14
15
3e de groep inwoningen met ruim 40.
De stijging is over 2V& maand berekend. De cijfers zijn
opgenomen op 12 maart 1956.
Het zijn precies de 3 groepen, waaruit het woning
tekort moet worden berekend, i.e.: afgekeurde wo
ningen trouwplannen en inwoningen. Het betreft men
sen, die dus niet over zelfstandige woonruimte beschik
ken.
Deze aantallen geven zeer duidelijk de ontwikkeling
van de woningbehoefte in Leeuwarden aan en, gezien
deze ontwikkeling, moet spr. bezwaar maken tegen het
niet gebruik maken van het rechtsmiddel van vorde
ring.
Anderzijds is spr. van oordeel, dat destijds, door het
overleggen van richtlijnen aan de raad, volledig tege
moetgekomen is aan de informaties over de wijze waar
op de toewijzing wordt geregeld, maar het zijn inder
daad niet meer dan richtlijnen. Er bestaat niet iets an
ders. Spr. gelooft dus, dat de vrees van de heer Van
der Veen voor een beleid, dat zich onttrekt aan de be
oordeling, sterk overdreven is. Dat er onrust bestaat,
wil spr. niet ontkennen. De oorzaak moet echter niet
gezocht worden in het beleid, maar in de grote nood
en deze onrust kan niet worden opgeheven, zonder dat
het mogelijk is gemaakt een zodanig woningbouwpro
gramma te ontwikkelen, dat men op basis van de wo
ningproductie de verwachting mag hebben over enige
tijd over een eigen woning te beschikken; voortdurend,
d.w.z. regelmatig, zou dan aan alle woningzoekenden
een toewijzingsschema kunnen worden verstrekt.
Spr. herhaalt, dat zonder het rechtsmiddel van vor
dering het toewijzingsbeleid van B. en W. in feite on
dergraven zou worden.
Wat de inwoning betreft, deze geschiedt nog steeds
op vrijwillige basis en is desondanks gestegen met een
snelheid als door de door spr. gegeven cijfers is ge
ïllustreerd.
De heer Kamstra heeft waardering geuit voor de
publikaties, die van het college zijn uitgegaan over
het vraagstuk van de woningnood. Spr. herhaalt, dat
het van belang is, dat het publiek zo goed mogelijk is
ingelicht over dit vraagstuk. Het verbaast hem bij her
haling, dat kennelijk bij het grote publiek zo weinig
begrip bestaat voor de ernst er van. Maar wanneer men
niet dag in dag uit hiermee geconfronteerd wordt, heeft
men ook niet een duidelijk inzicht in deze kwestie. Spr.
zou eigenlijk willen zeggen: Het wordt tijd, dat men
ook hier in Leeuwarden begrijpt, hoe ernstig het vraag
stuk hier ter stede is. In dat verband zou het mis
schien van belang kunnen zijn, dat op vrijwillige basis
nog eens wat meer mensen een deel van een woning
zouden willen afstaan, opdat jonge mensen zouden kun
nen trouwen. Als het publiek echter aan de ernst van
dit vraagstuk voorbij gaat, is dit niet anders dan langs
de weg van eventuele vordering op te lossen.
Dan heeft de heer Kamstra nog enkele opmerkingen
gemaakt over de straatverlichting. Hij gaat er vermoede
lijk van uit, dat men steeds weer op dezelfde deur moet
kloppen, opdat dit vraagstuk niet vergeten wordt. De
heer Kamstra zal zich echter ook herinneren, dat spr. bij
vorige gelegenheden heeft gezegd, dat het vraagstuk der
straatverlichting in Huizum pas kan worden opgelost,
als beslist is over de vraag, of men kan doorgaan met
het distribueren van geconverteerd gas of op puur aard
gas zal overgaan. In het laatste geval ontvangt de ge
meente vergoeding voor de straatverlichting, die B. en
W. inderdaad graag willen meenemen. T.z.t., in de loop
van dit jaar, zal die beslissing kunnen worden geno
men en dan zal dus ook over de verbetering van de
straatverlichting in Huizum concreet gepraat kunnen
worden.
Dat door de verbetering der verlichting langs de tra
verses het verschil tussen oude en nieuwe verlichting
groter is geworden, is volkomen begrijpelijk, maar B.
en W. zullen te dezen aanzien toch ook blijven reke
nen met de financiële mogelijkheden. Gelet op het in
vesteringsprogram, zoals het is neergelegd in de eerste
wijzigingen van diverse begrotingen, en rekening hou
dende met het feit, dat er een tekort is van 6 ton, zou
den B. en W., als zij op het ogenblik toch kwamen met
een voorstel voor verdere verbetering der stadsver
lichting, eigenlijk iets irreëels doen.
