1
r~
- -v
yndruk jaen. „T.z.t.", sa stiet yn 'e stukken, sil der in
passende gevel komme. Der is in strook fan 12 m foar
reservearre, mar hoelang sil dizze rige fan gebouwen,
dy't mear op hinnehokken lykje as op in skoalle, dêr
noch stean moatte?
Spr. kin net neilitte, der by it kolleezje tige op oan
to stean, dat dizze saek sa gau mooglik oanpakt wurdt
en dat de fasaden fan de gebouwen der better ütsjen
sille as men se nou op 'e tekening waernimme kin.
De hear Van der Schaaf (weth.seit, dat it de hear
Santema üt it riedsbrief wol düdlik wurden wêze sil,
dat it de bidoeling natuerlik net is om de sitewaesje
to halden as op 'e tekening ütsteld is. Op de reservearre
strook fan 12 m breedte sil net allinnich in gevel
komme, mar in foargebou fan in frij greate djipte; dan
kinne de gebouwen, dy't nou set wurde, dêr as bidriuws-
romte efter halden wurde. Op 'en dür komt der dus
wer in gevel (en in gebouw), dy't passe yn it totale
byld fan de Heliconwei. Dat is dus bipaeld de bidoeling.
Mar salang dat net it gefal is, sille wy üs, sa seit spr.,
treastgje moatte yn it bilang fan de saek, dêr't it
hjir om giet mei dit bousel. Mar yn 'e hiele Walden
is nearne in hinnehok to finen, lyk as de gemeente hjir
fan plan is to bouwen. (Laitsjen). Spr. is it lykwols
mei de hear Santema iens, dat dit gebou der net per-
manint stean moat. It is dus goed, dat dizze sprekker
der op wiisd hat, dat ek yn 'e rie de winsk bistiet,
dat dêr sa gau mooglik in foargebou foar komme sil.
It kolleezje sil der ek, as de u.t.s. üt it tydlike gebou
fuort is, wol oandacht oan bisteegje.
Ten slotte dank spr. de heer Drentje nog voor de
uitgesproken erkentelijkheid.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 22 (bijl. no. 58).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het preadvies
van B. en W.
Punt 23 (bijl. no. 64).
As de hear Santema it goed bigrepen hat üt dit rieds
brief, sil de mole, dy't oan 'e Swette stiet, ek oergean
oan 'e gemeente. Nou wit men fansels, dat de krite fan
de mole aloan lytser wurde sil en op 'en dür sil it
funksionearjen ek fan dizze mole üt wêze. Spr. syn
fraech is nou: Is it ek mooglik, dat dizze mole foar
de takomst noch biwarre wurde kin De Swette bitsjut
ommers winterdeis in bilangrike ütfalspoarte foar de
reedriders, dy't yn 'e rjochting fan Snits geane. En oer
it algemien is de mole in prachtige stoffearring fan it
lanskip.
Kinne B. en W. der ek in wurd fan sizze, oft it bi-
stean fan dizze mole foar langere tiid garandearre
wurde kin
De hear Van der Schaaf (weth.) seit, dat B. en W.
de gedachte fan 'e hear Santema ta harren nimme en
harren der oer biriede sille, oft de mole net op de ien
of oare wïze biwarre bliuwe kin. Spr. wit net, oft de
rie dêr kapitalen foar oer hawwe sil, mar dat is in
kwestje foar letter. De fraech kin optheden noch net
yn al har konsekwinsjes bioardiele wurde. Oft de mole
op it plak, dêr't hy nou stiet, stean bliuwe kin, is o sa
twiveleftich. Mar op forsiik fan 'e hear Santema en
mooglik ek fan oare riedsleden sille B. en W. dizze
kwestje ünder eagen sjen. Der kin dus op dit momint
gjin ütslütsel oer jown wurde.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 24 (bijl. no. 74).
