19 De heer Kas heeft deze post bij Openbare Werken ondergebracht, maar zou ook andere bedrijven hierin willen betrekken. Spr. vraagt het college, een verslag van de algemene werkzaamheden van de arbeidsana list te willen verstrekken. De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat de mededeling van de wethouder van Openbare Werken voor de heer Ras misschien wat onbevredigend was, maar ook spr. kan sober zijn in zijn beantwoording. Bij de vorige begrotingsbehandeling heeft hij gezegd, zijnerzijds graag bereid te zijn, in zoverre de inmiddels door de arbeids analist verrichte werkzaamheden en uitgebrachte rap porten zich lenen voor nadere mededeling aan de raad, deze daarover in te lichten, evenals omtrent aard en systeem van het onderzoek door deze functionaris. Spr. wil dit graag in het college ter sprake brengen. Mis schien zal de raad dan van gedeelten van de rapporten van de arbeidsanalist kunnen kennis nemen. De begroting van Openbare Werken wordt, overeen komstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. Aan de orde is de begroting van het Grondbedrijf. De heer W. M. de Jong zou iets willen zeggen bij volgno. 8. Daar is ook over geschreven in de mem.v.a. op het sectieverslag. Spr. c.s. menen, dat, hoewel te praten valt over winst bij de Energiebedrijven en bij ge meentebedrijven in het algemeen, het hier toch eigenlijk niet een bedrijfstype betreft, dat winst moet maken. Het grondbedrijf is wel een bedrijf in begrotingstechnische zin, maar het spreekt hun althans niet toe het is niet te vergelijken met een particulier bedrijf, waar van men zegt, dat er per se winst uit moet komen. Spr. meent dan ook, dat vooral in verband met de duurte van de grond, waarmede men in Leeuwarden toch wel behoorlijk heeft te kampen niet door eigen schuld, maar doordat het gereed maken van bouwterreinen zo duur is - - de gemeente van het maken van winst op dit specifiek begrotingstechnische bedrijf dient af te zien. Het college onderschrijft de mening van spr. c.s. niet en daarmee is het lied eigenlijk uit. Maar zij heb ben toch willen zeggen, dat het maken van winst hun heel weinig toespreekt. Spr. verliest niet uit het oog, dat het wel nodig is een reserve te vormen in verband met wijzigingen in de rentevoet, waardoor het een het ander compenseert. Daartegen heeft hij geen bezwaar, maar hier betreft het een permanente winst van een ton. Het kan minder worden in de toekomst, maar dat. is spr. c.s. toch te machtig en niet in het belang van het algemeen. Op een vraag, die ook in het verslag staat, n.l. deze: Kunnen er mededelingen worden gedaan over de prij zen, waartegen aan kerkgenootschappen grond voor de bouw van kerken beschikbaar wordt gesteld? ant woorden B. en W.Het is nog niet mogelijk hierover thans mededelingen te doen. Nu is het ook niet de bedoeling om dit concreet te weten, maar spr. zou wel willen vernemen, of deze zaak al vordert. Leeuwarden is in dezen niet voorop. Bij de vorige begroting was al door de gemeente Rijswijk besloten om voor die kerkgenootschappen, die daar willen bouwen, een prijs van f 1,voor het gehele perceel te vragen. Dat was toen nog een uitzondering, maar er zijn inmiddels veel meer gevallen te constateren. Het is het college wel bekend, dat men in andere gemeenten verder gaat. Daarover wil spr. het nu echter niet hebben. Tal van gemeenten hebben i.z. subsidie van kerkbouw al een beslissing genomen. Dat zal B. en W. ook niet zijn ontgaan. Ook de gemeente Utrecht heeft onlangs een beslissing genomen, die behoorlijk vooruitstrevend is. Bussum geeft 25 tot een maximum van f 50.000, Spr. zegt dit alleen maar, om hier nog weer in her innering te brengen, dat deze zaak niet speciaal van de kant van spr.'s fractie komt. Wèl zou hij er op willen aandringen, dat het college zo spoedig mogelijk tot een standpunt komt en dat in ieder geval over de beschikbaarstelling van de grond nu weldra een voor stel kan worden verwacht. Het lijkt spr. wel zeer bepaald urgent. De heer Van tier Schaaf (weth.) merkt op, dat de heer De