26 27 voorwaarden" het zijn er soms 3, soms 33 dan wordt wel nagegaan, of bij de oplevering van het werk aan die voorwaarden wordt voldaan. Dit betreft dus de inrichting van het bouwwerk of wat daarmee annex is. Maar dan ontstaan de moeilijkheden. Spr. zal een voorbeeld noemen. Wanneer er ergens een vetvang- putje is, dan wordt daar bijv. de bepaling voor ge maakt, dat het om de 14 dagen geleegd moet worden; het vet moet dan worden afgevoerd. Men voelt wel, dat controle hierop heel moeilijk is en dat toezicht op al de lopende vergunningen speciaal dan op de na leving van de periodiek terugkerende verrichtingen niet intensief kan worden nagekomen, zonder een aan zienlijke uitbreiding van de dienst van Bouw- en Wo ningtoezicht. Daarom meent spr., dat wel onderscheid bij de be oordeling van de naleving der hinderwetsbepalingen gemaakt moet worden. Nu is spr. gebleken, dat er een zeker samenspel met de dienst van de Arbeidsinspectie bestaat. Wanneer de mensen van deze dienst tegen iets aanlopen, dat niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Hinderwet, wordt dit veelal gerap porteerd aan Bouw- en Woningtoezicht; deze dienst neemt dit dan op en werkt de zaak verder af. De heer IJtsma heeft verder gewezen op ongewenst vooruitlopen op de hinderwetsvergunning, in deze zin, dat sommige bedrijven zich veroorloven maar alvast een zekere machine aan te schaffen en in werking te stellen en naderhand pas een hinderwetsvergunning aan te vragen. Deze gang van zaken komt inderdaad voor en is niet goed te keuren. Wanneer dit dus door de Arbeidsinspectie wordt ontdekt, wordt het mede gedeeld aan Bouw- en Woningtoezicht. Overigens ont dekt deze dienst het zelf ook wel eens. Dan wordt er werk van gemaakt en wordt de zaak formeel afge daan. Spr. herhaalt, dat, wanneer alle mogelijke voorwaar den, ook die betreffende periodieke verrichtingen, zou den moeten worden nagelopen, de dienst belangrijk zou moeten worden uitgebreid en dat is waarschijnlijk in deze tijd niet mogelijk. Dat is eigenlijk hetgeen hier van gezegd kan worden. De heer IJtsma heeft ook nog genoemd de opslag van bepaalde materialen, die soms ook aan het aanzien van de straat afbreuk doet. Dat komt inderdaad voor en spr. moet er bij zeggen, dat het niet altijd mogelijk is daartegen op te treden, omdat in een aantal geval len de betrokken exploitant van een bedrijf in hoger beroep bij de Kroon vergunning heeft gekregen, nadat het gemeentebestuur afwijzend had beslist. De gang van zaken is dus niet geheel en al in handen van de gemeente. Er is een mogelijkheid van beroep en B. en W. hebben enige malen moeten constateren, dat in hoger beroep iets meer armslag werd gegeven dan zij wel wenselijk achtten. De heer IJtsma heeft met zijn opmerkingen over de naleving van de hinderwetsbepalingen zeker niet in de eerste plaats het oog gehad op vetvangputjes. Hij heeft de zaak in groter verband gezien. Hij had zelfs nog nooit van een vetvangputje gehoord. Naast de enkele beroepskwesties blijven er toch al tijd wel kwesties over, die het bezien waard zijn. Het is spr. uiteraard bekend, dat er een bepaald samenspel is tussen de Arbeidsinspectie en Bouw- en Woningtoezicht. Hij gelooft echter niet, dat hij de aan gewezen man is om daar verder over uit te weiden. Zijn bedoeling was enkele euvels te noemen en te vra gen: zou het mogelijk zijn om een iets beter toezicht uit te oefenen Zo ja, dan is spr. al tevreden en dan gelooft hij het wel, wat de vetvangputjes betreft. De heer Van der Schaaf (weth.) wil de vraag, of een iets beter toezicht mogelijk is, graag met de di recteur van de dienst bespreken. Hij heeft het overi gens in de afgelopen maand ook al gedaan, maar wil de zaak nog wel eens onder ogen zien. De heer Pols zegt, dat in een van de secties de vraag is gesteld, of aan het plaatsen van antennes geen paal en perk moet worden gesteld. De techniek staat niet stil en men moet haar ontwikkeling, aldus spr., niet tegenhouden. De overheid steekt zeer veel geld in de verschillende zenders. Spr. noemt de F.M.