Het is wel met enige huivering, dat de heer Stobbe
over dit voorstel het woord voert. Gezien de woning
nood behoort er toch wel enige moed toe, om er min
of meer kritisch tegenover te staan. Dit wil spr. dan
ook niet doen, maar hij meent toch wel enkele op
merkingen te mogen maken. De 229 woningen, die de
Vereniging voor Volkshuisvesting hier zal bouwen,
zullen geen arbeiderswoningen worden. En toch zijn de
huizen, die deze, in het belang der volkshuisvesting
werkende, vereniging zal bouwen, woningen in de zin
der woningwet en zouden ze het karakter van arbei
derswoningen moeten hebben. Het wil spr. echter voor
komen, dat straks geconstateerd zal moeten worden,
dat de woningen niet door arbeiders kunnen worden
betrokken. De huurprijs komt, als spr. het wèl heeft,
in ieder geval boven de f 20,te liggen, maar die kan
natuurlijk door geen enkele arbeider worden opge
bracht. Spr. maakt er zich echter niet ongerust over,
dat die woningen leeg zullen blijven staan, maar wel
rijst bij hem de vraag, die hij weet dat met het
voorstel weinig te maken heeft, of men hier nu eigen
lijk wel bezig is met het bouwen van woningen in de
zin der Woningwet, dus voor de arbeidersklasse; doei
men wel verstandig op deze wijze voort te gaan? Het
wil spr. voorkomen, dat de voorgestelde wijze van ver
warming van de woningen, afgezien van alles hij
geeft toe, dat het niet mogelijk is de huizen thans nog
zodanig om te bouwen, dat traditionele verwarming
toegepast kan worden buitengewoon kostbaar is.
Dit legt een last op de bewoners, die voor de groto
massa niet is op te brengen. Op deze wijze wordt hei
probleem van de huisvesting, speciaal van de arbeiden
de groep der bevolking, steeds moeilijker. Een oplossing'
ziet spr. alleen, wanneer in de toekomst van rijkswege
een zeer hoge bijdrage wordt gegeven in de exploitatie
kosten. Het wil hem voorkomen, dat het gemeentebe
stuur goed zal doen daarop ten sterkste de aandacht,
te vestigen. Wanneer op de wijze, als thans voorge
steld, wordt doorgegaan, dan zal, naar spr.'s voorlopig'
oordeel, de situatie in Leeuwarden voor de arbeider,
die blij is als hij zaterdags met blank 6 tientjes thuis
komt, volkomen hopeloos worden. Er zullen in dit op
zicht maatregelen van sterk ingrijpende aard moeten
worden getroffen.
Dit zijn zo in het algemeen spr.'s gedachten over dit
voorstel. Een bepaald positief oordeel wil hij hier niet
uitspreken, maar toch heeft hij gemeend de aandacht
op deze kwestie te moeten vestigen.
De heer Tiekstra (weth.) noemt het op zichzelf niet
zo onbegrijpelijk, dat de heer Stobbe, ondanks het on
derwerp verwarming" door enige huivering wordt be
vangen. Dit voorstel is inderdaad wel zeer bijzonder;
tot op heden heeft men hier iets dergelijks niet gehad.
Daarbij moet gezegd worden, dat deze bijzondere voor
ziening in de woningwetbouw van Leeuwarden een ex
periment is. Dit plan ligt op zichzelf al enigermate
boven het niveau, dat men in deze bouw in Leeuwarden
gewend is. Omdat het de raad niet volledig duidelijk
zal zijn, wil spr. wel even een toelichting geven.
De classificatie-oppervlakte van deze woningen is ge
middeld 96 m-. Tot nu toe beperkte deze zich, afgerond,
tot 84 nr- vloeroppervlakte. De nu voorgestelde wonin
gen zijn aanzienlijk ruimer.
Voldoet wat op het ogenblik in de woningwetbouw
tot stand komt nog wel aan de eisen, die thans gesteld
mogen worden? Spr. gelooft, dat men, afgezien van de
beperkte mogelijkheden, niet op de goede weg is. De
ervaring leert wel, dat, wil men de curveprijs halen,
het heel vaak noodzakelijk is, de woningen sterk te
versoberen. Daarbij wordt het risico gelopen, dat op dit
moment alle woningen feitelijk niet voldoen aan de
eisen, die daaraan gesteld mogen worden. Dat acht spr.
een zeer ernstige zaak; de praktijk heeft n.l. geleerd,
dat bepaalde categorieën woningen over een beperkt
aantal jaren niet meer te behouden zijn. Eerst heeft
spr.'s voorganger weet dit ook - een huurdrempel van
10 gulden en zoveel cent een rol gespeeld, maar op
het ogenblik is deze huurdrempel totaal overschreden.