Jong, sprekende over het maken van winst bij het Grondbedrijf, heeft gezegd, dat daar de laatste tijd een niet onaanzienlijke winst is gemaakt. Nu moet men dit wel zien over een iets langere periode, want het in exploitatie nemen van een grondcomplex is niet een kwestie van een jaar of van enkele jaren. Daar spelen meer factoren bij dan die, welke zich in de loop van enkele jaren voordoen. Ook de wisseling van de rentestand doet uiteindelijk haar invloed gelden op deze cijfers. Men kan dus op verschillende wijze een be rekening maken. Men kan het gemiddelde percentage van de rente nemen, waartegen de gemeente leningen aantrekt ter financiering van het Grondbedrijf. Men kan echter ook trachten van jaar tot jaar te berekenen, wat nu de werkelijke rentecijfers geweest zijn, etc. etc. Al met al is dus uit een begrotingenserie van een kort aantal jaren niet zo gemakkelijk af te leiden, of en in welke mate reële winst is geboekt. Overigens is de heer De Jong van mening, dat bij het Grondbedrijf geen winst mag worden gemaakt, een mening, die zich zeer wel laat verdedigen; het college echter heeft geschreven, dat er wel winst gemaakt mag worden, zij het dan in bescheiden mate. Spr. gelooft, dat hij hier niet veel aan toe behoeft te voegen. Dat de duurte van de grond de woningbouw zou belemmeren, is een mening, die misschien in algemeen economisch-theoretische zin wel is te verdedigen, maar of dat inderdaad in Leeuwarden het geval is, is spr. nog niet gebleken. Over het algemeen moet natuurlijk de duurte van de grond wel tot uitdrukking komen in de huur en dat is iets, dat men moet aanvaarden. Het zal echter, wat de uiteindelijke huurprijs betreft, niet zoveel uitmaken, of er nu al of niet een kleine fractie winst op de grond gemaakt wordt; in elk ge val maakt het veel minder uit dan bijv. de stijging van de rente, die opgebracht moet worden voor de kapi talen, die voor de bouw van woningen moeten worden aangetrokken. Wat betreft de kwestie van de uitgifte van grond aan de kerkgenootschappen, heeft de heer De Jong geconstateerd, dat de zaak niet veel vordering heeft gemaakt en dat de gemeente Leeuwarden niet bepaald de voorstap heeft genomen. Die opmerking was juist en de verwijzing naar andere gemeenten illustreert dat ook. Al zou spr. het niet van plan zijn geweest, dan zou het gesprokene van hedenmorgen voor hem op zichzelf al aanleiding zijn, deze zaak nog eens in het college naar voren te brengen en te zien, of een be vredigend systeem kan worden gevonden, gesteld, dat het college en de raad dit zouden willen. Spr. meent hiermede in dit stadium te moeten vol staan. Een verdergaande toezegging kan hij namens het college niet doen. De begroting van het Grondbedrijf, met de daarbij behorende wijziging, wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. Aan de orde is de begroting van de Energiebedrijven. De heer Pols wil even de aandacht vragen voor het toekomstige contract met de provincie. Het is van groot belang op een andere manier te trachten te weten te komen, hoe dit contract uiteindelijk zal lui den, want er zijn verschillende problemen in de secties naar voren gebracht, zoals het spertarief, zakentarief en andere onderdelen, die nu al jaren wachten op de nieuwe verhouding tussen het provinciale en het ge meentelijke bedrijf. Dat dit monopolie-bedrijven zijn, is in het algemeen belang wel juist, maar er zit een schaduwzijde aan, die op het ogenblik naar voren komt. Men kan n.l. niet tot een oplossing komen. Dat heeft tot gevolg, dat er in jaren geen contract tot stand komt. Wanneer de gemeente de mogelijkheid had ge had om met een ander bedrijf te onderhandelen, dan zou men gauwer tot een uitgedragen zaak gekomen zijn. Als men een beetje zakelijk is ingesteld, dan vindt men de briefwisseling tussen het P.E.B. en de gemeente merkwaardig. Men praat langs elkaar heen en komt totaal niet verder. Is er uitzicht, dat men in de naaste toekomst nog eens tot elkaar komt? De hear Santenia soe wol in fraech stelle wolle, ek nei oanlieding fan hwat de hear Pols hjir