2.8 29 Hoofdstuk VI. Algemeen. De heer Pols heeft in de sectie gepleit voor ver plaatsing van de le Kanaalbrug naar het punt tegen over de Alma Tademastraat. Verbreding van het eer ste gedeelte van de Emmakade en de Zuidergrachts- wal, met eventueel verlaging van de Potmargebrug, is eigenlijk iets wat spr. in een groot geheel opge nomen zou willen hebben en in een situatieplan ge schetst. Deze dingen moet men groot zien. Zou men het door spr. aangegeven idee kunnen uitvoeren en het bekijken in samenhang met de verbinding met de nieuwe veemarkt en de rondweg, dan is er wel een mogelijkheid voor een heel mooi tracé door de stad, dat voor het centrumverkeer van zeer groot belang zou zijn. Het is een suggestie geweest, waarvan spr. van harte hoopt, dat B. en W. haar in overweging zul len nemen. De heer K. de Jong zou willen aansluiten bij de op merking van de heer Pols i.z. de brug in het ver lengde van de Alma Tademastraat. Het is hem echter niet bekend, dat bij uitvoering van een dergelijk plan de le Kanaalbrug eventueel zou kunnen verdwijnen. Op de opmerking in het sectieverslag over de ver binding van de nieuwe veemarkt met de binnenstad en in verband daarmee over de brug tegenover de Fonteinstraat is niet geantwoord, maar spr. zou toch dit punt nog wel even onder de aandacht van het col lege willen brengen, omdat straks een van de grootste problemen wordt: hoe komen de bezoekers van de veemarkt in de „city"? Spr. heeft de gedachte, dat, als men slechts een brug in het verlengde van de Lange Marktstraat wil projecteren, daarmee een zeer gebrekkige verbinding zou ontstaan met de binnen stad, waar toch op vrijdag het hart van het bedrijfs leven klopt. Men moet deze kwestie niet te negatief stellen. Spr. zou het plan voor de Schaverneksbrug bij het plan voor de brug in het verlengde van de Fontein straat willen laten aansluiten. De heer Kas sluit zich graag aan bij hetgeen de heer K. de Jong zeide betreffende een brug in het verlengde van de Alma Tademastraat. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de ver nieuwing van de le Kanaalbrug op het ogenblik in vèrgevorderde studie is bij de dienst van Openbare Werken. Er zijn verschillende verkeerstellingen gehou den en men overweegt diverse oplossnigen. Tot een definitief resultaat is het college nog niet gekomen. Het maken van een brug tegenover de Alma Tadema straat, ter vervanging van de le Kanaalbrug, is voor spr. tot op zekere hoogte een nieuw gezichtspunt. Ook dit kan natuurlijk worden overwogen, maar spr. ge looft toch wel, dat de le Kanaalbrug op of nabij de plaats, waar ze zich nu bevindt, dient te worden ge handhaafd. De kwestie van één, twee of drie bruggen over het Nieuwe Kanaal is nog in studie. De heer De Jong bracht verder de verbinding van de nieuwe veemarkt met de binnenstad ter sprake en noemde hierbij het bouwen van een brug tegenover de Fonteinstraat. Deze brug is inderdaad denkbaar en spr. heeft de verwachting, dat bij de vernieuwing van de Schaverneksbrug rekening zal worden gehouden met de mogelijkheid, dat t.z.t. een Fonteinbrug nodig zou kunnen zijn. De mogelijkheid wordt dus openge laten. Hieromtrent bestaat nog geen gevestigde me ning. De verbinding van de veemarkt met de stad kan op verschillende wijze tot stand komen. Een brug tegen over de Fonteinstraat ligt voor de verbinding met het station minder gunstig. Het is ook denkbaar aan te sluiten op de Willemskade Z.Z. of op de Zuidersingel. Deze zaak moet nog terdege overwogen worden en als de tijd rijp is, zal een beslissing van de raad worden gevraagd. De heer K. de Jong herinnert er aan, dat bij vorige begrotingen ook al veel over het overwegvraagstuk is gesproken. Is het niet mogelijk, daar de uitvoering van het tunnelplan nog wel enkele jaren op zich zal laten wachten, hier een partiële oplossing te zoeken? Spr. zou de gehele verkeerssituatie wat fors willen aan pakken, de obstakels bij de overweg wegbreken, de Wijnhornsterstraat verbreden, een voetgangerstunnel aanleggen en daaover nu al vast met de Spoorwegen spreken. Als men het rangeren een andere kant kan uit krij gen, ontstaat er in ieder geval, zolang de definitieve plannen nog niet kunnen worden uitgevoerd, een par tiële oplossing, die heel veel mensen ten goede zal komen. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat, zoals de raad bekend is, de Spoorwegen over een partiële op lossing al geraadpleegd zijn. Spr. heeft de gedachte, dat het college binnen niet al te lange tijd misschien met een voorstel in deze richting zal moeten komen. Hij wil hier op het ogenblik niet meer van zeggen. Wel wil hij verklaren, dat het heel goed denkbaar is, een partiële oplossing tot stand te brengen, zonder te wach ten op de definitieve tunnel. Dat het rangeren wel iets meer naar het westen zou kunnen worden verplaatst, ligt voor de hand. De heer IJtsma zegt, dat de tijdsafstand tussen deze en de vorige begroting niet al te groot is. Spr. c.s. hebben bij de vorige begroting al aangedrongen op het maken van projecten voor cultuurtechnische en andere aanvullende werken en deze in te dienen bij de P.C.W. en zij willen dit bij deze begroting herhalen. Bij de algemene beschouwingen is er vanmorgen ook al iets over gezegd en spr. weet, dat de wethouder daar al op heeft geantwoord. Leeuwarden heeft op het ogenblik een werkloos heidscijfer, dat inderdaad geen reden tot ongerustheid geeft, ofschoon spr. wel meent te weten, dat er thans mensen bij de Dienst Aanvullende Civiel-technische Werken zijn ondergebracht. Regeren is vooruitzien. Spr. zou er, mede namens zijn fractie, bij B. en W. op willen aandringen, dat zij met een bepaalde prioriteit werken bij de P.C.W. in dienen. Het is hem c.s. bekend, dat een lange weg moet worden afgelegd, vooral om financiële steun te krijgen. Hij gelooft, dat het, na de toezegging, die bij de vorige begroting is gedaan, tijd wordt om met be paalde projecten te komen. Hij c.s. hebben er rekening mee gehouden, dat er na een periode van hoogconjunc tuur wel weer een andere kan komen en dan zal men werken in voorraad moeten hebben. De heer Van der Schaaf (weth.) zal het beantwoorden van deze opmerkingen van de heer IJtsma aan zijn ambtgenoot van Sociale Zaken overlaten. Volgno. 166. Onderhoud van straten en pleinen f 521.645,—. De heer Kas herinnert aan een vraag in het sectie- verslag over asfaltering van bestaande bestratingen. Spr. zou willen noemen de hoek Alma Tademastraat- Vredeman de Vriesstraat, een ellendige hoek met veel autobusverkeer. Wellicht is hier verbetering aan te brengen door asfaltering van de straatbedekking. De heer Van der Schaaf (weth.) antwoordt, dat in een aantal gevallen het aanbrengen van een asfaltlaag op bestaande bestratingen een oplossing is geweest. Sommige wegen konden hierdoor zeer worden verbe terd, maar of het op de beruchte hoek bij de Koepel kerk ook het geval zal zijn, waagt spr. in ernstige mate te betwijfelen. Volgens door de technische dienst verstrekte inlichtingen houdt een asfaltlaag het daar ook niet. Er moet een zeer zware en degelijke fun dering worden gelegd, anders is het niet te doen. Deze fundering kan nog niet worden aangebracht in ver band met het leggen van de centrale riolering, die deze route zal moeten volgen. De heer Mani herinnert aan de opmerking in het sectieverslag, dat het onderhoud van het Groninger plein te wensen overlaat en m.n. wat betreft de in ritten daarvan. Spr. heeft dit gezegd: Als het Gronin gerplein onderhanden wordt genomen, wil men dan ook de inritten eens bezien? De situering hiervan is heel onpraktisch. Het is haast onmogelijk er behoorlijk in en uit te rijden. De heer Van der Schaaf (weth.) geeft de heer Mam toe, dat de inritten van het Groningerplein inderdaad een beetje onpraktisch zijn. Spr. woont zelf in de buurt daarvan en nu is het zo: als men twintig keer per dag daar in- en uitgaat, went het natuurlijk wel weer, maar het is en blijft onpraktisch. Wanneer dat plein onderhanden komt, zal zeker ook bekeken moeten worden, of er niet enige verbetering is aan te brengen. Volgno. 