Spr. meent, dat B. en W., als zij zich zullen afvra
gen: hoe zullen wij straks verder gaan, eerst een duide
lijker inzicht moeten hebben in wat de financiële moge
lijkheden hun toelaten. Spr. gelooft hiermee de in
eerste instantie gemaakte opmerkingen wel groten
deels te hebben beantwoord. Hij zou het hierbij willen
laten.
De Voorzitter heeft zojuist wat snel aan de wethou
der van Financiën het woord gegeven en heeft daarbij
tot zijn spijt een verzuim begaan tegenover die raads
leden, die van waardering t.a.v. het beleid van het col
lege hebben blijk gegeven. Hij zou dat verzuim alsnog
graag willen herstellen en namens het gehele college
erkentelijkheid voor de waarderende woorden willen
uitspreken. Overigens is aan spr., zoals steeds, de taak
toebedeeld, om op algemene punten, voor zover die niet
liggen op het terrein van de afzonderlijke portefeuilles,
te antwoorden. Hij gelooft, dat het goed is, om dat
ook vandaag weer te doen, zodat hij eerst zal afwach
ten, wat de andere heren wethouders hebben te ant
woorden en dan zal misschien nog een kleinigheid voor
hem te antwoorden overblijven, op bepaalde punten,
die door verschillende heren zijn aangeroerd. Hij zou
dus nu het woord willen geven aan de wethouder van
openbare werken.
De heer Van der Schaaf (weth.), beginnende bij de
heer Mani, komt allereerst tot de vraag, of in de ge
meente wel voldoende plannen aanwezig zijn voor aan
vullende werkobjecten. Het college is zelf niet hele
maal tevreden over het lijstje, dat in de mem.v.a. is
gepubliceerd. Spr. wil er dan ook wel bij zeggen, dat
B. en W. bezig zijn om te zoeken naar verdere werken,
ook objecten, die misschien niet in de gemeente Leeu
warden zijn gelegen, maar die toch wel een functie als
aanvullend werkobject voor arbeiders uit onze ge
meente zullen kunnen hebben. Wanneer er een ernstige
omslag in de conjunctuur zou komen, dan zal er ook
op een geheel ander terrein wel aanvullend werk te
vinden zijn, n.l. in de waterbouwkundige sfeer, door
het uitvoeren van waterbouwkundige werken als brug
gen e.d. Natuurlijk moeten daarvoor plannen gereed
zijn, maar daar wordt aan gewerkt. De heer Mani
heeft een zekere vrees, dat er, wanneer men er aan toe
is, wel eens een tekort zou kunnen zijn aan deze plan
nen. Spr. acht dat niet uitgesloten. Hij gelooft zelf ook
niet in een welvaart voor altijd. Er kan immers een
zekere crisis of een terugslag in onze economie ont
staan, wanneer door het treffen van grotere sociale
voorzieningen, huurverhogingen en de compensaties, die
daaraan verbonden zijn, het peil wordt bereikt, waarop
Nederland de mogelijkheden van concurrentie met het
buitenland verliest. Dit moet dus het college wel aan
leiding geven om op dit punt zeer diligent te zijn. En
spr. kan de heer Mani verzekeren, dat dit het geval is.
Er is op het ogenblik niet al te veel, maar B. en W.
doen hun best dit aan te vullen en plannen in porte
feuille te hebben.
Spr. heeft verder genoteerd, dat de heer Mani de
verbetering van de Schaverneksbrug eigenlijk in één
geheel wil zien met de vernieuwing van de Prins Hen-
drikbrug, een standpunt, dat het college volstrekt deelt.
Door omstandigheden zijn deze plannen n.l. even uit
elkaar geraakt. Het plan voor de Schaverneksbrug is
iets achterop gekomen, maar in de gedachten van het
college en ook van de dienst wordt dit wel als één
geheel gezien en het is zoals de heer Mani heeft ge
zegd: het effect van een prachtige Prins Hendrikbrug
gaat verloren, als niet tegelijk daarmee de Schaverneks
brug zou worden verbeterd. B. en W. zien dat ver
band dus ook.
Dan is er gesproken over de nieuwe lijn in het beleid
t.a.v. de woningbouw. Spr. zou graag van de Voorzitter
willen vernemen, of hij het wenselijk acht, dat spr. er
nu of op een later ogenblik op ingaat.
De Voorzitter, veronderstellend, dat de wethouder het
wel goed vindt, dat hij even interrumpeert, lijkt het
goed, om, in aansluiting op wat in vorige raadszittin
gen aan de raadsleden is medegedeeld, de raad van
middag om 2 uur in besloten zitting een aantal nadere
mededelingen over de woningbouw te doen. Het is toch
wel wenselijk een paar punten nu nog niet in openbare
vergadering te bespreken. Spr. stelt zich voor, dat dit
niet lang zal behoeven te duren. Als die besloten zit
ting van 2.00 tot 2.30 uur duurt, zal de raad in dit
opzicht wel volledig bevredigd kunnen worden. Spr. kon
digde dit maar even aan, opdat de raad het alvast zou
weten.
