2
3
319 en 321 van mevr. K. J. Postma-Bakker en
R. Jilderda, beiden alhier;
b. tot aankoop van grond, gelegen ten oosten van
de Mr. P. J. Troelstraweg, van Dr. D. M.
Hoogeveen, te Haarlem;
B. dat bij Koninklijk besluit van 19 november 1956,
no. 13, is goedgekeurd het raadsbesluit van 5 september
1956 tot het wijzigen van de verordening op de heffing
van reinigingsrechten;
De mededelingen sub A en B worden voor kennis
geving aangenomen.
C. dat zijn ingekomen:
1. rapporten omtrent controle van de legesadministra
tie van de afdeling bevolking en militaire zaken en
expeditie en drukkerij der gemeente-secretarie, om
trent kasopneming van de kostwinnersvergoedingen
van de afdeling bevolking en militaire zaken, als
mede omtrent controle van de voorschotkas van de
afdeling expeditie en drukkerij;
Voor kennisgeving aangenomen.
2. een verzoek van een aantal bewoners van het
Tjaard onder Wirdum, om medewerking te verlenen
tot het plaatsen van enige lichtpunten aan de
Tjaarderweg;
B. en W. stellen voor dit verzoek ter afdoening in
hun handen te stellen.
Aldus wordt besloten.
3. een brief met bijlage van de heer E. Beeksma,
alhier, waarin deze mededeelt om gezondheids
redenen te moeten bedanken voor het lidmaatschap
van de raad dezer gemeente;
B. en W. stellen voor deze brief met bijlage voor
kennisgeving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
4. berichten van verhindering van mevr. Dr. Blanksma-
Kok en de heer Schootstra.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punten 2 t/m 6 (bijl. nos. 300, 295, 284, 296 en 291).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 292).
De heer Mani c.s. verheugt het ten zeerste, dat dit
voorstel op de agenda staat en zij gaan hier gaarne
mee akkoord. De toestand aan de Greunsweg was
langzamerhand inderdaad onhoudbaar geworden en er
moest dus een oplossing worden gevonden. Het ver
heugt hen te meer, omdat daardoor de moeilijkheden
van een vereniging, die, naar uit de feiten blijkt, zeer
aktief is en waarvan bestuur en leden kosten noch
moeite sparen om datgene te doen wat goed is en
gebeuren moet in verband met de doelstelling van de
organisatie, uit de weg kunnen worden geruimd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 8 (bijl. no. 293).
De heer B,ootsma c.s. hebben min of meer met ge
mengde gevoelens kennis genomen van dit voorstel.
Dat betekent niet, dat zij er zich tegen zullen verklaren,
want zij zien mèt het college de noodzaak in, dat, zal
hier een oplossing gevonden worden, aan de behoefte
aan autoboxen tegemoet gekomen zal moeten worden,
maar dan zal de winkelbouw daar niet wel mogelijk
zijn.
Spr. c.s. willen hierbij enkele dingen aantekenen, die
hun een beetje zwaar op de maag liggen. Zij zijn er
van overtuigd, dat de behoefte aan winkels wel bij de
bewoners aanwezig is en het is alleen maar jammer,
dat het niet mogelijk blijkt, dat de bouwers iets tot
stand brengen. Zij menen daaruit de conclusie te moeten
trekken, dat het in de toekomst zeker aanbeveling ver
dient om bij het opzetten van bouwplannen meteen het
bouwen van winkels te bezien. Doet men dat niet, dan
vrezen zij een herhaling' van datgene, wat op het ogen
blik noodgedwongen zal moeten gebeuren.
Voorts zouden zij nog willen aanstippen, dat juist
doordat hier achteraf wijziging in de bestemming komt,
een minder fraaie oplossing zal ontstaan, wat betreft
de rooilijn. Voor deze winkelpandjes was n.l. een iets
naar voren springende rooilijn geprojecteerd. Spr. c.s.
vrezen, dat dit bij de bouw van autoboxen en garages
een minder mooi effect zal geven. In verband echter
met de achtergevelrooilijn en met de lichttoetreding
voor de dwarsblokken zal het wel niet mogelijk zijn, de
voorgevelrooilijn iets terug te brengen. Spr. c.s. zien
niet in, hoe hier een oplossing voor te vinden, maar
zouden er toch op willen aandringen te bevorderen,
dat architectonisch een zo bevredigend mogelijke op
lossing wordt verkregen.