-zender in Irnsum en de televisiezender, die daar zal worden ge bouwd. Hij gelooft, dat het van belang is, dat de be volking in de gelegenheid wordt gesteld hiervan te profiteren. Televisie en radio hebben altijd nog een voorlichtende taak. Tegen deze voorlichting heeft spr. nog wel enkele bezwaren, maar daar wil hij het hier niet over hebben. Hij zou niet willen spreken over ontsierende antennes, maar wel zou hij in dezen de vei ligheid willen laten meespelen. Hij heeft hierbij het oog op televisie-antennes, die naar beneden zouden kunnen komen. Hij hecht wel waarde aan toezicht op deze an tennes, maar wil de mogelijkheid tot ontvangst geen belemmeringen in de weg leggen. De heer Mani zou in verband met wat de heer Pols heeft gezegd graag een opmerking willen maken. Men kan en zal natuurlijk altijd verschillend denken over de schoonheid, maar alle raadsleden zullen het er toch wel over eens zijn, dat de stellages, die op de daken worden gebouwd, zeker ontsierend werken. Nu is in de eerste plaats de technische mogelijkheid wel aan wezig om op een blok woningen de antennes centraal te plaatsen, waarmee men al voorkomt, dat er op elke woongelegenheid een antenne staat. In de tweede plaats zal het, wanneer de televisie- ontvangst-mogelijkheid in Leeuwarden groter wordt, ook mogelijk worden om zolder-antennes, dus binnen huis-antennes, te gebruiken. Het treffen van een regeling in dit verband zou spr. bijzonder op prijs stellen en daarom is hij met het ant woord van B. en W. in de mem.v.a. zeer tevreden. De heer Stobbe wil zich aansluiten bij de heer Mam. In de tijd, toen de radio tot ontwikkeling kwam, heeft men hier in de raad vanwege de ontsierende werking bezwaren geuit tegen het aanbrengen van antenne masten in massa. En spr. is van oordeel, dat er, om te voorkomen, dat de stad thans volkomen volgeplant wordt met antennes, maatregelen genomen moeten worden. De heer Van der Schaaf (weth.) wil tevens van de gelegenheid gebruik maken om de vragen, die van morgen bij de algemene beschouwingen onbeantwoord zijn gebleven, nu te behandelen. Eigenlijk had dat moeten gebeuren bij volgno. 58, zodat de heer Pols zijn kans enigszins heeft laten voorbijgaan, maar het verband met het thans aan de orde zijnde onderwerp is zodanig, dat het nu wel besproken kan worden. De vraag luidde: hoe staat het met de commissie van ad vies voor de uitbreidingsplannen Presteert deze com missie wel eens wat; wordt van haar diensten gebruik gemaakt en wordt er wel steeds een beroep op haar gedaan De bewuste commissie doet eigenlijk niets anders dan bestaan. Indertijd is de behoefte gevoeld haar in te stellen, maar in de praktijk is gebleken, dat inscha keling niet goed mogelijk is, als gevolg van de inge wikkeldheid van de materie. Het is n.l. een grote kracht toer om een uitbreidingsplan wat men noemt rond te krijgen. Zo'n plan moet tegemoet komen aan alle mo gelijke wensen, die zodanig moeten worden gecombi neerd, dat een aanvaardbaar geheel wordt verkregen. Er moet rekening worden gehouden met de inzichten van talrijke, ook hogere, instanties en tenslotte moet men zoveel mogelijk tot een positief geheel komen, waarbij een financieel sluitende exploitatie van de grondcomplexen mogelijk is. Wanneer dit alles nog zou worden gecompliceerd door inschakeling van een commissie van advies voor de uitbreidingsplannen, dan ontstaat een belangrijke vertraging, die geenszins evenredig is aan het nut van het advies. De heer Pols heeft verder gesproken over antennes en daar heeft ook de heer Mani het zijne van gezegd. Deze antennes bederven in zekere zin het aanzicht van de stad, vooral naar boven, en scheppen daarom inder daad een vrij moeilijk probleem. De raad is het er wel over eens, dat aan de techniek de kans moet worden gegeven ook in onze stad haar weg te vinden en als er antennes voor nodig zijn, zullen zij ook moeten worden toegelaten. De gemeente kan natuurlijk niet zeggen, dat zij geen F.M.