8
9
winnen. In Drachten heeft men kleine woningen, waar
in de slaapkamer boven het ledikant een bel is aan
gebracht; daarvan kunnen deze mensen bij eventueel
ongemak 's nachts gebruik maken om hulp uit het
hoofdgebouw te vragen. Dit is naar spr.'s mening een
toestand, waarnaar gestreefd moet worden. Nu weet
hij wel, dat alle raadsleden het er over eens zijn, dat
er gezorgd moet worden voor de ouden van dagen,
dat er bejaardenwoningen moeten komen, enz. Daar
twijfelt spr. geen ogenblik aan.
Het gaat hem er om, of het verzorgingsbedrag wel
zo hoog zal moeten worden als hier is aangegeven.
Nu zou spr. gaarne willen aantonen, dat deze ver
zorging de gemeente niet zoveel meer behoeft te
kosten dan het haar op het ogenblik kost.
Want wat is het geval? Er is een tekort aan ruimte
voor deze soort mensen in het verzorgingshuis en er
is een tekort in de andere tehuizen. En wat gebeurt
er nu? Op het ogenblik is het zo, dat, als hier in Leeu
warden geen plaats is, degenen, die toch een verzorging
in de een of andere vorm moeten hebben en geen
chronische patiënten zijn, op kosten van Sociale Zaken
naar andere inrichtingen in de provincie worden ge
zonden. Dat kost hoogstwaarschijnlijk meer dan wan
neer men een centrum voor 60 personen gaat inrichten
met kleine woninkjes. Hierin zouden deze mensen, die
nu toch op kosten van de gemeente moeten worden
verzorgd, ondergebracht kunnen worden. Buitendien is
de wachtlijst ook hier nog groot. Ook deze wachtenden
zullen moeten worden ondergebracht. Bovendien, indien
men al eens mocht komen tot vervanging van het
stadsverzorgingshuis, dan zal het nieuwe tehuis veel
meer ruimte bieden dan het tegenwoordige.
Het is bekend, dat er een achterstand is. Die achter
stand wordt met de dag groter. Een van de redenen,
dat het nieuwe verzorgingshuis of hoe men het wil
noemen niet groter zal worden dan het tegenwoor
dige, is, dat ook volgens de mening van deskundigen
deze tehuizen niet te groot mogen worden; dat ze feite
lijk niet meer dan 50 a 75 personen moeten huisvesten,
dat er een éénhoofdige in plaats van een meerhoofdige
leiding moet zijn, omdat hierdoor wat meer contact met
de bewoners ontstaat en vooral de geestelijke verzor
ging beter tot haar recht kan komen.
Indien men de zaak zo stelt, dat een groot aantal
van de bedden, die er in het pensiongebouw (zoals spr.
het zou willen noemen) zijn, bezet worden door men
sen, die nu reeds op kosten van de gemeente elders
worden verzorgd, dan zou dit geen meerdere kosten
meebrengen. Wil men echter wachten, tot op een zeker
ogenblik eens een bouwvergunning zal worden afge
geven voor de vervanging van het stadsverzorgings
huis, dan zal dat nog geruime tijd duren. Het zal z.i.
en hij zegt dit niet om de zaak tegen te gaan, maar
juist omdat hij vindt, dat men haar open en eerlijk
moet behandelen waarschijnlijk veel voeten in de
aarde hebben om een bouwvergunning voor zo'n ver
pleeghuis te krijgen, gezien ook het feit, dat men op
het ogenblik voor de vervanging van scholen, die feite
lijk afgebroken moesten worden, geen bouwvergunning
krijgt. Men heeft daarover publikaties in de pers kun
nen lezen, in de Onderwijsbegroting komt een desbe
treffende zinsnede voor en ook in een vergadering van
het N.V.V. is er ten sterkste op aangedrongen met de
scholenbouw zo veel mogelijk voort te gaan.
Spr. meent, dat de kosten, die het bouwen van een
bejaardencentrum hier zou meebrengen, nooit het totale
bedrag kan worden, dat op het ogenblik hiervoor wordt
aangegeven.
Daar komt nog bij, dat spr. meent, dat men het ge
mengde stelsel moet toepassen, dus een pensiongebouw,
waarin niet uitsluitend zij worden gehuisvest, die niet
kunnen betalen, maar ook niet uitsluitend degenen, die
dat wel kunnen. Dat laatste aantal is trouwens nog
niet zo groot. Spr. meent, dat, waar de tijd van de
„armenschool" tot het verleden behoort en men van
gemeentewege bezig is de armenwijken af te breken,
het gemeentebestuur er voor moet zorgen, dat deze
pensiongebouwen in de toekomst ook niet het stempel
van maatschappelijke minderwaardigheid, van achter
stelling, dragen. Daar is men het hier zeker wel over
eens.