De heer K. de Jong herinnert er aan, dat in de ver
gadering van 24 augustus van het vorige jaar bij een
bepaald punt ook het vestigen van winkelpanden in de
buitenwijken ter sprake kwam. Toen heeft spr. opge
merkt, dat in het westen met de planning van de dag
winkels niet een zeer gelukkige greep is gedaan. De
wethouder heeft daarop geantwoord, dat de peren, waar
van spr. gezegd had, dat ze gebakken zouden zijn, nog
niet rijp waren. Uit het onderhavige voorstel blijkt
echter, dat er eigenlijk helemaal geen sprake is van
peren, omdat een aantal geplande winkelpanden zullen
plaats maken voor autoboxen, die in de loop van de
tijd zullen verrijzen. Waar blijven nu de peren, die de
wethouder in uitzicht heeft gesteld? (De heer Wiersma:
Die staan te sudderen.)
De heer Kas zou een enkele opmerking willen maken,
niet omdat hij het niet eens zou zijn met de bouw van
autoboxen, maar in verband met het feit, dat voor de
winkels niet zoveel animo bestaat. In de raadsbrief
staat het zo: „Onzes inziens is dit niet een gevolg van
het feit, dat de belangstelling voor de op deze terreinen
gedachte winkelbebouwing beneden de bij de vaststel
ling van deze plannen daaromtrent gekoesterde ver
wachtingen is gebleven". Volgens het rapport van de
Commissie Middenstandsbedrijfspanden leert de erva
ring, dat, zolang dergelijke winkels nog niet gebouwd
zijn, er weinig lust bestaat bij de middenstanders, zich
voor vestiging aan te melden.
Spr. heeft bij de genoemde commissie enkele infor
maties ingewonnen en nu is hem gebleken, dat de
meeste van haar leden in het geheel niet voor dag
winkels zijn. Dit worden typische éénmanszaken, wat
moeilijkheden geeft met de verkoop. Moeder de vrouw
woont elders en kan niet helpen, zodat voor een ver
vanger van de winkelier moet worden gezorgd.
Een tweede punt, waar spr. de aandacht op wil ves
tigen, ligt in een ander vlak en het is misschien buiten
de orde. De door spr. genoemde commissie gevoelt veel
voor een koopcentrum, ongeveer in de geest, zoals in
de Jan van Scorelstraat. Haar argumenten zijn, dat
zo'n centrum een typische koopsfeer geeft en bovendien
is de clientèle niet verplicht van de ene hoek naar de
andere te lopen, wat vaak een kwestie van enige hon
derden meters is. Tijdens besprekingen met de com
missie is haar mening wel bekend gemaakt. Nu is spr.'s
vraag: zijn er na die tijd nog weer andere besprekingen
geweest en welke was daar de uitslag van? Is dat
geweest nadat deze plannen tot bouw van dagwinkels
zijn opgezet?
Ek yn de hear Santema syn fraksje hat sünder mis
forwündering west oer dit ütstel. Hy c.s. wiene fan
bitinken, dat, hwer't in nije wyk üntstiet, lyk as hjir
yn it easten ek it gefal is, winkels fan it soart, as hjir
planearre wiene, abslüt nedich binne. Hja kinne har
net foarstelle, dat de biwenners fan in nije wyk it prak-
tysk sünder sokke winkels dwaen moatte. Sakrekt is
troch de hear Ras it foarbyld neamd fan 'e Jan van
Scorelstrjitte. Yndied woenen dy winkels yn it earst
net al to bést fuort, mar doe't hja der ien kear wienen,
wiene hja ek biset en foar safier spr. neigean kin,
binne hja wierliken wol fan bitsjutting wurden foar
de ündernimmers. Spr. c.s. kinne der fansels ek skoan
ynkomme, dat de biwenners fan san wyk forlet hawwe
fan autoboxen, mar hja woenen it leaver sa, dat èn
autoboxen èn winkels tagelyk yn it ütwreidingsplan
opnommen wienen. It moat dochs net sa wêze, dat de
biwenners foar it keapjen fan de gewoane deistige
libbensbihoeften in hiel ein rinne moatte, mei al de
biswieren, dêroan forboun. Fierder wit spr. net, hoe
djür dizze autoboxen wurde sille. Kin de wethalder ek
in priis neame Men wit, dat der oer it algemien great
forlet is fan ynrjochtingen, hwer't autos ünderbrocht
wurde kinne, foaral yn dizze foarm, dy't nou oan 'e
oarder is. It soe miskien wol in ding fan bilang wêze,
dat B. en W. dér neijere ynljochtings oer jowe.
