I
4!
En zo komt spr. dan ten slotte tot de wens, welke
hij bij de behandeling van de begrotingen reeds meer
malen uitte, n.l. dat ook t.a.v. het beleid van het college
op het gebied van de verdeling van woonruimte meer
openbaar zal worden, hetgeen het vertrouwen der bur
gerij in dat beleid slechts zal kunnen versterken.
Spr. moge het in deze instantie hierbij laten.
De heer K. de Jong wil de algemene beschouwingen
gaarne beginnen met iets op te merken betreffende
de gemeente-financiën.
Een van de meest opmerkelijke dingen is wel, dat
men de laatste jaren telkens een begroting aangeboden
kreeg met een min of meer belangrijk tekort.
De begroting-1954 gaf een tekort aan, groot
f 928.850,die van 1955 liet een tekort zien tot een
bedrag, groot f 275.000,en de begroting 1956 had
een tekort, groot f 598.350,Die tijd is nu schijnbaar
voorbij. De raad krijgt nu een begroting gepresenteerd
zonder begrotingstekort. Deze vooruitgang geeft te
meer reden tot vreugde, als men nagaat, hoe het in
werkelijkheid met de geraamde tekorten gegaan is,
m.a.w. met welk tekort of overschot de desbetreffende
jaarrekeningen naderhand konden worden afgesloten.
Welnu, het jaar 1954 geeft een rekening-overschot tot
een bedrag, groot f 48.580,
Hoe het jaar 1955 zal zijn, is de raad in de stukken
nog niet medegedeeld, maar de indruk is, dat ook dit
jaar een gunstiger uitkomst te zien zal geven dan de
verwachtingen bij de begroting konden bieden.
En hoe staat het met het jaar 1956? Wanneer de
cijfers beschikbaar zijn, zouden spr. c.s. gaarne ver
nemen, of nu alvast iets gezegd kan worden over de
rekening 1955 en de rekening 1956. Ongetwijfeld geven
deze cijfergroeperingen en vergelijkingen van de de
finitieve rekeningcijfers met begrotingcijfers reden tot
verheuging. En toch zou het kortzichtig zijn deze kant
van de zaak alleen te bezien en niet na te gaan, waar
de overschotten over de verschillende jaren uiteindelijk
terecht zijn gekomen.
Het is bekend, dat de overschotten telken jare
worden bijgeboekt op de algemene reserve. Welnu,
de stand van de algemene reserve was per 1 januari
1951 f 675.745,—
Bijgeboekt werden daarna de volgende
rekening-overschotten: 1950 f 482.600,
1951 f 458.825,—
1952 f 236.685,—
1953 f 5.775,—
1954 f 48.580,—
Totaal f 1.908.210,—
De overschotten over 1955 en eventueel over 1956 zijn
hier niet bijgeteld, omdat deze gegevens spr. niet be
kend zijn. Wie menen mocht, dat er nu een algemene
reserve zou zijn van ruim 1.9 miljoen gulden, vergist
zich, want bijlage 5 van de aanbiedingsbrief van 20
september j.l. vermeldt, dat de algemene reserve rond
9 ton bedraagt. Hoe kan dat? We zouden menen, aldus
spr., zo goed geboerd te hebben en toch zijn we 1 miljoen
gulden armer dan we zo zouden kunnen berekenen.
De werkelijkheid is, dat we sinds 1953 ook enkele malen
tegenvallers moesten verwerken, waarop niet gerekend
was. Achterstallig onderhoud aan walmuren, na
betaling premie molestverzekering, terugbetaling uit
kering werkloosheids-subsidiefonds, diverse extra-af
schrijvingen, ziehier enkele van de tegenvallers. Dit
beeld tempert de vreugde enigermate. Niettemin is een
bedrag, groot f 900.000,aan algemene reserve, de
moeite waard. Daar in de voorbije jaren bleek, dat er
toch nog tegenvallers voor konden komen, zou het
echter ook kunnen zijn, dat men zich ook nu nog te
rijk rekent, wanneer men zou denken, dat de tijd van
de tegenvallers nu voorbij is. Net zo goed als in de af
gesloten jaren kunnen er nu weer tegenvallers komen.
In dit verband zou spr. willen vragen, of er nu reeds
gegevens voorhanden zijn, waaruit zou blijken, welke
tegenvallers de eerstkomende jaren verwacht kunnen
worden. Kan hieromtrent iets naders worden mede
gedeeld? Ook al mocht blijken, dat de gemeente Leeu
warden volgens deze gegevens een gunstig financieel
beeld vertoont, toch zijn er voldoende factoren aan
wezig, die er op wijzen, dat voor het komende jaar een
voorzichtig financieel beleid noodzakelijk is.