Er is ook nog opgemerkt, dat, indien het verpleeghuis
gereed zal zijn, enkele mensen, die thans in het stads
verzorgingshuis verzorgd worden, naar het nieuwe
tehuis zullen gaan en er dus in het stadsverzorgings
huis plaatsen vrij zullen komen. Spr. gelooft niet, dat
het deze kant uit moet en dat zulks verantwoord is.
Er is ook ergens gesproken over de moeilijke keus.
Het zou zo moeilijk zijn om keus te maken tussen de
gegadigden, wanneer er een pensiongebouw voor 60
personen zou komen. Spr. gelooft, dat dit argument niet
opgaat, want, stelt men de zaak zo, dan kan men ook
wel t.a.v. de woningbouw zo redeneren: je kunt alle
mensen toch niet helpen; waar zul je dan mee be
ginnen? Maar ook hier heeft men een systeem uitge
vonden, waarvan men redelijkerwijs mag aannemen,
dat diegenen worden geholpen, die het het eerst nodig
hebben.
Ook t.a.v. degenen, over wie spr. het nu heeft, gaat
het er om hen te helpen, die het het meest nodig
hebben. Maar spr. stelt voorop, dat hij geen maat
schappelijke maatstaf wil hanteren, eerder nog een
medische, of andere maatstaven, die er ook kunnen
zijn. Daarom gelooft hij, dat het logisch is, dat er nu
een bejaardencentrum komt. In de eerste plaats kwa
men dan ruime woningen vrij, die weer door andere
gezinnen kunnen worden ingenomen; er komt dan niet
alleen een verruiming, maar ook een betere verdeling
van de woonruimte. Wat voor het pensiongebouw
geldt, geldt ook voor de woninkjes; ook hier moet men
niet gaan sorteren naar maatschappelijke welstand en
daarom zou spr. willen eindigen met een paar con
clusies.
Het is niet meer dan redelijk, dat aan de verwach
ting, die door de verschillende publikaties zijn gewekt,
wordt tegemoetgekomen door de bouw van een bejaar
dencentrum.
De behoefte aan bejaardenwoningen is groot in Leeu
warden, aan een pensiontehuis eveneens. De bouw
ervan kan een vermeerdering, een doelmatiger verdeling
van de woonruimte bevorderen. De meerdere kosten
zullen door de gemeente, alsmede door andere instan
ties moeten worden gedragen. Er worden thans vele
oude lieden op kosten van de gemeente elders gehuis
vest. In het bouwen van een pensiontehuis hier ter
stede kan in dit verband een reducerende tendens
schuilen. Het bouwen zal overigens verdergaande plan
nen van het college niet behoeven te belemmeren.
Spoed t.a.v. de uitvoering van de plannen is zeer ge
wenst.
Ten slotte zou spr. nog een vraag willen stellen:
Zijn B. en W. bereid in overleg te treden met het
comité van de adresserende corporaties om door ge
zamenlijk overleg te komen tot een vorm van beheer,
waarbij men zich tot taak stelt de bestaande plannen
te bestuderen, te doen uitvoeren en het geheel te
exploiteren
Gaarne zou spr. hierover de nadere mening van
B. en W. en raadsleden willen horen, alvorens nog te
denken aan het indienen van een motie. In deze be
grotingsvergadering moet n.l., aldus spr., een klaar en
helder besluit worden genomen, opdat wij weten, welke
koers wij hier willen varen.
De heer IJtsma vraagt, of hij mag aannemen, dat
het adres van een aantal organisaties betreffende een
bejaardencentrum, dat bij de ingekomen stukken al is
aangekondigd, op het ogenblik ook aan de orde is.
De Voorzitter: Ja, het is door diverse raadsleden ook
al aangeroerd en spr. heeft dit maar laten gaan. Als
de heer IJtsma dus over dit onderwerp wil spreken,
moet ook hij zijn gang maar gaan.
De heer IJtsma zou graag in het kort iets wlilen
zeggen, omdat de indruk zou kunnen worden gewekt,
dat door het mede-ondertekenen van het onderhavige
adres door de Leeuwarder Besturenbond een contro
verse zou kunnen bestaan tussen de raadsfractie van
de P.v.d.A. en de Leeuwarder Besturenbond. Spr. wil
hier wel nadrukkelijk verklaren, dat zulks niet het ge
val is. De Besturenbond heeft alleen in dit adres tot
uitdrukking willen brengen, dat men ook hier in Leeu
warden behoefte heeft aan een bejaardencentrum. Men
is het in die kringen echter eens met B. en W. en raad
over de volgorde, zoals die hier enige keren besproken
is, n.l. vervanging van het tehuis in de Haniasteeg door
een tehuis voor chronische zieken, het bouwen van
bejaardenwoninkjes en daarna zal kunnen worden be
zien, of er een bejaardencentrum zal kunnen worden
gebouwd.
