31 Spr. hat hiel yn it koart noch mei de amtners fan 'e tsjinst fan Iepenbiere Wurken praet. Wy kinne wol ris sjen, seinen hja, oft it mooglik is in pear ütwykplakkei: to meitsjen lans dat diel fan 'e wei, dat leit tusken Wurdum en de Tsjaerderbrêge. Hwat bitreft de forheging fan 'e dyk en it feit, dat de berm noch safolle leger leit, dit sil noch folie min der wurde. De groun is hwat sêft en forsakket. Mar it is ünmooglik, der nou, yn dizze tiid fan 't jier, hwat oan to dwaen. De hear Van der Schaaf (weth.) konsta tear ret, dat de hearen G. de Jong, Pennema en Hartstra, dy't tichteby de forbettere Tsjaerderwei wenje, allinnich mar frege bawwe om oan dy wei noch in pear üt- wykplakken to meitsjen. En de hear De Jong hat ek düdlik oanjown, hwer't dy plakken wêze moatte soe- nen. B. en W. sille dat ündersiikje. Spr. is de hear Hartstra tankber foar syn opmer king, dat soks optheden net rjocht mooglik is, omdat de groun net hurd genöch is. De heer K. de Jong zou even willen aansluiten op de opmerking in het sectieverslag over ontsluiting van Schilkampen, Wijlaarderburen en Froskepölle. Hij kan zich voorstellen, dat dit objecten zijn, waar men voor lopig nog niet mee klaar is. Maar is er voor de be woners van Schilkampen niet een partiële oplossing mogelijk? Laten wij, aldus spr., vóór de gehele oplos sing gestalte heeft gekregen, die mensen althans min of meer gaan verlossen. Dan kan het punt Wijlaarder buren op langere termijn worden bezien. De heer Kas sluit zich bij de woorden van de heer K. de Jong over Schilkampen aan. De hear G. de Jong freget, oft oer Wilaerderburen noch net in rapport ütbrocht wurde sil. It wetterskip de Lytse Geast is op it eagenblik noch in ruilforka- velingsobjekt; dér wurdt in wei oanlein. Is der miskien in mooglikheit dêrby oan to sluten? De hear Hartstra soe der neat op tsjin hawwe Skyl- kampen en Wilaerderburen oan to sluten op 'e wei, dy't nou yn de Lytse Geast makke wurdt, mar dit wetterskip biheart ta Tietsjerksteradiel. Spr. soe de üntsluting fan Skylkampen en Wilaer derburen neat yn 'e wei lizze wolle. De heer Van der Schaaf (weth.) antwoordt de heer K. de Jong, die in verband met plannen voor een weg via Schilkampen zuidwaarts naar de Froskepölle de mogelijkheid van een partiële oplossing in overweging heeft gegeven om Schilkampen uit zijn isolement te verlossen, dat het nadeel van een partiële oplossing is, dat hierbij wordt vooruitgegrepen op de definitieve oplossing, die dan misschien veranderd zou moeten worden. Spr. zou zo'n oplossing dan ook niet zonder meer aandurven, maar wil gaarne toezeggen, deze zaak nog eens te zullen bekijken. Spr. seit tsjin de hear G. de Jong nei oanlieding fan in opmerking oer Wilaerderburen en fan syn doelen op de wei, dy't yn 'e Lytse Geast oanlein wurde sil, dat it mooglik is dêr noch hwat üt to hel jen en dat de provinsje yn oansluting op it plan fan dat wetterskip ek mei de gemeente Ljouwert oparbeidzje wol om dêr ta in ridlike oplossing to kommen. Volgno. 168 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 170. Onderhoud, schoonhouden e.d. van de veemarkt f 95.345, De heer Pols herinnert aan de opmerking in de sectie over een uitlating van de voorzitter van het Fries Rundvee Stamboek. Spr. gelooft, dat die uitlating in derdaad wel wat anders is uitgevallen dan men meent. Hij wijst er op, dat er in 1959 hoogstwaarschijnlijk weer een jubileum bij het Fries Rundvee Stamboek gevierd zal worden. Hij zou in overweging willen geven dat jaar voor de nieuwe veemarkt als streefjaar aan te houden. Spr. hoopt, dat men in staat zal zijn dit grote jubileum in Leeuwarden een goede plaats te geven. De heer Mani is het niet bekend, dat van de uit lating van de voorzitter van het Fries Rundvee Stam boek een rectificatie in de pers is verschenen. Van wie dit zou moeten zijn uitgegaan, laat spr. in het midden, maar hij betreurt het ten zeerste, dat dit niet is ge beurd. De heer