166 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 168. Onderhoud van wegen en voetpaden f 60.870, De heer Kamstra heeft het antwoord van B. en W. i.z. slootdemping in Wijtgaard even bevreemd. Zij zeggen, dat de sloten geen gemeente-eigendom zijn en dat zij geen medewerking voor slootdemping en trot- toiraanleg van de eigenaren kunnen verkrijgen. Dat vindt spr. heel erg vreemd, vooral omdat juist die mensen zelf er over klagen. Wanneer ze met de ge meente niet tot overeenstemming willen komen, is het erg lastig. Over slootdemping is met een vertegenwoordiger van de Rijkswaterstaat gesproken en deze heeft, zo heeft spr. van de mensen daar gehoord, gezegd, dat bij deze instantie van het plan van de gemeente niets bekend was. Wanneer de gemeente met een plan zou komen, zou de Rijkswaterstaat zeer zeker genegen zijn, medewerking te verlenen. Spr. mag aannemen, dat het college met de eigenaren contact heeft gehad. Betrof dit overdracht van de sloot of medewerking tot demping? De hear Fennema hat him oer de sleatten yn Wyt- gaerd yn forbining steld mei de foarsitter fan de doarpsforiening dêrre. Dizze hat him sein, dat it bi- stjür alle war docht om it eintsje sleat to'n suden fan it kafé yn Wytgaerd dimpt to krijen. In fytspaed is der net. Automobilisten, bromfytsers en fytsers moat- te allegearre op 'e dyk ride. Spr. soe B. en W. advi- searje wolle, dimping earnstich yn oerweging to nim- men. De heer Van der Schaaf (weth.) kan, in antwoord op wat de heren Kamstra en Fennema opmerkten over het feit, dat in Wytgaard de sloten nog maar niet ge dempt willen worden, eigenlijk wel herhalen wat ook al eens eerder is gezegd, n.l., dat de betrokken eigena ren niet de medewerking voor slootdemping verlenen, die van hen gevraagd en verwacht mag worden. Nu kan het zijn, dat aan genoemde heren andere inlichtingen zijn gegeven, maar spr. houdt zich aan de inlichtingen, die hem door de dienst van Openbare Werken zijn verstrekt. De hear Santema hat yn forban mei dit folchnümer yn de seksje der op oanstien, de Badwei of it Juffers- reedtsje to forbetterjen. It sil B. en W. bikend wêze, dat de B.B. oan 'e ein fan it Juffersreedtsje in post hat, hwer't de minsken fan dizze tsjinst geregeld wêze moatte. Op it eagenblik leit dizze wei der raer hinne, mei üntsachlik greate gatten, dy't folie gefaer op- leverje foar dyjingen, dy't dêr passearje moatte. De gemeente kin der net ünder üt; hja sil it yn elts gefal de B.B. mooglik meitsje moatte, dat har minsken nei har post komme kinne. Spr. wit ek, dat oan 'e ein fan it Juffersreedtsje in autosloopynrjochting is, dy't ek hiel hwat fan dizze wei ferget. En de biwenners, dy't geregeld dizze wei lans moatte: de fytsers en de fuot- gongers, wurde der folslein de dupe fan. In selde soarte gefal soe spr. de Borniastrjitte neame kinne, dy't fan it bigjin óf, by de strjitwei, by reinich waer eigentlik kompleet ünbigeanber is. Forbettering sil wachtsje moatte op de djiprioelearring, dy't dêr lans rinne sil, mar der moat in rapport öfwachte wur de, dat dêroer ütbrocht wurde sil. Underwilens lyk- wols binne de minsken, dy't dy wei lans moatte, der ek de dupe fan. Kin net foar beide gefallen in tydlike foarsjenning makke wurde? De heer Rootsma wil zich graag aansluiten bij het geen de heer Santema over de Badweg heeft gezegd. Daaraan wil hij nog een paar motieven tot verbetering toevoegen, motieven, die op een iets ander terrein lig gen. Tevens wil hij in dit verband min of meer aan sluiten bij datgene wat gezegd is t.a.v. recreatiemoge lijkheden. Er is n.l. in deze gemeente maar één open lucht-zwembad. Anders zou