- of televisietoestellen in de j' j fr*.r* r- <6 stad wil, omdat zij geen antennes wil gedogen. Dat zou een onhoudbaar standpunt zijn. Wel is het van groot belang en te dezen opzichte wil spr. zich aansluiten bij de heer Mani dat het aanbrengen van antennes zo veel mogelijk moet worden beperkt en gereguleerd. Het college werkt er daarom graag aan mee, om in bepaalde woningblokken, bij grote complexen, voorzie ningen te treffen van centrale antennes etc., waarmee door leidingen in alle woningen verbinding tot stand gebracht kan worden. Dat is naar spr.'s mening de oplossing voor dit geval, terwijl ook, wanneer het net van uitzendstations dichter is geworden, een belang rijke stap voorwaarts gedaan kan worden door het aanbrengen van antennes binnenshuis: zolderantennes, zoals de heer Mani ze noemt. Verder is er de kwestie of de mensen, die in over treding zijn, ook geverbaliseerd moeten worden. Spr. wil hier niets van zeggen, omdat dit een zaak der politie is. Overigens heeft de heer Pols nog gezegd, dat toe zicht op de veiligheid wel gewenst is. Hierbij wil spr. zich gaarne aansluiten. Spr. constateert, dat de heer Mani hem eigenlijk al van te voren enige steun heeft geboden en daarvoor is hij hem erkentelijk. En hiermede is ook de heer Stobbe wel beantwoord. De heer Pols zegt de wethouder hartelijk dank voor het feit, dat hij hem „na sluitingstijd" nog even heeft ingelicht i.z. de commissie voor de uitbreidingsplan nen. Spr. stelt dat zeer op prijs. Spr. weet, dat er bij het college niet veel belang stelling voor deze commissie bestaat. Dergelijke com missies hebben de eigenaardigheid, dat men ze gemak kelijk kan instellen, maar dat het een hele toer is om ze kwijt te raken. Spr. zou willen voorstellen deze commissie maar te begraven. Dan zijn we daar ook weer af, zo vindt hij. Voor de nog levende commissies echter zou hij medi cijnen ter opwekking willen beschikbaar stellen. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat het voor stel om over te gaan tot de begrafenis van de com missie voor de uitbreidingsplannen de bekoring van het nieuwe heeft en spr. wil dus graag in overweging ne men, of het niet wenselijk is, hier maar toe te besluiten. Daardoor zal dan jaarlijks een punt minder op de agenda prijken. Volgno. 150 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 164. Sanering stadswijken f 16.910, Toen wij, aldus de heer Ras, geruime tijd geleden met de raad op excursie waren in Enschede, hebben wij kunnen zien, dat men daar in de binnenstad laat het zijn door omstandigheden en dat men anders niet de mogelijkheid had gekregen tot een geheel nieuwe opzet is gekomen. De heer Pols heeft zojuist buiten de orde over de sanering van de binnen stad gesproken en daar wil spr. zich graag bij aan sluiten. Spr. heeft bij dit volgnummer in de sectie de vraag gesteld, of er al een kernplan is voor de binnenstad. Hij denkt hierbij bijv. aan de Kerkstraten, de Hoog straten, de Speelmansstraat en de mogelijkheid om hier een prachtig stadsdeel te maken. Nu blijven spr.'s gedachten niet alleen bij deze straten stilstaan; hij denkt ook aan andere wijken in de „city", dus tussen de grachten. Voorts vraagt hij, of de mogelijkheid bestaat, dat de raad in dit verband binnen niet te lange tijd een voor stel krijgt op het gebied van verkeerswegen, waar ook de heer Pols over sprak. Het idee van de aanleg van kleine tuintjes e.d. op vrijkomende plaatsen vindt hij zeer aanlokkelijk. Heel vaak blijkt, dat ruimte, die ter beschikking van de gemeente zou kunnen komen, in handen komt van particulieren, die daar op hun manier bouwen. Daarom zou spr., voordat er een structuurplan ter zake komt, B. en W. in overweging willen geven de vrijkomende ruimte in de binnenstad niet meer te laten bebouwen. Dan kan de gemeente daar straks ruimte houden. De heer Van der Schaaf (weth.) meent, dat de kwes tie van de sanering van de binnenstad een uiterst moei lijke aangelegenheid is. De heren Ras en Pols infor meren naar de stand van zaken en vragen, of er al een kernplan is. Ieder is er van overtuigd, dat er in