Spr. zou er ten slotte nogmaals de klem op willen
leggen, dat er tussen de adressanten en de raadsfractie
van de P.v.d.A. geen verschil van mening bestaat.
De Voorzitter zou de beantwoording van de alge
mene beschouwingen willen beginnen met namens het
college die raadsleden, die hun waardering voor het werk
van B. en W. hebben uitgesproken, dank te betuigen.
Ongetwijfeld vormen die uitingen van waardering voor
B. en W. een prikkel om op de ingeslagen weg door te
gaan. De raad weet wel en het is zopas ook al door
enige heren gezegd dat B. en W. en raad in het
komende jaar nog een bijzonder groot programma
wacht en het is voor het college uiteraard prettig om
zich bij de voorbereiding van de uitvoering van dit
programma verzekerd te weten van de steun van de
raad.
De heer Tiekstra (weth.) lijkt het nuttig het is
ook door enkele raadsleden al gedaan om voor de
beschouwing van de begroting 1957 uit te gaan van
het resultaat van de aangevraagde subjectieve verho
ging van de algemene uitkering. Bij de behandeling
van de begroting 1956 is in dit opzicht ook al een zo
duidelijke relatie tussen 1956 en 1957 aan de dag ge
treden, dat het ook voor de raad prettig kan zijn, dit
als uitgangspunt te nemen. De desbetreffende begro
tingswijziging komt in de eerstvolgende raadsvergade
ring aan de orde; dus de raad is dan ook tijdig ge
ïnformeerd.
Het zal de raad bekend zijn, dat de begroting 1956
sloot met een tekort van f 598.000,rond. Op grond
van de door B. en W. ingediende aanvrage is door
verhoging van het basisbedrag, van het uitkeringsper
centage van 138 op 140 en van de belastinguitkering
het totaal van de uitkeringen gestegen met f 677.000,
welk bedrag gecorrigeerd dient te worden in verband
met het wegvallen van de kosten van het kleuteronder
wijs, die op een bedrag van f 2,37 per inwoner zijn be
rekend. Zoals in de aanbiedingsbrief vermeld staat,
levert dit een nadeel op van rond f 340.000,Verder
moet nog worden opgemerkt, dat de verhoging van
het uitkeringspercentage van 138 op 140 bedoeld was
om de gestegen kosten, voortvloeiende uit de verhoging
der vakantietoelage van 2 tot 4 van de salarissen,
te dekken. Dit gaf een verhoging van f 31.000,Dit
alles is globaal, en, rekening houdende met een aantal
andere correcties spr. heeft zoëven al gezegd, dat
de raad de desbetreffende begrotingswijziging in de
eerstvolgende vergadering in behandeling krijgt
betekent het, dat op dit ogenblik op de begroting 1956
nog een bedrag van rond f 10.000,beschikbaar is op
Onvoorzien. Het kan duidelijk zijn, dat de begrotings
positie dus aanzienlijk minder rooskleurig is dan uit
de cijfers, die spr. zoëven eerst heeft genoemd, zou
mogen worden geconcludeerd. Het betekent immers,
dat men, met nog liefst 1% maand begrotingsjaar voor
de boeg en met nog y2 rekeningsjaar de rekening
loopt door tot 1 juli 1957 - - met dit bedrag toe moet
komen. Dit betekent, dat de reserve er wel volkomen
uit is en dat op het ogenblik de begroting en rekening
1956 een zeer vertrokken beeld te zien geven. Spr.
gelooft, dat het toch wel op zijn plaats geweest is,
dat enkele raadsleden hebben gemeend, voldoening te
moeten uitspreken over de bereikte resultaten. De ge
meente Leeuwarden is n.l. een van de weinige gemeen
ten, die op de aangevraagde verhoging inderdaad ook
een volledig resultaat heeft gekregen. Op zichzelf
stemt dit tot voldoening uit de raad is dan ook
waardering uitgesproken voor de betrokken instan
ties dat zijn Ged. Staten en de inspectie der ge-
meentefinanciën van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken maar dat neemt niet weg, dat uit de cijfers
duidelijk blijkt, dat hier sprake is van het inhalen van
een aanzienlijke achterstand. Dit wordt ook duidelijk
gedemonstreerd door het overgelegde vergelijkingsma
teriaal i.z. andere gemeenten, waaruit valt af te leiden,
dat de gemeente Leeuwarden, wat haar algemene uit
keringen-niveau betreft, beneden het gemiddelde van
deze vergeleken gemeenten ligt. B. en W. zullen dus
op de ingeslagen weg voort moeten gaan, waarbij zij
tevens in aanmerking moeten nemen wat spr. ver
scheidene malen heeft medegedeeld en wat nu duidelijk
blijkt ook uit verschillende overzichten dat m.n.