De verhoging van de rentestandaard sedert de vorige
begrotingsvergadering zal haar consequenties ook heb
ben voor het nieuwe begrotingsjaar en het valt niet te
zeggen in hoeverre hiervoor voldoende compensatie te
verkrijgen zal zijn uit rijksbijdragen.
Vervolgens is in de aanbiedingsbrief ook reeds ge
memoreerd, dat er meer dan tot dusverre geïnvesteerd
dient te worden. Gezien vanuit het standpunt van de
gemeentelijke huishouding, kunnen spr. c.s. dit direct
beamen. Maar de werkelijkheid is deze, dat men de
eerstkomende periode oog zal moeten hebben voor be
perking van de bestedingen, dus ook van de investe
ringen. Hoe tegengesteld dit ook is aan de wensen van
het gemeentebestuur, toch zullen de overheidsorganen
ten deze het voorbeeld hebben te geven voor het be
drijfsleven. Naar de mening van spr. c.s. zullen de in
behandeling zijnde zaken bezwaarlijk kunnen worden
opgeschort en zal de beperking zich in het bijzonder
uit moeten strekken tot toekomstige taken, die nog
niet in het stadium van voorbereiding zijn gekomen.
Intussen hopen zij, dat de economische positie van
Nederland zich op korte termijn zodanig mag verbe
teren, dat de noodzakelijke investeringsbeperkingen
ruim baan kunnen maken voor expansie der investe
ringen.
Men mag het college intussen wel geluk wensen met
het succes, dat inmiddels bereikt werd in de vorm van
een extra-uitkering uit het gemeentefonds in verband
met de ingediende plannen voor de nieuwe veemarkt.
Of voor 1957 ook aanspraak zal kunnen worden ge
maakt op een verhoogde uitkering voor het tweede
investeringsvolume ad 3 miljoen, zal naar de mening
van spr. c.s. gezien de zo juist geschetste noodzake
lijke beperking der investeringen ten zeerste de vraag
zijn. Het is hun mening, dat het aangekondigde inves
teringsvolume voor 1957 van ten minste 3 miljoen wei
een minimum is, wanneer men een blik werpt op het
schema, dat onder bijlage II b is opgenomen. Er be
staat in Leeuwarden nu eenmaal een enorme achter
stand met betrekking tot de noodzakelijke investeringen
en al moet men anderzijds als gemeentelijke overheid
het goede voorbeeld geven, toch moet men naar beide
zijden voldoende waakzaam zijn. Derhalve: Enerzijds
niet strikt direct noodzakelijke investeringen vermijden
of opschorten, anderzijds de op zichzelf wel dringend
noodzakelijke werken, ten aanzien waarvan door welke
oorzaken ook een grote achterstand is ontstaan, toch
uitvoeren.
Een van de zaken, die naar de mening van spr.
c.s. niet mogen worden afgeremd, is de woningbouw
De voor woningbouw benodigde bouwrijpe grond zal
steeds in voldoende mate voorhanden moeten zijn. Zo
nodig zal h.i. tot versnelde onteigening dienen te worden
overgegaan. Met belangstelling namen zij kennis van
het voornemen de plaatselijke aannemers bij de woning
bouw in te schakelen. Zo mogelijk zal de raad met be
trekking tot dit punt nog nader worden ingelicht. Het
uitgeven van grond in eigendom zal voorts de parti
culiere bouw stimuleren. Spr. c.s. menen, dat de ge
meente meer belangstelling zal moeten opbrengen dan
tot dusverre het geval reeds was. Het bouwen op eigen
grond is voor de particulier, onverschillig of dit een
z.g. institutionele belegger dan wel een particulier per
soon is, aantrekkelijk. Wanneer de woningnood mede
op deze wijze kan worden opgelost, mag naar hun me
ning door de gemeentelijke overheid geen onnodige be
lemmering aan de uitvoering van particuliere woning
bouw in de weg worden gelegd door het praktisch niet
anders dan in erfpacht afstaan van gronden. Een goede
huurmarkt krijgt men door het kweken en versterken
van een goede koopmarkt van huizen. En daarvoor is
stimulering van particuliere bouw eerste voorwaarde.
Vervolgens zouden spr. c.s. nog gaarne het pleit
willen voeren voor het bouwen van woningen in de
dorpen, die tot de gemeente Leeuwarden behoren. Wan
neer het zo is, dat naar alle waarschijnlijkheid in de
komende jaren iets meer gebouwd kan worden dan in
de laatstgepasseerde jaren, dient h.i. in voldoende mate
aan de dorpen gedacht te worden. Het verheugt hen,
dat een der woningstichtingen hier momenteel aan
J J f.