De heer Van der Schaaf (weth.), vraagt, of het toch
misschien wel goed is, over enkele dingen, die het al
gemeen belang raken, iets in het openbaar te zeggen.
De Voorzitter heeft daar niet het minste bezwaar
tegen. De wethouder kan zelf wel beoordelen, in hoe
verre openbaarheid hier mogelijk is.
De heer Van der Schaaf (weth.), vervolgend, zegt,
dat door verschillende sprekers een zeer belangrijk
punt is aangesneden, n.l. de wending in het landelijk
beleid, die zich concentreert op de gedachte, dat in het
vervolg de bouwcapaciteit meer op de voorgrond zal
staan en niet het mondjesmaat toekennen van bouw
volume. Het college is erkentelijk voor deze gang van
zaken. Spr. mag wel zeggen, dat hierover achter de
schermen ernstig is gevochten en hij gelooft ook, dat
het op zijn plaats is om hier voor het college van Ged.
Staten alle waardering uit te spreken; die hebben ten
slotte bij de minister toch wel zeer sterk op wijziging
van het beleid aangedrongen en hebben nu enig resul
taat van hun pogingen gezien.
Het contingent voor 1956 wordt dus nu gehandhaafd,
maar als minimum. Voor Leeuwarden wordt aan het
volume van 310 woningen voor 1956 niet meer getornd,
maar er is een mogelijkheid ontstaan, dit te verhogen,
indien het gemeentebestuur kan aantonen, dat daar
voor bouwcapaciteit in de gemeente aanwezig is. Het
beleid moet er nu op gericht zijn, om, afgezien van het
basiscontingent van 1956, dat stamt uit de 3-jarige pe
riode, door het vasthouden van hier ter plaatse aan
wezige regionale bouwcapaciteit de mogelijkheid te
scheppen tot het verkrijgen van volume-verhoging. Op
welke wijze het college daarmee bezig is, kan na de
pauze worden medegedeeld.
De aktie van de stad Amsterdam heeft ook bij B.
en W. afkeuring gewekt en uit publikaties in de kran
ten kan duidelijk zijn, dat zij op dat punt niet hebben
stilgezeten. Zij hebben het niet gezocht in grote protest
telegrammen, die op zichzelf overigens wel de ver
dienste hebben, dat ze de publieke opinie opschrikken.
B. en W. hebben meer het spel gespeeld in overleg
met Ged. Staten; dit college bleek een zeer gezagheb
bende invloed te hebben en waarschijnlijk heeft men in
wezen hiermee hetzelfde kunnen bereiken als met een
openbare aktie.
De wethouder van volkshuisvesting heeft al ge
zegd, dat het college bereid is bij de toewijzing van
woningen aan bouwvakarbeiders in de woningbouw ze
kere stappen te doen.
Welk gevolg, heeft de heer Mani gevraagd, heeft dit
nieuwe beleid voor onze gemeente? Hierover heeft spr.
al iets gezegd en hij hoopt er in de loop van de dag nog
op terug te komen.
Thans komt hij over de opzet van de uitbreidingsplan
nen te spreken, die naar de mening van de heer Mani
te beperkt zijn en deze spitst dat toe door te zeggen,
dat elke nieuwe wijk een winkelcentrum zal moeten
hebben. Het college deelt dit standpunt volkomen. Spr.
verwijst hierbij naar het pas goedgekeurde uitbreidings
plan Greunsweg, waarin 2 winkelcentra van 2 maal
8 winkels zijn geprojecteerd, niet zulke grote centra
dus, maar het plan omvat ook niet een groot gebied.
Hierbij is dus al aan de wens van de heer Mani tege
moet gekomen en spr. kan er nog aan toevoegen, dat
ook bij grotere uitbreidingsplannen bij deze gedachte
zal worden aangehaakt.
De heer Mani hield verder een pleidooi voor het ver
kleinen van de afstand tussen uitvoerenden en publiek
bij voorstellingen in de Prinsentuin. Deze kwestie is
reeds in onderzoek. Ook B. en W. zien het grote belang
in van het aanbrengen van een podium op kortere af
stand van de toeschouwers. Dit geeft meer mogelijk
heden van contact tussen spelers en publiek, hetgeen
de uitvoeringen aanmerkelijk beter tot haar recht zal
doen komen.
De heer K. J. de Jong heeft als tweede spreker de
volkshuisvesting ter sprake gebracht en gewezen op
enkele schaduwkanten van het tot nu toe gevoerde be
leid. Spr. kan zijn woorden wel onderschrijven. De heer
De Jong heeft opgemerkt, dat er kans bestaat, dat
de gemeente in 1957 uit de nieuwe toewijzingsregeling
voordeel zal kunnen trekken in de vorm van een gro
ter beschikbaar volume. Het is niet uitgesloten, dat ook
in 1956 boven het basiscontingent, dat reeds is toege
kend, nog een toewijzing plaats vindt.