De heer Splekhout zou naast hetgeen zijn fractiege
noot al over deze zaak heeft gezegd nog één punt even
willen aanstippen. Bij hem bestaat ook een zeer groot
bezwaar tegen garages die zo sterk uit de rooilijn naar
voren springen. Hij is bang, dat het een lelijk geval zal
worden, misschien niet zo lelijk als in de Arubastraat,
maar het betreft hier een rondweg, een van de grote
wegen van Leeuwarden. En spr. kan het niet waar
deren, dat juist aan zo'n weg een paar garages uit de
rooilijn naar voren springen. Hij zou er ten zeerste op
willen aandringen, nog eens te bekijken, of het niet
mogelijk is, ze binnen de rooilijn te houden. Misschien
schuiven de laatste autoboxen, als ze meer achteruit
geplaatst worden, wat te ver naar de huizen der zij
straten, maar wellicht kan aan de kanten een box
minder gebouwd worden, zodat de afstand tussen de
huizen en de boxen iets groter wordt. Het is misschien
wel de moeite waard om dit offer te brengen.
De heer Van der Schaaf (weth.) zou even van de
volgorde willen afwijken en beginnen bij zijn fractie
genoot, de heer K. de Jong, die spr. een beetje bij de
neus heeft met de beeldspraak, die hier bij een vorige
gelegenheid is gebezigd. Het blijkt volgens hem dus nu,
dat er helemaal geen peren geweest zijn, dat B. en W.
zich op dit geval hebben verkeken en, dat het druiven
zijn geweest, die voor de betrokkenen te zuur bleken
te zijn.
Wat de opmerkingen van de heer Bootsma betreft,
kan spr. verklaren, dat de gedachtengang, die deze heeft
ontwikkeld, B. en W. helemaal niet vreemd is. Ook zij
hebben er, vóór zij met dit voorstel kwamen, een on
geveer evenwijdige gedachtengang op na gehouden. De
heer Bootsma heeft gesproken van „gemengde gevoe
lens". Die zijn bij het college ook aanwezig geweest.
De heer Bootsma adstrueerde dit verder door te zeg
gen, dat de behoefte aan winkels, bekeken vanuit het
standpunt van de wijkbewoners, wel aanwezig is. Uit
het standpunt van de middenstanders bekeken, is die
behoefte blijkbaar minder groot. Het zou ook kunnen
zijn, dat er, wanneer er een wat vlottere mogelijkheid
van financiering voor dergelijke bedrijfspanden was,
misschien wel een iets grotere toeloop was gekomen.
Nu is er uit de fractie van de P.v.d.A. het bezwaar
naar voren gekomen, dat de autoboxen het straatbeeld
niet in gunstige zin, maar, integendeel, in ongunstige zin
zullen beïnvloeden. Dit bezwaar, door de heer Bootsma
genoemd, is door de heer Spiekhout nog even onder
streept, te meer, omdat de rooilijn iets zou vooruit
springen. B. en W. hebben dit uiteraard wel bekeken,
maar zij menen, dat dit in de hand zou kunnen worden
gehouden door het inschakelen van de schoonheidscom
missie. Deze wordt uiteraard ook bij de bouw van de
autoboxen ingeschakeld, omdat alles wat van de open
bare weg af te zien is aan het oordeel van de schoon
heidscommissie wordt onderworpen. B. en W. kunnen
haar dus verzoeken extra aandacht aan dit geval te
besteden en zij zullen het er dan maar op moeten hou
den, dat de best aanvaardbare oplossing uit de bus zal
komen.
Wat de suggestie van de heer Spiekhout betreft om
het met opoffering van één box op de hoeken mogelijk
te maken, dat misschien de rooilijn toch nog iets naar
achteren geschoven kan worden om een betere en
fraaiere oplossing te verkrijgen, durft spr. geen posi
tieve toezegging te doen, maar wil hij alleen zeggen,
dat B. en W. dit punt nog wel eens zullen bekijken.
De heer Ras heeft een vraag gesteld, die de gedach
ten nogal in deze richting zou kunnen sturen, dat van
de zijde van de gemeente aan het onderdeel van de
winkelbouw niet de nodige zorg zou zijn besteed bij de
voorbereiding van het uitbreidingsplan-West en als
spr. het goed heeft begrepen niet bij de voorbereiding
van de onderhavige wijziging, maar wel van het uit
breidingsplan in originele vorm. Nu kan spr. niet goed
begrijpen, hoe toen overleg zou kunnen zijn gepleegd
met de Commissie voor de Middenstandsbedrijfspanden
van de Kamer van Koophandel, die nog maar 1V2 jaar
oud is, als spr. zich ten minste niet zeer sterk vergist.