EB! «5
ktjd-l
dacht voor heeft, maar het is de vraag, of hiermee de
verantwoordelijkheid t.a.v. dit punt van de schouders
van de raad is afgenomen. Te meer klemt dit, nu men
in bijlage 278 leest, dat het nog niet recht wil vlotten
met deze plannen. De dorpen vormen mede de gemeente
Leeuwarden en men zal blijvend aandacht aan dit deel
der gemeente hebben te besteden.
De mededelingen van B. en W. betreffende het stichten
van een bejaardencentrum hebben spr. c.s. teleurge
steld. Zij hebben de indruk, dat er in deze gemeente
voldoende behoefte is aan een bejaardencentrum. Het
stichten hiervan maakt bovendien woonruimte vrij voor
andere categorieën woningzoekenden. En in de derde
plaats zijn terreinen en plannen beschikbaar om op
korte termijn voor dit doel gebezigd te worden. Naar
hun mening is er een oplossing te zoeken in deze rich
ting, dat de exploitatie van een bejaardencentrum uit
gaat van een stichting, te vormen uit de diverse groe
peringen uit de bevolking, die belangstelling voor een
dergelijke stichting bezitten. De gemeente zou voor het
verstrekken van de geldmiddelen voor het stichten van
genoemd centrum kunnen zorgen. De stichting zou
selfsupporting dienen te zijn. Dit behoeft niet tot het
bezwaar te leiden, dat dan derhalve slechts personen
zouden kunnen worden opgenomen, die zelf voldoende
kapitaalkrachtig zijn, om in het centrum opgenomen
te worden. Als instellingen als M.H. e.d. bepaalde ge
zinnen zouden moeten helpen, zou dit toch ook gerust
via de stichting Bejaardencentrum kunnen plaats heb
ben. De stichting moet zorgen zonder tekorten te wer
ken, maar derden mogen gerust ten behoeve van kan
didaat-deelnemers bepaalde bijdragen verlenen. Het
sociale element behoeft dus niet a priori uitgeschakeld
te worden, anders gezegd: het stichtingsbestuur mag
deze groep niet weren, mits er maar bepaalde cauties
ten behoeve van deze groep gesteld worden. De verant
woordelijkheid voor deze groep blijft dus berusten daar,
waar die momenteel ook berust. Voor de gemeente
lijke overheid behoeft dit geen extra-kosten met zich
mede te brengen, want voor de bejaarden, voor wie dan
toeslag gegeven moet worden, zal de gemeente het nu
immers ook moeten doen. Zou er voorkeur aan gegeven
worden de bejaarden, voor wie de gemeente heeft bij
te dragen, allen bij elkaar in een afzonderlijk centrum
te vergaderen, dan zou naar de mening van spr. c.s.
juist als bezwaar kunnen worden aangevoerd, dat het
karakter van een armhuis of verzorgingshuis, geheel
of ten dele, aan een dergelijke inrichting verbonden zou
zijn. En dat bezwaar zou men missen bij de door hen
voorgestelde vorm. Voorts is het de vraag, wanneer
het college tot het bouwen van een dergelijk afzonder
lijk centrum voor behoeftige bejaarden zou kunnen
komen. Dit punt staat misschien niet op het eerste plan,
terwijl er toch nood is, die gelenigd moet worden. En er
zijn plannen, die om uitvoering vragen. Bovendien is
er het psychologische bezwaar, dat er bij de bevolking-
bepaalde illusies gewekt zijn, die nu voorshands op dood
spoor dreigen te geraken, op grond van motieven, die
het college enkele jaren geleden toch eigenlijk ook wel
had kunnen kennen.
Spr. c.s. zullen gaarne eerst het antwoord van het
college op hun bezwaren vernemen; voorshands menen
zij tegen de oplossing te moeten zijn, zoals deze door
B. en W. is voorgesteld.
Een volgend punt, dat even aangestipt mag worden,
is de vraag, of met de z.g. houtrijke woningen inder
daad een kortere bouwtijd verkregen is. Zou de krapte
aan arbeidskrachten niet veroorzaakt kunnen zijn door
de aannemer zelf, die tegelijkertijd te veel projecten op
verschillende plaatsen tot uitvoering wil brengen?
Dreigt de gemeente hier ook aan de leiband van de
aannemer te lopen? En gaat op deze manier het voor
deel van een kortere bouwtijd niet radikaal verloren
Wanneer spr. zijn algemene beschouwingen in eerste
instantie hiermee beëindigt, moge hij concluderen, dat
het gevoerde beleid in het algemeen de instemming-
van zijn fractie heeft. Geve God het college en de raad
de kracht en de lust om ook in het komende jaar de
gestelde taken te vervullen.