Spr. wil de heer Stobbe wel toegeven, dat deze wonin
gen niet bestemd zijn voor iemand met een inkomen
van netto f 60,Maar niet elke arbeider komt met
een loon van f 60,thuis. In bepaalde groepen is er
sprake van aanzienlijk hogere inkomens.
Van deze woningen, die nu wel niet precies op het
volkswoningbouwniveau liggen, kan worden gezegd
dit ter onderscheiding van wat men hier gewend is
dat ze toekomstwaarde zullen hebben. Bouwen wij, zo
vraagt spr. zich af, op het ogenblik in de woningwet
sector wel woningen met toekomstmogelijkheden? Spr.
durft die vraag niet bevestigend te beantwoorden, wat
betreft de bouw, die tot dusverre in deze sector heeft
plaats gehad, tenzij binnen een aantal jaren investerin
gen voor verbeteringen zullen plaats hebben.
Met deze woningen, waarvan de bruto huurprijs in
derdaad tussen de f 20,- - en f 25,ligt, zal een aantal
gevallen worden geholpen, die op een ander inkomen
niveau liggen dan dat van de gemiddelde arbeider. En
dan constateert spr. heel doodnuchter, dat degenen, die
deze woningen zullen betrekken, weer ruimte maken
voor anderen, die de genoemde huurprijzen op het
ogenblik niet kunnen opbrengen.
De ruimte, die wordt gecreëerd door opschuiving,
zal in het toewijzingsbeleid zeer dankbaar worden be
nut.
Vast staat, dat het plezieriger zou zijn, wanneer de
rijksbijdrage zou worden verhoogd.
Wanneer, ook naar het huurpeil, beter zou kunnen
worden gedifferentieerd, zou meer aan de huurbehoefte
tegemoet gekomen kunnen worden.
Dat is wat spr. hiervan in het kort zou willen zeggen.
Uiteraard is het onderhavige voorstel een experi
ment, maar spr. gelooft, dat men er wel op kan ver
trouwen hij hoopt het althans dat dit soort
woningen over een aantal jaren als arbeiderswoning
dienst zal doen. Daarmee zou men inderdaad verant
woorde volkswoningbouw krijgen.
Spr. wil er op attenderen de heer Stobbe heeft
dit misschien uit het oog verloren dat in de bijlage
niet staat, dat B. en W. het voornemen hebben op deze
weg voort te gaan; alleen is de mogelijkheid om dit te
doen niet uitgesloten. Bij de praktische toepassing van
dit verwarmingssysteem zal men waarschijnlijk op een
lagere prijs per warmte-eenheid uitkomen dan waar
mee bij de opzet is rekening gehouden. De heer Stobbe
schudt van neen, maar dat staat inderdaad in de bijlage.
De heer F. T. Dijkstra is het met de heer Stobbe eens,
Idat het voor arbeiders niet mogelijk is dergelijke huizen
te bewonen. De wethouder kan wel zeggen, dat de vaste
arbeiders misschien een hoger loon hebben, maar er
zullen ook wel met aanmerkelijk lagere lonen zijn. Hij
is het ook met de heer Stobbe eens, dat niet op deze
weg moet worden voortgegaan. De wethouder kan ook
'wel zeggen, dat het een experiment is, maar dit zal
dan aan de neus van de Leeuwarder arbeider voorbij
gaan.
De heer Stobbe verheugt het, dat de communist het
ditmaal met hem eens ishij ervaart het ook wel anders.
Spr. zou nog een enkele opmerking willen maken.