Van der Schaaf (weth.) kan mededelen, dat het college over deze aangelegenheid contact heeft opgenomen met het desbetreffende bestuur. Het Stamboek heeft het voornemen om in de na zomer van 1959 zijn 80-jarig bestaan te vieren met een grote jubileumtentoonstelling en een keuring van ver moedelijk 3 dagen, dus in de trant van het 75-jarig jubileum en men heeft zich beraden over de vraag, waar die keuring zal moeten worden gehouden. Door dat nu het veemarktplan een begin van uitvoering heeft gekregen, zijn B. en W. in de gelukkige om standigheid, dat zij zo goed als zeker kunnen zeggen, dat die keuring op het terrein van de nieuwe vee markt zal kunnen plaats hebben. Zij hebben daar zeer recent een bespreking met het Stamboekbestuur over gehad en werden daarbij geassisteerd door hun tech nische mensen. Deze bespreking is tot volle tevreden heid van genoemd bestuur verlopen. Spr. gelooft dus, dat dit punt zijn oplossing al ge vonden heeft; er blijft nog over de vraag, of het niet goed was geweest een rectificatie van deze minder juiste publikatie in de krant te plaatsen. Of dat op de weg van het college heeft gelegen, weet spr. niet; misschien lag het meer op de weg van de man, die de onjuiste mededeling in de schoenen werd geschoven, n.l. de voorzitter van het Fries Rundvee Stamboek, die later tegenover B. en W. heeft verklaard, dat hij het niet zo had gezegd. Men moet er natuurlijk geen dagwerk van maken om de krant te corrigeren; dat is moeilijk, maar een apert onjuiste mededeling kan t.z.t. wel eens recht gezet worden. Volgno. 170 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 174. Parkeerplaatsen f3.860, De heer Pols zegt, dat hij al jarenlang een opmer king over de parkeerplaatsen heeft gemaakt. Hij zou op het Stationsplein heel graag een verkeershaven wil len hebben. Het zal wel de laatste keer zijn, dat deze opmerking in het sectieverslag verschijnt, want hij ziet voor het college geen kans meer om een nieuw antwoord te geven. Het sprak van: „geen belangstel ling", „geen geld" en nu komt het gezichtspunt, dat er in verband met de verplaatsing van de veemarkt bij het station een geheel nieuwe situatie komt. Zijn er al plannen met betrekking tot het oude veemarkt terrein Spr. zou graag de mogelijkheden willen weten. Hij blijft er bij, dat naast de parkeermogelijkheden op het veemarktterrein de door hem bepleite parkeerha vens vooral de eerste jaren een oplossing kan brengen. Het verkeer is in de laatste 6 jaar verdubbeld en het zal in het vervolg nog sneller toenemen, zodat die parkeerhavens nog altijd hun nut zullen kunnen heb ben. De heer Van der Schaaf (weth.) kan op de vraag van de heer Pols i.z. diens hartewens: parkeerhavens op het Stationsplein en in de buurt daarvan, verschillende antwoorden geven. Spr. heeft echter begrepen, dat de heer Pols hier nu de laatste maal over heeft gespro ken. Indien dat het geval is, zou spr. zich eigenlijk moeten uitsloven om nu, ook voor de laatste maal, nog weer een nieuw antwoord te geven. Maar hij zal dat niet doen. Wat daarover in de mem.v.a. gezegd is, geeft wel het standpunt van het college weer. Er is verder niet veel nieuws aan toe te voegen. Het is be paald te verwachten, dat het parkeerterrein bij de nieuwe veemarkt een belangrijk verlichtende invloed zal hebben op de parkeerplaatsen om en bij het ter rein van de oude veemarkt. Men zou dus kunnen af wachten, in welke mate die verlichting voelbaar zal zijn. Volgno. 174 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 186. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen f 212.615, De hear Van der Meer seit, dat by dit folchnümer yn it seksjeforslach stiet: „Een lid zou het op prijs stellen, dat de banken in de openbare parken en plant soenen niet in de paden, doch ter zijde daarvan worden geplaatst". En it antwurd is sa: „Het plaatsen van losstaande banken buiten de paden heeft beschadiging van de grasmat ten gevolge. Nieuwe vaste plantsoen- banken worden voor zoveel mogelijk ter zijde van het pad in een daarvoor met klinkers bestraat gedeelte geplaatst". Dêr folget dus üt, dat it kolleezje ek leaver de banken buten de paden set. En kin men nou foar de lossteande banken ek net sa'n flierke of in tegelpla teau meitsje? It is mar in fraech. De hear Van der Schaaf (weth.) sil dit ris yn him omgean litte. De heer K. de Jong meent, dat een geval als dat van het gebruik van het openbare plantsoen bij de Am bachtsschool als opslagplaats zich eigenlijk niet moet herhalen. Er zijn in Leeuwarden zo weinig plantsoe nen en die mogen niet gebruikt worden voor opslag plaats. Die kant moet het pertinent niet uit. Iedere andere oplossing, ook al zou die meebrengen, dat de afstand tussen de opslag en het onderhanden zijnde werk iets groter zou zijn, verdient de voorkeur. Men heeft het dan over de baldadigheid van de jeugd, maar wordt die niet in de hand gewerkt, als ook al van ge meentewege een plantsoen beschikbaar wordt gesteld voor doeleinden als de onderhavige De heer Drentje sluit zich aan bij wat de heer K. de Jong zei. In het antwoord van B. en W. op de desbe treffende vraag staat, dat de schade door de aan nemer vergoed wordt. Dat is natuurlijk wel prachtig, maar daarmee is men toch nog niet klaar. De bal dadigheid wordt door het gebruik, dat nu van het plantsoen gemaakt wordt, inderdaad zeer in de hand gewerkt. Niets is zo funest als een slecht voorbeeld. Spr. heeft dagelijks kunnen zien, hoe het prachtige plantsoen, dat voorheen vrij behoorlijk ontzien werd, geheel werd vernield. Toen de eerste vracht stenen daar was neergegooid, waren alle remmen weg. In dit verband zou spr. het ook even willen hebben over het Julianapark. Dat is nog niet klaar. Er ligt een gedeelte onverzorgd. Dat heeft dezelfde invloed, zij het in mindere mate, op de jeugd als het bedorven plantsoen bij de Ambachtsschool. In het sectieverslag staat wel iets over een theehuis en een muziektent, maar dat had spr. niet zozeer bedoeld. Hij heeft alleen gevraagd, of er plannen bestaan t.o.v. dit plantsoen en B. en W. hebben geantwoord, dat die niet bestaan. Spr. bedoelde: plannen om het plantsoen klaar te maken, en hij neemt bij deze de vrijheid om er op aan te dringen tot een plan te komen. De heer Van der Schaaf (weth.) moet de sprekers, die hun groot misnoegen hebben geuit over het feit, dat het plantsoen bij de Ambachtsschool in gebruik is ge geven aan de aannemer van de werkzaamheden aan de walmuren aan het Vliet, hetgeen volgens hen zo'n beetje op een drama is uitgelopen, toegeven, dat het plant soen inderdaad in een betreurenswaardige staat is ge komen, maar het zal, zoals al is medegedeeld vanwege de aannemer, volledig worden hersteld. Volgens de heer Drentje echter is dit nog niet eens voldoende. Men kan nu wel zeggen, dat het anders had gemoeten, maar of het gemakkelijk anders had gekund, is een andere vraag. Spr. wil er nog wel op attenderen, dat de ver nieling van het plantsoen niet alleen is gekomen door de omstandigheid, dat de aannemer gelegenheid heeft gekregen er zijn materialen op te slaan, maar het komt ook, doordat de jeugd er zich zeer heeft mis dragen. Nu is de grief van sommige sprekers, dat door het opslaan van de materialen de baldadigheid is uit gelokt. Dat zou men misschien kunnen zeggen het is in elk geval gezegd maar of het juist is, weet spr. niet. Wanneer in een plantsoen, waarin de jeugd niet mag komen, palen en stenen worden opgeslagen, betekent dat nog niet, dat zij er dan wel mag komen. Haar vernielzucht is een gewone uiting van baldadig heid, die op dit bepaalde doel gericht wordt. Dit is zeer afkeurenswaardig en het is in geen enkel opzicht goed te praten. Wanneer de jeugd er niet in gekomen was, zou het er met het plantsoen niet zo slecht hebben voorgestaan als thans het geval is. De opmerkingen van de heer Drentje i.z. het maken van een plan voor het