deze weg zo niet heten. En dat zwembad is bereikbaar via de Badweg. Het Juf fersreedtsje is echter als badweg zeer ongeschikt. Het college zegt wel, dat deze weg zal moeten verdwijnen, maar als men dit zegt, wordt het onderhoud voor de eigenaren steeds minder aantrekkelijk. Spr. meent, met het oog op de recreatiemogelijkheid, die hier bin nen de gemeentegrenzen ligt, toch wel een hogere bij drage dan f 100,in het onderhoud van de weg te mogen verzoeken en dringt er op aan, dat alsnog een oplossing zal worden gezocht. De hear Van der Schaaf (weth.) antwurdet de hear Santema, dy't fynt, dat it gebrük fan it Juffersreedtsje troch de B.B. nochal hwat gewicht yn 'e skaeljes leit, dat it de provinsiale B.B. is, dy't dêr in post hat. Miskien dat dit foar de provinsje in reden wêze kin om subsydzje to jaen yn it ünderhald fan 'e Badwei. Hy tinkt lykwols, dat in rekest yn dizze sin wol op nul ütdraeije soe. Mar yn elts gefal binne by B. en W. gjin klachten fan de provinsiale B.B. ynkommen. Der binne fierders in autosloopynrjochting en inkelde oare partikuliere bidriuwen en dy hawwe der mei elkoar lest fan, dat de wei min is. It feit is net oars; der leit in hiele histoarje efter. De gemeente Ljouwerteradiel hat yndertiid oan de neistlizzers oanbean de Badwei oer to nimmen, mar dan moasten de bitrutsen per- soanen fansels de ündergroun fan de wei öfstean. Ljouwerteradiel soe neat foar de wei jaen, mar men woe him net foar neat kwyt. De lju, dy't de wei op dy bitingsten net oerdien hawwe, hawwe dus doedes- tiids in earnstige flater makke en dêr sitte hja nou mei. Dizze wei stiet nou to fordwinen en moat de ge meente Ljouwert him nou noch ris yn in prima tastan bringe Is it nou har taek om dy minsken in bonus to jaen troch harren fan it ünderhald öf to helpen? Dêr is bipaeld gjin rjochtsgroun foar. En spr. is fan bitinken, dat hja, hwat bitreft de lésten, dy't hja oan't nou ta hawn hawwe, noch net oan har maksimum ta binne. Dizze saek is tige swier foar de oanlizzers, mar ek foar it gemeentebistjür, omdat hja hjir altiten weroan op it aljemint komt. De heer Bootsma heeft nog enige nadere motive ringen t.a.v. verbetering van de weg aangevoerd en acht daarin een grond gelegen om de bijdrage van de gemeente in het onderhoud a f 100,te verhogen. Spr. meent, dat men daar 100 daalders van kan maken, maar het zal met de wethouder van Financiën be sproken moeten worden. Er is misschien iets te ver beteren, maar een algehele oplossing ziet hij niet. Spr. herhaalt, dat heel moeilijk een rechtsgrond is te construeren, waarop men de aanliggende eigenaren van de last van het onderhoud kan ontheffen en hun dus een bonus te verstrekken. De hear G. de Jong bringt it kolleezje tank foar it wurk oan de Tsjaerderwei, dy't nou yn oarder makke is. Der wurdt op wiisd, dat der wol ütwykplakken lans dy wei binne, mar dy binne mear op 'e ein by de grins fan Idaerderadiel, mar it ein fan Wurdum nei de Tsjaerderbrêge is üngefear in kilometer lang en yn dat ein binne gjin ütwykplakken. It soe in goed ding wêze, dat dy der wol wienen, hwant de dyk is tige smel en it forkear is dêr nochal yntensyf. De hear Fennema soe him oanslute wolle by hwat de hear De Jong sei. Ek spr. hat alle wurdearring foar de forbettering, mar hy soe wolle, dat B. en W. hwat rejaler west en de wei 40 cm breder makke hienen. De öfwurking fynt hy frijhwat rüch. De iene berm leit üngefear 10 cm heger as de oare. Mar miskien wurdt dit yn 'e takomst noch forbettere. As men der nachts by del rekket yn dy sêfte groun, leveret soks gefaer op. De iene berm soe hwat ophege wurde moatte. Ek foar de boereweinen is it gefaerlik. De hear Hartstra wol him graech oanslute by de wurden fan wurdearring fan de hearen De Jong en Fennema, hwat bitreft de forbettering fan de Tsjaer derwei, mar ek by de klachten, dy't hja utere hawwe.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 15