16
17
aamam
weg beginnen met bouwen. Misschien komen wij er dan
uit. De wethouder zegt: „Het gaat niet zonder plan
nen", maar met plannen gaat het ook niet. Wij gaan
elk jaar achteruit. Wij kunnen ons levendig voor
stellen, dat men zegt: Laten wij het anders doen dan
met dit ministerie. De wethouder herinnert zich, dat
deze zomer op het congres van de Ned. Maatschappij
voor Nijverheid en Handel door zeer deskundige mensen
felle kritiek op de dienst van Wederopbouw werd ge
leverd. Br zijn rapporten geweest, die zijn blijven lig
gen en wij gaan weer verder rusten. Spr. wil deze
voorspelling wel doenals er niets anders gebeurt,
komen wij er over 10 jaar nog niet uit. Met dit tempo
komen wij er nooit. Laat men niet ieder jaar bij de
begroting wat nieuws beloven. Wij komen uiteindelijk
niet verder en de mensen schreeuwen om woningen.
Of het nu groene of rijpe vruchten zijn, wil spr. in
het midden laten; als er maar wat groeit.
De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat B. en W. het i.z.
het punt, dat de heer De Jong heeft aangeroerd, vol
komen met deze eens zijn. Wat toch financiert men
uit de algemene reserve Natuurlijk niet de bouw
kosten, die men van te voren onrendabel acht, maar
investeringen, die zich naar hun aard daartoe lenen,
zoals investeringen, die elementen bevatten van ach
terstallig onderhoud. Daarop sloeg ook spr.'s opmer
king omtrent het openbaar slachthuis.
Dat de heer De Jong en spr. over de winstuitkeringen
van de bedrijven verschillend denken, zal misschien
wel zo blijven, maar spr. gelooft, dat niet het misver
stand moet ontstaan, dat elk optrekken van gemeente
lijke tarieven hogere winstuitkeringen ten gevolge zal
hebben. T.a.v. de gemeentereiniging heeft spr. dezelf
de opmerking gemaakt. Hier heeft tariefsverhoging
reeds vergroting van nadelige saldi voorkomen. T.a.v.
de tarieven van het gasbedrijf kan men een eventuele
verhoging concreet motiveren, omdat het misschien
niet verantwoord is, dat het gemeentebestuur op eigen
verantwoordelijkheid bij voortduring tarieven hanteert,
die tot de laagste in den lande behoren. Ook hier ligt
een stuk eigen verantwoordelijkheid.
Dan heeft de heer De Jong spr.'s woorden over de
garantie voor de financiering van een bejaardencen
trum met groter vrijmoedigheid uitgelegd dan de woor
den van de heer Vellenga i.z. het bejaardencentrum.
Daar heeft spr. weinig bezwaar tegen, want er ont
staan geen misverstanden door. Maar spr. zou niet
graag willen, dat daaruit zou worden opgemaakt, dat
er verschil in progressiviteit bestaat tussen de uiterst
links en de uiterst rechts gezeten wethouder.
De heer Van der Schaaf (weth.) heeft zeker behoef
te om nog een enkele korte opmerking te maken. Dat
geldt echter niet zozeer de heer Stobbe, die de kwestie
van de houtrijke woningen nog eens weer ter sprake
bracht. Spr. gelooft, dat dit punt eigenlijk niet hele
maal bij de algemene beschouwingen thuishoort, of
schoon het wel in het sectieverslag onder „Algemeen"
voorkwam. Of het hier echter voor een bespreking in
details de geschikte plaats is, waagt spr. te betwijfelen.
Bovendien staat men nog niet aan het einde van dit
werk. (De heer Stobbe: Dat komt wel en dan zien wij
het wel.) Maar dan kan men het beter beoordelen.
De heer Stobbe moet niet de indruk hebben, dat spr.
iets goed wil praten, maar hij noopte spr. hier iets
over te zeggen.