onverzorgde deel van het Juliana park zullen B. en W. tot zich nemen. De heer IJtsma heeft grote bewondering voor de manier, waarop de plantsoendienst hier ter stede niet alleen in de nieuwe wijken, maar ook in de bestaande bepaalde plantsoenen aanlegt, maar hij en andere men sen, die er om heen wonen, ergeren zich dagelijks aan de roekeloze wijze, waarop het publiek hier in Leeu warden met de plantsoenen omspringt, wat duizenden guldens kost. En dan bedoelt hij niet het plantsoen, waarover de heer K. de Jong sprak, met wiens op merking hij het overigens volkomen eens is. In de mem.v.a. staat, dat deze kwestie de aandacht van B. en W. heeft; zij zullen haar nader bezien. Spr. wil daar op het ogenblik graag genoegen mee nemen, maar hij zou een suggestie willen doen. De buurtbe woners zeggen vaak, dat de gemeente weinig aan het onderhoud van de plantsoenen doet. Is het niet moge lijk, de mensen, die bij de plantsoenen wonen en er dus dagelijks van profiteren, voor het onderhoud in te schakelen? De aanleg van de plantsoenen kost veel en als ze er eenmaal zijn, worden ze veel te weinig gewaardeerd. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de plant soendienst in Leeuwarden een goede naam heeft. De erkentelijkheid, door de heer IJtsma uitgesproken, is, zo gelooft spr., op haar plaats en wordt door B. en W. dankbaar aanvaard. De gedachte om de omwonenden in te schakelen bij de zorg voor het plantsoen, is zeker het overwegen waard. Volgno. 186 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 188. Bruggen en overzetveren f 182.215, De hear Van der Meer siteart it seksjeforslach, hwer't it giet oer de Prins Hendrikbrêge„Een lid zou het op prijs stellen te vernemen, of bij de voor bereiding van het plan voor de nieuwe Prins Hendrik- brug tijdig overleg is gepleegd met het bedrijfsleven. Dit lid had vernomen, dat het oorspronkelijke plan, in verband met gerezen bezwaren van de zijde van het bedrijfsleven, zou zijn gewijzigd, hetgeen voor de ge meente extra kosten zou hebben veroorzaakt. Kunnen B. en W. hierover nadere mededelingen doen?" De léste alinea is net hielendal goed opnommen. Tominsten, spr. hat it sa net bidoeld. Der is him for- teld, dat, as de nije Prins Hendrikbrêge makke wurdt. it skipfeartforkear ünderwilens trochgean sil. Der moat in bikisting makke wurde, hwer't men dan dy brêge oer lizze kin. De trochfeartbreedte bliuwt 4.70 m. Fan de kant fan it bidriuwslibben is spr. forteld, dat dat eigentlik to krap is. En nou hat spr. syn fraech dus west: Hawwe B. en W. sa'n punt to foaren net mei it bidriuwslibben bipraet? De hear Van der Schaaf (weth.) soe sizze, dat der wol foldwaende praet is oer de wize fan ütfiering. Mar miskien tinkt de hear Van der Meer dêr oars oer. Men kin it op twa manearen dwaen. Men kin it forkear totael öfslute en men kin in wei siikje, hwerby in trochfeart mooglik bliuwt. Yn forban mei it bilang fan 'e skipfeart sil it leste wol barre moatte. Dêr hat ek oerliz oer west mei it bidriuwslibben oan 'e Wil- lemskaei. Spr. wit net, oft ek mei de accountants praet is; hy tinkt mear oan bidriuwen lyk as de Stanfries, alhoewol der by in accountantskantoar ek wol in Stan fries wenje kin. (Laitsjen). Is der by it bigjin net praet mei it bidriuwslibben, yn in bipaeld stadium is wol nei foaren kommen, dat ündersocht wurde moast, hoe't it mei de skipfeart komme soe en doe is der dan ek mei de bidriuwen oer praet. Hat dit ek ekstra kosten meibrocht foar de gemeente, is frege. Dat is natuerlik net it gefal. Hwannear't de trochfeart öfsluten wurde moatte soe, dan soe de gemeente oan de bidriuwen, dy't dêrtroch dupearre wurde soenen, in bipaelde skea- forgoeding jaen moatte, mar hwannear't de skippen trochfarre kinne, hoecht dat net. Men kin wol sizze, dat de iene of de oare manear fan dwaen hwat goed- keaper wêze kin. Iepen litte is miskien hwat djürder,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 16