Ook de heer De Jong heeft de aktie van Amsterdam
afgekeurd. Spr. behoeft niet te herhalen, dat het col
lege het daarmee eens is. De heer De Jong heeft de
vraag gesteld, of uit onze gemeente al arbeiders in de
fuik zijn gelopen. Spr. meent, dat dat nog niet het
geval is, althans niet in betekenende mate. Het schijnt
zo te zijn, dat is medegedeeld, dat de gemeente Amster
dam globaal gesproken 300 arbeiders uit het gehele land
heeft aangetrokken of in vèrgevorderd contact met
hen is.
Dan heeft de heer De Jong een wat moeilijke vraag
gesteld, n.l. hoe in de afgelopen drie jaar de verhou
ding is geweest tussen de aanwezige bouwcapaciteit en
de verbruikte capaciteit. Wanneer men zegt: er kan
meer gebouwd worden of er had meer kunnen worden
gebouwd, dan ligt het antwoord op de gestelde vraag
daarin natuurlijk besloten. Wanneer en in welke mate
de bouwaktiviteit niet voldoende is geweest, is zonder
meer niet te zeggen. De bouwcapaciteit is samengesteld
uit verschillende onderdelen. Behalve in de woningbouw
zijn er arbeiders werkzaam in onderhoudswerk, utili-
teits- en industriële bouw, enz. Ze is dus verdeeld over
een vrij groot terrein. Een der nieuwe gezichtspunten,
die de minister op 29 februari heeft ingeluid, is, dat
aan de gemeentebesturen een zekere bevoegdheid is
toegekend, om de bouwaktie in andere sectoren dan de
woningbouw af te remmen en deze naar de woning
bouw toe te leiden. Dit gaf aanleiding tot allerhande
moeilijkheden, die niet ontlopen konden worden. In
welke mate derhalve meer bouwcapaciteit naar de wo
ningbouw had kunnen worden toegeleid, is niet exact
te zeggen. Het college streeft er naar de aanwezige ca
paciteit zoveel mogelijk reeds in 1956 aan te wenden
voor de woningbouw.
De heer Van der Veen heeft de regeringen van na de
bevrijding in gebreke gesteld en onbekwaamheid ver
weten. Spr. wil zich daar verder niet over uitlaten. De
heer Van der Veen twijfelt er aan, of de verdeling van
het bouwvolume, zoals die onder de nieuwe regeling zal
plaats vinden, wel rechtvaardig zal zijn. Spr. kan dat
zo niet beoordelen. Hij kan alleen toezeggen, dat elke
mogelijkheid tot verbetering voor de gemeente Leeu
warden tot het uiterste zal worden benut, om daarmee
in te halen, wat het in het verleden te kort is gekomen.
De heer Van der Veen pleit verder voor een grotere
vrijheid voor gemeenten en particulieren. Het is niet zo
erg verwonderlijk, dit uit zijn mond te vernemen. Het
woord „vrijheid" heeft een bekoorlijke klank, maar
spr. moet er toch op wijzen, dat in een toestand van
schaarste een onbeperkte vrijheid tot gevaarlijke toe
standen leidt. Wanneer er volstrekte vrijheid zou zijn,
kan men allerhande, minder geschikte, manipulaties
verwachten. Met enige regeling kunnen deze enigermate
worden afgeremd. Spr. wil graag toegeven, dat het on
bevredigend is, maar dat in deze toestand van schaars
te op woninggebied een volstrekte vrijheid voor elk
individu kan worden verdedigd, waagt spr. te betwij
felen.
De heer Van der Veen heeft verder gesproken over
het erfpachtsrecht; spr. zal hem straks in het kort
even beantwoorden, wanneer de beantwoording van de
heer De Vries aan de orde is. De heer Kamstra heeft
gesproken over de aktie van Amsterdam en over het
overwegvraagstuk. Spr. zou willen voorstellen, om,
wanneer het toe is aan de desbetreffende post, daar
maar op terug te komen. Ook de vraag, of wel over
leg gepleegd is met de Nederlandse Spoorwegen, zou
spr. liever tot dat ogenblik willen bewaren.
De heer Van der Meer heeft in verband met de
kwestie erfpacht-verkoop ook gesproken over vrijheid
en is dus intussen reeds beantwoord.
Dan komt spr. tot de heer Rutkens, die een merk
waardige opmerking heeft geplaatst: deze heeft n.l. ge
zegd, dat hij de aktie van de gemeente Amsterdam niet
afkeurt. Spr. kan daar allerlei redenen voor veronder-