Spr.'s behoefte om een opmerking te maken, geldt
wèl hetgeen de heer Pols, inspringende voor de heer
Van der Veen, heeft gezegd. De heer Pols heeft wel de
gave, spr. met genoegen naar hem te doen luisteren,
maar dat was vanmorgen niet het geval. Men kan
over een zaak op verschillende manieren spreken. Op
de kiesvereniging, in eigen kring, doet men het op een
bepaalde wijze en in de gemeenteraad doet men het
weer op een andere manier. In het laatste geval is het
een vereiste, zakelijk te blijven en met beide benen op
de grond te staan. In het andere milieu kan men de
registers maar opentrekken. Spr. gelooft, dat de heer
Pols vanmorgen uit het verkeerde boekje heeft ge
praat. Wanneer bijv. gezegd wordt: De wethouder
moet er zich over uitspreken, of het Ministerie van
Wederopbouw moet worden opgeheven(De heer
Pols: Dat heb ik niet gezegd.) Zo heeft spr. het toch
wel opgevat. Overigens kan men het punt: opheffing
van een ministerie, hier in het geheel niet ter sprake
brengen. De heer Pols ging er ook nog op door, hoe
wel het helemaal niet aan de orde was. Wat heeft het
voor zin, er hier over te praten en dat spr. daarover
een uitspra ak doet De heer Pols zal ook niet het hart
hebben een motie in te dienen, waarbij uitgesproken
wordt, dat het ministerie moet worden opgeheven. Voor
de manier van debatteren, die de heer Pols thans volgt,
heeft spr. weinig respect. Als deze zegt: Wij moeten
niet praten, maar beginnen te bouwen en als hij wil
zeggen, dat er in de afgelopen jaren nog helemaal niet
begonnen is met bouw(De heer Pols: U kent de
cijfers en weet zelf, dat er te weinig gebouwd wordt.)
Daarvan is spr. overtuigd, maar dat er in 1956 belang
rijk meer op stapel is gezet dan in een voorgaand jaar,
wijzen de cijfers ook uit. Spr. herhaalt, dat, als de heer
Pols zegt: Er moet maar eens begonnen worden met
bouwen, dit een wijze van debatteren is, die niet ge
schikt is als discussie in deze raad.
De heer Vellenga (weth.) zegt, dat de heren Beeksma
en De Jong, die even teruggekomen zijn op de kwestie
van het bejaardencentrum, beiden met zoveel woorden
hebben verklaard, dat zij met de volgorde van het ge
meentebestuur akkoord kunnen gaan. De heer K. de
Jong maakte daarbij enkele opmerkingen, waarop spr.
nog iets wil zeggen. Hij kan niet nagaan, of B. en W.
voor 1953 evenveel kennis droegen van de toestand van
het Stadsverzorgingshuis als nu het geval is. Dat ont
trekt zich aan zijn waarneming. Hij weet wel, dat,
zolang hij het genoegen heeft deel uit te maken van
het college, B. en W. hier meer dan één bespreking aan
hebben gewijd, o.m. op grond van mededelingen van
een bepaalde commissie ad hoc, die zich met deze zaak
heeft beziggehouden. Ook de arbeidsanalist, waarover
de raad wel eens vragen stelt, is in het Stadsverzor
gingshuis geweest en deze heeft een aantal dingen
uitdrukkelijk onder de aandacht van B. en W. gebracht,
dingen, die zij misschien wel wisten, zonder dat ze hun
zo zorgelijk en levensgroot voor ogen stonden. Dit zal
de heer De Jong in de praktijk ook wel eens met iets
anders overkomen zijn. Als getracht zal worden het
bejaardencentrrum van de grond te krijgen, omdat het
van de grond moet, zijn B. en W. geheel gereed. Wat
dat betreft, had de heer De Jong de urgentie niet met
zoveel nadruk behoeven te beklemtonen op grond van
een begrip, dat naar de opvatting van hem en zijn
politieke vrienden eigenlijk niet bestaat, n.l.progres
siviteit.
Hierna wordt de vergadering geschorst.
>.f' f<gy.fr t*m J.
Om 2 uur wordt de vergadering heropend.
De begroting van het Openbaar Slachthuis wordt
z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W., vast
gesteld.
Aan de orde is de begroting van de Geneeskundige
en Gezondheidsdienst.