De heer Kamstra zegt, dat de vorige sprekers in hun
beschouwingen dank hebben gebracht voor het feit, dat
deze begroting zo tijdig is verschenen. Er liggen slechts
8 maanden tussen de behandeling van de begrotingen
'56 en '57. Dat dit mogelijk is gemaakt, geeft ook spr.
c.s. aanleiding zich bij de reeds gesproken woorden
van waardering aan te sluiten, waardering vooral aan
het adres van diegenen, die aan deze begroting hebben
medegewerkt.
De nodige wijzigingen zijn al weer toegevoegd. Dat
kan natuurlijk niet anders. Spr. wil dit niet aan het
college wijten, maar hij meent toch, dat dit een methode
is, die als noodmaatregel moet worden beschouwd en
dat het wel prettiger zou zijn, wanneer een begroting-
zou kunnen worden opgezet, gebaseerd op normale in
komsten en met meer zekerheid betreffende de uit
gaven. Het is zeer begrijpelijk, dat door de vorige spre
kers de nota van Wederopbouw ter sprake is gebracht.
Het kost meestal enige moeite om in officiële stukken
een optimistische tendens te ontdekken. Maar hier
vindt men toch een lach en een traan. Op de eerste
bladzijde wordt onder de aandacht gebracht de nieuwe
regeling van de Minister van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid, welke de mogelijkheid biedt de on
gunstige stijging van het woningtekort in een daling
om te zetten. En dat was dus de lach. Maar de vol
gende bladzijde geeft al weer moeilijkheden. Spr. denkt
aan het plan van de Vereniging voor Volkshuisvesting,
het plan, waar eigenlijk toch iedereen meer dan ge
wone belangstelling voor heeft, omdat dit een experi
ment is. Bepaald verontrustend was echter wel, dat
officieel werd toegegeven, dat Leeuwarden een schro
melijk tekort heeft aan bouwgrond in goedgekeurde
uitbreidingsplannen.
Dat er ernstig naar gestreefd zal worden hierin
verandering te brengen, is wel zeer noodzakelijk. Spr.
c.s. hadden natuurlijk verwacht en bij punt 5 van
de agenda van vandaag is al een behoorlijk begin
gemaakt met toepassing van systeembouw, rantsoene
ring van bouw of hoe men het wil noemen dat
getracht zal worden de aanwezige bouwcapaciteit zo
hoog mogelijk op te voeren.
Men wil naar pl.m. 770 woningen per jaar, en dat
is een loffelijk streven, maar spr. c.s. hebben eigenlijk
nog een klein beetje angst, dat dit te optimistisch
is opgezet. Zij hopen echter, dat kan worden bereikt,
wat het college wenst.
Een van de sprekers heeft er op gewezen, dat het
plan bestaat in de dorpen woningen te bouwen.
Spr. c.s. hoorden verschillende malen in de dorpen
de klacht, dat wel de aandacht is gevestigd op de
woningnood in de stad, maar dat er eigenlijk nooit aan
wordt gedacht, dat het ook noodzakelijk is, dat in de
dorpen woningen worden gebouwd. Men weet, dat spr.
c.s. dit ook bij vorige beschouwingen aan de orde
hebben gesteld en zij zijn er dan ook zeer over ver
heugd, dat er hieraan nu in zodanige mate aandacht
is geschonken, dat een woningstichting al probeert om
een plan te realiseren. Zij hopen alleen maar, dat de
moeilijkheden, die deze stichting ook al heeft onder
vonden, dit niet onmogelijk maken en bijv. de curveprijs
niet een beletsel zal blijken te zijn. Misschien dat de
wethouder iets hierover kan mededelen.
Dan is gesproken over een bejaardencentrum. Spr.
heeft nog niemand gehoord, die het prettig vond, dat
dit plan van de kaart zal gaan. Hoewel allen hier van
mening zijn, dat een bejaardencentrum zal moeten
worden gebouwd, is spr. het met de heer Mani eens,
dat er een bepaalde volgorde zal moeten zijn en wel
zó, dat men moet komen tot een inrichting voor
chronische zieken en een tehuis voor ouden van dagen,
maar nu stelt spr. deze vraag: Is het nu absoluut nood
zakelijk, dat, wanneer deze twee zeer noodzakelijke
instellingen hier komen, de bouw van een bejaarden
centrum achterwege blijft? Spr. c.s. menen, dat de
gemeente niet alleen de plicht heeft voor een bepaalde
groep, maar eigenlijk voor alle burgers in nood op te
komen. Nu kan men dat op verschillende manieren
doen. Het college meent, dat men in een bejaarden
centrum alleen maar mensen kan herbergen, die niet
het volle bedrag van de pensionprijs kunnen betalen.
Daarboven zal de gemeente dan een toeslag moeten
geven en dat kost haar te veel. Spr. meent, dat dit
toch niet een groot bezwaar mag zijn. Hij vindt het
mèt de heer De Jong ook niet erg, dat in een dergelijk
centrum mensen zouden worden opgenomen, die van