Aan de oprichting van deze commissie heeft hij met de
secretaris van de Kamer van Koophandel persoonlijk
deel gehad en dit ligt in zijn geheugen op ongeveer 1%
jaar terug. Het zou dus uitgesloten zijn, dat deze com
missie zou kunnen zijn ingeschakeld bij de voorbereiding-
van het plan-West, die zo omstreeks 1951 heeft plaats
gehad. Maar hoe dan ook, spr. kan de vraag van de
heer Ras, of de besprekingen voor of na deze voor
bereiding zijn geweest, niet zo zonder meer beantwoor
den. Dan zal de heer Ras hem nadere gegevens i.z. data
en instanties moeten verstrekken.
De hear Santema hat pleite foar it ütbalansearjen
fan in evenwicht tusken autoboxen en winkels. Soks is
fansels altyd tige to wurdearjen; allinnich, mei it
stellen fan de fraech, oft dat net it béste is, komt men
net folie fierder. Hwat is nou krekt it evenwicht tusken
boxen en winkels? Dér kin men op 'e nij fan miening
oer forskele.
In konkrete fraech fan de hear Santema is: hoe
heech wurdt de hier fan dizze boxen? Spr. leaut net.
dat hy by machte is dér in andert op to jaen. Hy kin
allinnich sizze mar dér sjit de hear Santema net
folie mei op dat de priis sil wêze de gongbere priis
foar nije boxen (Laitsjen). Spr. wit wol toneistenby
hwat de priis optheden hjir yn 'e stêd is, n.l. san
f 18,f 19,f20,yn 'e moanne. Mar oft de priis
foar dizze boxen mear of minder wêze sil, kin hy
wrychtich net sizze. It bianderjen fan dy fraech is him
to slim.
De heer Bootsma heeft in zijn eerste betoog o.a. ook
naar voren gebracht, dat hij c.s. van mening waren,
dat in de opzet van een bebouwing ook winkels en
boxen, in elk geval de ondergeschikte bebouwing, dient
te worden opgenomen. Volgens spr. kan dan in de regel
een beter resultaat worden verkregen. Hij c.s. zouden
het op prijs stellen, als zij van het college zouden kun
nen vernemen, of dit ook zelf, door de ervaring geleerd
hebbende, tot deze conclusie zou kunnen komen.
Overigens zou spr. gaarne de schoonheidscommissie,
mede namens de raad, op het hart willen binden, voor
zover dat mogelijk is, ook de kwestie van de rooilijn
bij hun beschouwing ter dege mede in acht te willen
nemen.
De heer Ras heeft in eerste instantie willen zeggen,
dat er voor deze dagwinkels niet zoveel animo is en
dat dit aan verschillende oorzaken is te wijten, waar
van hij enkele heeft genoemd, bijv. dat er een beetje
langs elkaar heen gewerkt is. Of dat de schuld is van
de commissie of van de gemeente, wil spr. graag in het
midden laten. Hij heeft slechts gepoogd iets te ver
tellen van wat hier op dit ogenblik in de middenstand
leeft. Er is wel behoefte aan winkels, zowel van de
winkeliers als van de bewoners en daarom spijt het
spr., dat de opzet een beetje mislukt is; de midden
standers vinden deze winkels te lastig. Een andere reden
is, dat men meer voelt voor een koopcentrum in de
geest, zoals het in de Jan van Scorelstraat bestaat.
Deze winkels hebben voor de middenstanders een gro
tere aantrekkingskracht, omdat er een woning achter
is met nog een klein beetje grond, eventueel voor ver
dere uitbouw e.d.
Spr.'s vraag was ten slotte, of er geen of weinig
overleg met de genoemde commissie is geweest. Zo
neen, dan zou hij dit in de nabije toekomst wel willen
aanbevelen.
De heer K. de Jong stelt tegenover de mening van
de heer Bootsma, dat bij de voorbereiding van dit uit
breidingsplan de behoefte aan dagwinkels niet voldoen
de naar voren is gekomen, dat aan deze behoefte wèl
voldoende aandacht is besteed, maar dat op de hoeveel
heid woningen, die gebouwd zijn, te veel winkels zijn
gepland.