Hij wil, evenals de wethouder, ook heel graag voor de
arbeidersklasse woningen bouwen, die uitgaan boven
het type, dat bij de Woningwet is vastgelegd. Maar op
het ogenblik is men daar niet bij gebaat. Bovendien
zal daartoe de Woningwet moeten worden gewijzigd en
dit zal in Den Haag moeten geschieden, maar dan ziet
spr. het een lange lijdensweg worden,
j Wat de opschuiving betreft, spr. ziet daar, voorlopig
althans, niet veel van komen. Hij deelt het optimisme
van de wethouder niet. De nood onder de grootste groep
der bevolking is van zodanige aard, dat men deze op
schuiving eigenlijk niet eens zou opmerken.
Spr. heeft hier weinig meer aan toe te voegen. Hij
gelooft te kunnen volstaan met hetgeen hij zojuist ge
steld heeft. Hij had slechts de bedoeling de aandacht
op dit geval te vestigen.
De heer K. de Jong is één punt uit het betoog van de
wethouder nog niet helemaal duidelijk: in hoeverre zal
dit plan diens beleid i.z. de volkshuisvesting doorkrui
sen? Spr. heeft de indruk gekregen, dat door opschui
ving wel wat voor de arbeidersklasse gedaan kan
worden, want dit zijn géén arbeiderswoningen. Wanneer
uit toepassing van het urgentieschema van de wet
houder zou blijken, dat de grootste behoefte bij de
laagst geclassificeerde arbeiders bestaat, dan is duide
lijk, dat met deze bouw niet in die behoefte wordt voor
zien. Spr. gelooft niet, dat van opschuiving verbetering
valt te verwachten en het lijkt hem ook niet aantrek
kelijk. Hij veronderstelt wel, dat de woningen straks
bezet zullen worden, dat het leuk is, daar te wonen en
dat die woningen wel waarde zullen houden, maar in
hoeverre is deze soort bouw in overeenstemming met
de urgentie, die de zaak heeft? De raad zal dit plan
wel goedkeuren; het is niet van de gemeente, maar
van de Vereniging voor Volkshuisvesting en dat moet
men wel ter dege in aanmerking nemen.
Spr. herhaalt ten slotte zijn vraag, of met deze bouw
wel in de dringendste behoefte zal worden voorzien.
De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat de kernvraag van
het betoog van de heer Stobbe eigenlijk aldus luidt:
In hoeverre voorzien de woningen met bijzondere voor
zieningen, als hier worden aangebracht, en op dit huur
niveau, hetzij door de gemeente, hetzij door de woning
bouwverenigingen gebouwd, in de nood?
Spr. wil, ter vermijding van misverstand, het volgen
de opmerken. Het onderhavige plan is al lang aan
vaard. Het gaat op het ogenblik alleen om de ver
warming.
Spr. gelooft voorts toch te mogen stellen, dat de
woningnood niet uitsluitend een nood is van de arbei
dersbevolking. En als dat dan zo is, dan meent hij
meteen te mogen vaststellen, dat op het ogenblik op de
huurmarkt, eveneens in de woningwetsector, te weinig
differentiatie, ook naar boven toe, kan worden geboden,
met het gevolg, dat op dit moment de hogere inkomens
groep misschien juist in de woningwetsector terecht
komt en daar de plaats inneemt, die eigenlijk door de
arbeider moet worden ingenomen. Het kan echter niet
anders, omdat ook deze categorie in nood zit. Deze
gevallen vangt men dus door de voorgestelde woning
bouw op en daardoor komt er plaats vrij. Spr. is er
van overtuigd, dat, hetzij nu direct, hetzij na verloop
van een aantal jaren, van dit soort woningen stellig
gebruik zal worden gemaakt voor volkswoningbouw.
Spr. ziet niet in, waarom Nederland in West-Europa
altijd achteraan moet komen. Hij prijst zich gelukkig,
dat de voorgestelde woningbouw zal plaats hebben. Hij
gelooft ook niet, dat het beleid van het college door de
bouw van deze 229 woningen zal worden doorkruist.
Zij zullen een welkome aanvulling zijn. En dit is het
cardinale punt.
Meer gelooft spr. er op het ogenblik niet van te
kunnen zeggen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 25 en 26 (bijl. nos. 75 en 69).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Hiema sluit de Voorzitter de vergadering.