sein hat. Is it wier, dat yn it foarjier de ündertekening fan dat kontrakt tomjitte sjoen wurde kin? Is it wier, dat dit öfhinget fan it öfgean fan 'e tsjintwurdige direkteur fan it P.E.B. Oan spr. is forteld hy wol dêr graech bifêstiging fan hawwe dat dy direkteur dizze saek persoanlik nochal tsjinhaldt. As dat it gefal is, dan soe men forwachtsje kinne, dat tsjin april-maeije it kontrakt ta stan komme sil. De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat de heren Pols en Santema een belangrijke zaak hebben aangesneden, die in de laatste begrotingszitting van maart 1956 uit voerig is besproken. Op het ogenblik moge spr. vol staan met de mededeling, dat in de tijd tussen de be handeling van de begroting 1956 in maart j.l. en de begroting 1957 van vandaag de onderhandelingen met het provinciaal bestuur over een nieuwe stroomleve- ringsovereenkomst voortgang hebben gevonden, d.w.z. niet alleen schriftelijk, maar ook mondeling. Het eerste resultaat is geweest, dat t.a.v. een vrij grote groep verbruikers hier ter stede een onderzoek is ingesteld naar de gevolgen, als op hen de P.E.B.- tarieven worden toegepast. Het was een omvangrijk onderzoekhet heeft enige maanden in beslag ge nomen. Er is een groot aantal losse krachten voor te werk gesteld. Het resultaat van de vele becijferingen ligt vast en zal verder mede onderwerp van onder handeling uitmaken. Spr. wil wel graag even een paar misverstanden uit de weg ruimen, zoals hij ook in de laatste begrotings zitting heeft moeten doen. Het is vanzelfsprekend, dat de onderhandelingen tus sen het provinciale en het gemeentebestuur plaats hebben en spr. meent, dat ze op dit niveau moeten blijven. De opmerking van de heer Santema blijft uiteraard voor diens rekening. Spr. heeft echter niet de indruk, dat bij voorbaat vaststaat, dat volgend voorjaar de overeenkomst zal kunnen worden getekend. Wel hoopt hij ten zeerste, dat dit het geval zal zijn. Het is hem echter in het geheel niet bekend, dat de afsluiting van de onderhandelingen verband zou houden met de wis seling in de directie van het P.E.B. Hiermee moet spr. toch op het ogenblik volstaan. De begroting van de Energiebedrijven wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. Aan de orde is de Gemeentebegroting. Volgno. 42. Reclame f 5.000, De hear Van der Meer soe inkelde wurdtsjes sizze wolle oer it mapke mei foto's fan Ljouwert; dat is ek al yn it seksjeforslach oanjown. Dit mapke fynt spr. prachtich; de foto's binne neffens syn ynsjoch tige goed slagge. It giet allegearre oer monuminten, mar it libbene monumint üntbrekt, nl. de Fryske tael. Der wurdt yn 'e mem.f.a. sein, dat de minsken, foar hwa't it mapke bistimd is, yn 'e regel gjin Friezen binne en dat it ütslutend oan net-Friezen ütrikt wurdt. It komt spr. foar, dat it likegoed yn it Frysk steld wêze moat. Dan kinne de bisikers tinke: Hé, hwat is dat? Dy minsken hawwe net allinnich moaije monuminten, mar dy brüke ek noch har eigen tael. It komt spr. ek foar, dat it in teken fan selsrespekt wêze soe, as men jins eigen tael yn sok propaganda-materiael net for- jit. Spr. wol der wol tige op oanstean, dat tonei it Frysk der ek in plak yn krijt. Tagelyk soe hy graech eat sizze wolle oer de Europa route. Eltsenien hat yn 'e krante léze kind, dat de Keamer fan Keaphannel der oer gear west hat, mar dizze hat pleite as spr. it goed hat foar hiele Fryslan. De route kin oer Drachten en 't Fean nei de Ofslütdyk gean of oer Ljouwert en wy hawwe, sa seit spr., mei Ljouwert to meitsjen. Hy is der tige wiis mei, dat it kolleezje seit „bereids stappen te hebben ondernomen". As it lije kin, soe hy der graech hwat mear oer witte wolle. It kin ek better wêze der net oer to praten; dan krijt spr. mar gjin andert. De Voorzitter zal namens het college de heer Van der Meer op beide punten antwoorden. Wat het fotomapje betreft, heeft deze in de mem.v.a. wel de opvatting van het college gelezen. Het gaat hier om propaganda tegenover vreemdelingen voor Leeuwarden te maken en dat op een wijze, die naar de opvatting