. en W. zullen nagaan, of die zodanig urgent is, dat zij ook hieromtrent een voorstel aan de raad moeten doen. Er is te dien aanzien in het ;college ook nog niets beslist. I De heer IJtsma had dit antwoord van de wethouder wel verwacht. Hij ziet wel in, dat het kopen van een ^dergelijk klein stukje grond voor een abnormaal hoge prijs zekere consequenties zou meebrengen. Maar het is misschien wel goed, dat over het feit. dat er met de eigenaar niet valt te spreken over het afstaan van deze grond tegen een billijke prijs, in een openbare raads- Ivergadering iets wordt gezegd. Spr. zou met de toezegging van de wethouder i.z. de rijwielbewaarplaats genoegen willen nemen. Hij gelooft, dat uitbreiding hiervan mogelijk is; er is wel een strook grond, waarop een behoorlijk overdekte rijwielbewaar plaats mogelijk is. Spr. hoopt, dat er de nodige aan dacht aan geschonken wordt. De heer Van der Schaaf' (weth.) antwoordt, dat er op dit ogenblik geen mogelijkheid is om de parkeer plaats te zamen met de wegverbetering tot stand te brengen. De eigenaar van de grond staat op het stand punt, dat het voor hem ook prijsbepalend is, als hij met een lagere prijs genoegen neemt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 23 (bijlage no. 229). De heer Stobbe heeft niet het minste bezwaar tegen de verplaatsing van de halte op het autobusstation. Dat zal ook zijn gebleken uit het advies van de Com missie voor de Openbare Werken, dat bij de stukken heeft gelegen en waarop spr.'s naam voorkwam. Hij is er ten zeerste erkentelijk voor, dat B. en W. al het mo gelijke doen om te zorgen voor de veiligheid van het wandelende publiek. Het zij spr. echter toegestaan te zeggen, dat dit voorstel, wanneer het straks gereali seerd zal zijn, niet zal leiden tot de oplossing. Er zullen bij het publiek nog verschillende vragen open blijven. De een zal er dit en een ander dat over hebben op te merken. En misschien is er wel iemand, die zal zeggen: Och, waar lijkt dat nu weer op? Spr. had reden om afgelopen Zondag op het autobusstation aanwezig te zijn en heeft toen de situatie eens opgenomen. Hij heeft zich daarbij in hoge mate geërgerd aan de houding van het publiek. Het bewoog zich voor een deel uit de rich ting Sophialaan naar het autobusstation en voor een ander deel van het spoorstation in die richting. Het maakte geen gebruik van het 4 V2 m brede trottoir naast de goederenloods, maar stapte voor de kettingen langs op de rijweg. Daar kwam nog bij, dat twee volle bussen bij het groene haagje stonden spr. weet niet, of dat toegestaan is of niet en de situatie was van dien aard, dat het een wonder mag heten, dat hier geen ongeluk is gebeurd. Spr. meende dit in het openbaar te moeten zeggen. Hij kan zich eigenlijk de houding- van het publiek op meerdere punten in de stad en zeker op het genoemde punt, waar geregeld een zo druk snelverkeer is niet indenken. Nu is spr.'s vraag: kan nog niet worden overwogen, of aan het publiek op die plaats op zeer duidelijke wijze te verstaan wordt gegeven, dat het heeft gebruik te maken van de oversteekplaatsen als enige gelegenheid om aan de andere kant te komen? De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de heer Stobbe waarschijnlijk terecht zijn verontwaardi ging heeft gelucht over de gedragingen van het publiek bij het autobusstation. Het is te overwegen om straks, als de situatie wordt gewijzigd, zoals thans wordt voor gesteld, een duidelijke aanwijzing, als door de heer Stobbe bedoeld, te plaatsen, maar een aanwijzing blijft natuurlijk een aanwijzing- en of het publiek zich daar zeer veel van zal aantrekken, blijft een vraag. Misschien, dat de Voorzitter dit punt nog eens met de politie zou willen opnemen. (De Voorzitter heeft die ge legenheid toch ook eigenlijk niet.) Dan moet dat even blijven rusten. Het lijkt spr. echter wel een punt, dat in overleg met de politie moet worden bekeken. Op vol komen doeltreffende wijze te bevorderen, dat het pu bliek gebruik van de oversteekplaatsen zal maken, is een beetje moeilijk, maar misschien weet de politie er iets op. Het kan eens bekeken worden, maar helemaal bevredigend zal het misschien niet worden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 24 (bijlage no. 207). De hear Van der Meer hat nei oanlieding fan dizze tsjokke bylage in lytse opmerking en wol dizze: As de rie in foroardering oannimt, dan leit dêrmei fansels de ynhald en de strekking (of hoe men it neame wol) dêr-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1955 | | pagina 3