de binnenstad veel te doen is. Er zijn hele straten, die steeds meer in aanzien verliezen. Er ontstaan veel krotten en slechte panden. Kortom, er komen toestan den, die een ingrijpende sanering vergen, maar deze moet naar spr.'s mening niet op een al te korte tijd worden bezien. Vermoedelijk zal deze sanering de grote stoot ontvangen, nadat de woningnood zal zijn opge heven. Het is zelfs voor de hand liggend, dat de bouw capaciteit zich eerder richt op de opheffing van de woningnood, dan op sanering van de binnenstad. Deze stelling is echter niet algemeen in volstrekte zin vol te houden, omdat bij de maatregelen tot opheffing van de woningnood ook de vervanging der krotten een rol speelt. Die stelling kan dus niet absoluut worden op gevat en uit de beslissingen, die in deze raad worden genomen, blijkt wel, dat de krotopruiming hier ook de volle belangstelling heeft. Een beduidend aantal krotten werd al opgeruimd, hetgeen als een voorbe reiding voor de sanering kan worden gezien. Spr. kan aan de raad mededelen, dat ook aan deze zaak ge werkt. wordt. Dit zegt natuurlijk heel weinig op zich zelf, maar spr. kan er nog aan toevoegen, dat hiervoor zeer veel werkzaamheden moeten worden verricht. Als men nagaat, wat allemaal in de binnenstad is gevestigd, als men zich een oordeel wil vormen over de vraag, wat er moet blijven en wat naar de buiten wijken of de industriewijken moet worden afgestoten en als men in zijn beoordeling nog bterekt het ver- keersvraagstuk in de binnenstad en alles wat daarmee annex is, dan is het zonder twijfel duidelijk, dat dit een uitermate gecompliceerd vraagstuk is, dat een zeer langdurige studie vraagt. En in dat stadium bevindt zich het gemeentebestuur thans nog. Er is dus nog niet een afgerond plan. Er zijn wel incidenteel enkele dingen naar voren gekomen en er zijn bij de dienst van Openbare Werken ook wel studies gemaakt, die vastgelegd zijn op tekeningen, maar dat alles heeft nog niet die afronding gekregen, die nodig is en spr. kan dus niet anders zeggen dan dat aan deze zaak in een gestaag tempo wordt voortgewerkt. Daarbij heeft nog het feit, dat de stedebouwkundige dienst zwaar belast is en dat B. en W. er niet in geslaagd zijn de bezetting op het vroegere peil te handhaven, een rem mende werking. Dit zal, tot hun grote spijt, ongetwij feld zijn terugslag hebben op het tempo van de be doelde werkzaamheden. De heer Ras heeft verder nog gevraagd: Is het niet wenselijk om voor de ruimte, die in de binnenstad na afbraak vrijkomt, al vast beperkende bepalingen i.z. bebouwing te maken? Dit zal dan moeten gebeuren bij verordening. Dit punt is in het college ook al eens ter sprake geweest. Het is dus in overweging. De heer W. M. de Jong weet wel, dat de gemeente niet alles tegelijk ter hand kan nemen, zeker niet wat betreft de stadssanering. Hij wil echter een lans breken voor de omgeving van de Smidsbuurt. De Houtstraten zullen voorgaan, maar het moet nog eens gezegd wor den, dat de situatie bij de Smidsbuurt met inbegrip van de Hofstraat (garage) enz. toch wel als van zeer voorbijgaande aard zal dienen te worden beschouwd. Men kan daar niet in berusten; dat zal het college wel met spr. eens zijn. Het gaat er maar om: wanneer komt dat eens aan de beurt? Spr. wil niet zeggen: het moet op stel en sprong, maar de situatie moet daar toch wel in het oog worden gehouden. De heer Van der Schaaf (weth.) noemt de opmerking van de heer De Jong, dat niet alles tegelijk kan, een zeer wijze opmerking. Deze wijsheid wordt natuurlijk door de raad - omdat deze wijs is met algemene instemming begroet. Dat is het nu juist: men kan niet alles tegelijk doen. De heer De Jong zegt, dat dit punt zeer de aandacht verdient. Het krijgt ook stellig de aandacht. Spr. is het volkomen met hem eens, dat deze situatie inderdaad ongelukkig is en opheldering verlangt. De toestand is daar zo gegroeid en spr. zal de schuldvraag maar niet onder ogen zien. Volgno. 164 wordt onveranderd vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 14