van B. en W. door de vreemdelingen begrepen wordt. Zij hebben dat dus niet gedaan in een taal, die men toch niet kan lezen. Vandaar, dat zij er geen toelichting in het Fries bij gedaan hebben. Bovendien zou het grote technische moeilijkheden heb ben gegeven om in dit geheel nog een verhaal in het Fries te voegen in dezelfde trant als in het Engels, het Duits en het Frans is gebeurd. Het is dus door B. en W. opgevat als een louter praktische vraag en spr. gelooft, dat het, althans bij hun opvatting, weinig te maken heeft met de kwestie van zelfrespect. Hij meent, dat B. en W. zichzelf daarom even goed respec teren als de heer Van der Meer dat bij zijn opvatting doet. Niettemin zou een volgende keer kunnen worden overwogen, of de aanduiding er bij geplaatst zou kun nen worden, dat in Friesland een aparte taal gesproken wordt. Wat betreft de vraag over de Europa-route, het is misschien enigszins moeilijk de heer Van der Meer volledig tevreden te stellen. Over deze kwestie heeft het college naar enige instanties geschreven, o.a. naar het college van Gedeputeerde Staten. Er zijn ook be sprekingen gevoerd met instanties, waarvan men mag aannemen, dat zij, evenals het gemeentebestuur, be langstelling voor deze kwestie hebben. En het spreekt vanzelf, dat het gemeentebestuur van Leeuwarden de nadruk meer heeft gelegd op de route over Leeuwar den. Spr. gelooft, dat hij hiermee wel kan volstaan. De hear Van der Meer wol noch inkelde wurden sizze oer it foto-mapke. It sil de Foarsitter gjin nij dwaen, dat hy it net mei him iens is en dat is dan net oars. As hjir sein wurdt, dat it technysk net kin om in biskriuwing yn it Frysk yn to foegjen, dan kin spr. him wol foarstelle, dat dit lytse gefal net bést yn fiven fordield wurde kin. Mar it minste hie wêze kind, dat men byneed allinnich de nammen fan de monuminten ek yn it Frysk oanjown hie. Spr. bliuwt der by, dat it it gemeentebistjür fan Ljouwert better stien hie, as it ek de eigen tael yn dit gefal brükt hie. De hear Santema kin him fan herten oanslute by syn fraksjegenoat en kin de wurdearring, dy't üt de mem.f.a. blykt, yn it minst net folgje. Neffens spr. is hjir wol deeglik de kwesje fan selsrespekt oanwêzich. As mynhear de Foarsitter mei syn frou earne komt en hy soe allinnich mar himsels foarstelle en syn frou net, dan striidt soks mei alle regels fan it fatsoen. As de stêd Ljouwert de moed net opbringe kin om de eigen tael ta utering to bringen, as de Fryske haedstêd yn dizzen net in eigen lüd heare lit, dan moatte wy, sa mient spr., der net op rekkenje, dat wy troch oaren respektearre wurde. Nei spr. syn idé is dit in dis- kriminearjen fan it plak, dat men as haedstêd fan Fryslan ynnimt. En as op 'e foto's net romte foar 5 talen foun wurde koe, dan wie dat hiel gewoan in typografyske kwestje, dy't foar dy tiid efkes bisjoen wurde motten hie. En dan hie it wol yn oarder komd. Spr. hoecht dochs net to sizzen, dat it Frysk sa njonken- lytsen in tael is, dy't yn de wrald net ünbikend is en yn in lytsere romte gelikense bitsjutting hat as it Nederlansk. Giet men nei de provinsiale bibleteek of nei de bibleteek fan it stêdsarchyf en sjocht men hok- ker wurken yn it Frysk ütkommen binne en men soe troch dizze tekst de frjemdlingen suggerearje, dat yn Ljouwert net Frysk praet wurdt, dan kin spr. net oars as tige skande sprekke fan in antwurd as dat fan it kolleezje. Aensens, by in folgjende ütjefte fan de map, riedt hy B. en W. oan yn oerweging to nimmen de eigen tael dêryn nei foaren to bringen. De Voorzitter kan in tweede instantie wel heel kort zijn. Er is in het begin van deze vergadering gesproken over dingen in het emotionele vlak trekken. Hij ge looft, dat de heer Santema dit zei. Dat is nu hier wel in bijzondere mate gedaan en zeer ten onrechte. Waar toch gaat het over? Over een propaganda-uitgave, bestemd voor vreemdelingen, en tot dusverre is het niet alleen in Friesland, maar in ons gehele land en zelfs in het buitenland altijd de gewoonte geweest om,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 10