De heer J. de Jong wil niet zozeer spreken over de
organisatie van de G.G.D. Een tijdje geleden heeft spr.
twee ongelukken meegemaakt, één in een particulier
huis en één in een bedrijf en dit laatste liet zich oor
spronkelijk nogal ernstig aanzien. Het Stadsziekenhuis
werd opgebeld, maar het duurde lang, voordat men
antwoord kreeg, zo lang, dat de betrokkene intussen
was bijgekomen en in een auto van het bedrijf naar een
der ziekenhuizen kon worden vervoerd. Een paar uur
later verschenen toen enkele mensen van de politie. Zij
kwamen misschien kijken, of de man al dood was of al
weer beter! Spr. zou willen vragen, of de G.G.D. niet
zo georganiseerd kan worden, als in de meeste grote
steden. Wanneer daar een ongeluk gebeurt, hetzij in
een particulier huis of in een bedrijf, hetzij op straat,
dan kan men de G.G.D. bellen en die zorgt dan voor
het vervoer van de getroffene (n) met deskundige hulp.
Leeuwarden is nog wel geen grote stad, maar streeft
er toch aardig naar. Als hier echter om 9 uur 's mor
gens een ongeluk gebeurt als alle doktoren in de stad
op toumée zijn, dan is het moeilijk om geneeskundige
hulp te krijgen. Het zou een grote vooruitgang zijn,
wanneer te dien aanzien een voorziening zou kunnen
worden getroffen.
De Voorzitter wil gaarne de vraag van de heer De
Jong beantwoorden. De opvattingen in deze stad zijn
tot dusverre geweest, dat voor gevallen als deze de
geneeskundige dienst niet de aangewezen instantie is;
deze worden volledig overgelaten aan wat spr. zou
willen noemen het particuliere ziekenwezen, zowel aan
de particuliere artsen als aan het particuliere zieken-
vervoer. En het wil spr. voorshands ook voorkomen,
dat, als men uitbreiding zou geven aan de G.G.D., zo
als de heer De Jong suggereert, in kringen, die er mee
te maken hebben, wel grote weerstand zou ontstaan,
afgezien nog van de kostenvraag. Een paraatheid om
bij alle ongelukken, onverschillig waar deze plaats
hebben, op staande voet hulp te bieden, zou een dienst
eisen, die veel meer personeel en veel meer materieel
omvat dan waarover de dienst op het ogenblik be
schikt.
Vooralsnog is dus hier de opvatting en het be
leid is tot dusverre ook dienovereenkomstig geweest
dat de grenzen van de overheidsbemoeiing te ver zou
den worden doorgetrokken, als de G.G.D. zou doen wat
de heer De Jong vraagt, maar dat neemt niet weg,
dat het college van zijn kant wel bereid is, om deze
zaak opnieuw in overweging te nemen. Alleen kan
spr. nu niet anders doen dan de heer De Jong dit
antwoord te geven.
De begroting van de geneeskundige- en gezondheids
dienst wordt, overeenkomstig het voorstel van B. en W.,
vastgesteld.
De begroting van het Woningbedrijf, met de bijbe
horende wijziging en de begroting van de Gemeente
reiniging, eveneens met de bijbehorende wijziging, wor
den, overeenkomstig de voorstellen van B. en W., vast
gesteld.
Aan de orde is de begroting van Openbare Werken.
De heer Pols zou gaarne een vraag willen stellen
omtrent Openbare Werken in het algemeen.
Het vraagstuk, dat hij wil aanroeren, ligt volgens
spr. meer in het emotionele vlak dan andere vraag
stukken en hij hoopt, dat de wethouder hem wil ant
woorden op de wijze, zoals men het van hem gewend is.
De Voorzitter: Dat zal ook van Uw wijze van spreken
afhangen.
De heer Pols: Daarover kan men van mening ver
schillen.
De Voorzitter: Zoudt U zich tot het onderwerp wil
len bepalen?
De heer Pols: Daar zou ik al mee bezig zijn geweest,
als ik niet door U was afgeleid.