de uitkeringen van bedrijven (en daar bedoelt spr. in
het bijzonder het elektriciteits- en het gasbedrijf mee)
van diverse gemeenten aanzienlijk hoger liggen, waar
door dus in de eigen inkomsten van deze gemeenten
een veel grotere speling zit dan in die van de gemeente
Leeuwarden. Dit alles tezamen nemende, gelooft spr.
eigenlijk te moeten zeggen, dat de financiële positie
van Leeuwarden niet rooskleurig is, integendeel, deze
zal zowel van de raad als van het college nog voort
durende zorg vragen. En spr. zou daaraan willen toe
voegen: èn een grote mate van zelfbeheersing.
De burgemeester heeft gistermiddag bij de ontvangst
van de Goedheilig Man al een waarschuwend woord
laten horen. En spr. wil dit graag met nadrukkelijke
ernst herhalen.
In de rekening 1956 zit geen reserve meer. Het is
de vraag, of deze inderdaad in evenwicht zal blijken te
zijn. De 6 salarisverhoging is in de begroting 1956
niet verdisconteerd. En het is niet bekend, in hoeverre
de gemeente dekking hiervoor zal verkrijgen. Het is
bij herhaling gebleken, dat ook bij verhoging van het
uitkeringspercentage toch een niet onaanzienlijk bedrag
van de verhoogde salarissen ten laste van de gemeente
blijft. Het effect van deze verhoging zal moeten wor
den afgewacht. Ook moet afgewacht worden, of het
verschil tussen de data van invoering 1 juli en
1 september een rol zal spelen. Bij de beoordeling
van de cijfers moet rekening worden gehouden met het
feit, dat in de overgelegde begroting 1957 uiteraard
nog geen rekening kon worden gehouden met de ge
volgen van de ouderdomsvoorziening, de huurverhoging
en de daaraan verbonden inkomstencompensatie en met
de verhoogde rentestandaard. Daarom gelooft spr., dat
het beeld voor 1957 toch nog weer in hoge mate on
zeker is, ook omdat niet precies te zeggen is, gegeven
het voortdurend stijgende prijspeil, hoe in 1957 de uit
komsten zullen zijn. De primitieve begroting 1957 sluit,
maar de wijzigingen sluiten voor een deel op de in
middels opnieuw door de raad aangevraagde verhoog
de uitkering. Men zal de resultaten daarvan nog even
dienen af te wachten. Maar dat betekent, dat ook
voor 1957 van de raad en het college spr. herhaalt
het een grote mate van zelfbeheersing zal worden
gevraagd, voor wat betreft het verhogen van de uit
gaven en het doen van nieuwe uitgaven.
Spr. gelooft nu wel weer te moeten zeggen, wat hij
ook bij vorige gelegenheden heeft gezegd, n.l., dat de
raad zich rekenschap zal moeten geven van de moge
lijkheden, die eventueel nog schuilen hoewel ze niet
groot zijn in de eigen inkomsten.
De heer De Jong heeft uitvoerig gesproken over de
stand van de reserves en het college gevraagd, daarover
nadere cijfers te geven. Spr. zal dat graag doen. Eén
punt springt daarbij naar voren. Hij denkt aan het
Slachthuis. Wanneer de verbouw door zal gaan, be
tekent dit, dat een deel der kosten zal worden gedekt
door de algemene reserve en tevens, dat de rest van
de kosten gevonden zal moeten worden uit tariefsver
hoging.
Het gemeentebestuur mag zich gelukkig prijzen, een
bedrijf als de Reiniging in de afgelopen jaren aan
zienlijk beter te hebben kunnen uitrusten, wat zijn
rollend materieel betreft. Want zou dit nu nog moeten
gebeuren, dan zou dit per stuk f 10.000,a f 15.000,-
meer kosten. Het tekort van deze dienst komt ongeveer
overeen met de personeelskosten. Gegeven het perspec
tief van de stijgende lonen in 1957, vraagt spr. zich af,
of het proces van de verhoging der reinigingsrechten
inderdaad niet zal moeten voortgaan.
Spr. heeft er met grote ernst bij de raad op willen
aandringen, dat men zich rekenschap geeft van het
feit, dat ondanks de verhoogde uitkering de financiële
positie allerminst gunstig genoemd kan worden.
Spr. zal even ingaan op de opmerkingen, die zijn