De dienst van Openbare Werken kent een commissie
van bijstand i.z. de uitbreidingsplannen. Werkt deze
commissie? Komt ze wel eens bijeen? Spr. vraagt hier
naar, omdat hij wel graag iets meer zou willen ver
nemen van wat men in de toekomst eigenlijk wil in de
oude stad. Spr. persoonlijk heeft zo het idee, dat de
raadsleden heel weinig van de grote lijn in dezen af
weten. Hij herinnert aan de tijd, dat de heer Arjen
Witteveen uit zijn hoekje placht te komen en met veel
warmte een centrumplan verdedigde.
Spr. zou bij de wethouder aandacht willen vragen
voor dat plan, opdat de raad ook eens kan worden in
gelicht over wat in de toekomst in de binnenstad gaat
gebeuren. Spr. is van mening en dat is ook de
mening van het college dat sanering van de binnen
stad zich in de toekomst zal moeten voltrekken. Hij
zou hierover graag worden ingelicht. Er zijn verschil
lende vraagstukken: het verkeer in de binnenstad,
aansluiting van de binnenstad op de nieuwe veemarkt,
enz. Dit zijn alle vraagstukken, waarover spr., als de
plannen in een vèrgevorderd stadium zijn, iets zou willen
horen.
De Voorzitter zou allereerst willen opmerken, dat hij
de heer Pols aan het woord gelaten heeft, hoewel deze
buiten de orde was. Het gaat hier om verrichtingen
van de dienst en niet om een punt, dat bij de gemeente
begroting aan de orde dient te komen. Maar omdat het
de heer Pols was, heeft spr. hem niet verder willen
afleiden.
De heer Ras was van plan over hetzelfde onderwerp
te spreken, maar zal dit tot straks uitstellen.
Spr.'s vraag komt in het sectieverslag voor en ook
reeds in de vorige raadsvergadering heeft hij gevraagd,
of het mogelijk zou zijn een overzicht ter inzage te
krijgen van het werk van de arbeidsanalist. Graag zou hij
ook iets hebben vernomen over diens methode van wer
ken en diens adviezen. Daar heeft de wethouder destijds
op geantwoord, dat de raad misschien wel een rapport
kreeg, maar mogelijk ook wel niet. Het lijkt spr. ter
adstructie van de raad wel gewenst, dat deze ook op
andere wijze dan uit de begroting een inzicht in de
werkwijze van de dienst krijgt.
De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de heer
Pols enkele punten aan de orde heeft gesteld, nadat
hij een persoonlijke inleiding had gehouden, die spr.
zeer op prijs stelde. Het is vaak zo, dat de maatregelen,
die de energie-in-de-verkeerde-richting afremmen, in de
goede richting gaan werken. Spr. kent bij zichzelf een
overeenkomstige werking als bij de heer Pols het ge
val is.
De heer Pols zal wel goedvinden, dat zijn vraag bij de
desbetreffende begrotingspost zal worden beantwoord.
Spr. heeft het genoteerd en heeft dan tevens gelegen
heid er dieper over na te denken dan wanneer hij er
nu al op zou moeten antwoorden.
Wat het punt betreft, dat de heer Ras aansnijdt, dit
acht spr. nauwelijks te liggen op het terrein van Open
bare Werken, zodat hij een beetje schroomvallig gaat
worden t.a.v. wat hij verder moet opmerken. Hij wil
in het algemeen wel zeggen, dat de werkzaamheden
van de arbeidsanalist goede resultaten hebben opge
leverd en dat deze dan ook door het college wordt
gewaardeerd. Zijn werkzaamheden hebben zich tot nu
toe meest bewogen op het terrein van de wethouder
van Financiën met zijn annexen. Daarom kan spr. dus
nu tot de conclusie komen, dat verdere beantwoording
van de desbetreffende vragen door de heer Tiekstra
beter op haar plaats is.
T.a.v. de vraag, of deze functionaris bij de G.G.D.
te werk zal worden gesteld, vindt de heer Ras in de
mem.v.a. een opmerking, die niet behoeft te worden
herhaald. Wanneer de arbeidsanalist t.z.t. aan deze
dienst toe is en er niet andere, dringender zaken zijn,
waarmee hij zich bezig moet houden, komt hij dus ook
bij de dienst Openbare Werken aan slag.