misschien niet erg prettig toch wel een grote mate
van teleurstelling uitspreken over deze reactie van de
raad.
De raad heeft in het voorstel gezien, dat B. en W.
proheren om per 1 september a.s. deze bouw aan de
gang te krijgen. Dit voorstel is het voortbouwen op
wat bij herhaling in de raad is besproken. B. en W.
mogen zelfs aannemen, dat zij door de raad gemachtigd
zijn om in deze richting werkzaam te zijn en nadere
voorstellen aan de raad te doen. Spr. grondt dit op de
nota, die B. en W. het vorige najaar aan de raad heb
ben gericht. En eigenlijk mag hij het zo zien, dat de
raad, toen al zich akkoord verklarend met de nota, die
B. en W. over woningbouw aan de raad hebben voor
gelegd, in beginsel besloten heeft om deze kant uit te
gaan en dat hetgeen B. en W. thans aan de raad voor
leggen, eigenlijk niet anders is dan een uitwerking van
wat de raad in beginsel natuurlijk al besloten
heeft. Naar de zienswijze van het college is het dus
niet anders dan dat het op een bepaald moment en
wel dit moment een voorstel terzake aan de raad
doet. Daar komt bij, dat dit voorstel niet anders beoogt
dan de voorwaarden te scheppen om verder te gaan.
Met name wordt hierin niet beslist over het type wo
ning, over de grootte der woningen en al wat daarmee
samenhangt en dus ook niet over de huurprijs. Dat is
een punt voor een volgende etappe, waaromtrent de
raad straks nog alle gelegenheid zal hebben zich uit te
spreken. Dat staat ook in het raadsvoorstel. In zoverre
is het aannemen van dit voorstel dus geen sprong in het
duister, zoals de heer Schootstra het noemde. De raad
krijgt hier straks nog volledig over te beslis
sen. Wat ten slotte de vraag: systeembouw of tradi
tionele bouw, betreft, moge spr. teruggrijpen op wat
hij zopas heeft gezegd. Dit voorstel is een uitwerking
van wat de raad in beginsel al besloten heeft. Het be
oogt ook niet een tegenstelling te scheppen; zoals de
raad bekend is, zijn bij B. en W. naast deze poging om
tot systeembouw te komen plannen in voorbereiding
om ook spr. mag wel zeggen in het groot één
of meer bouwprojecten in traditionele bouw te ver
werken. De heer Schootstra sprak over billijker en aan
trekkelijker, maar dat behoeft hier niet te spelen. Het
gaat hier niet om het een of het ander, maar om het
een en het ander. Het terugnemen van dit voorstel zou
betekenen een uitstel van ten minste 3 weken en de
raad voelt wel, dat dit op de termijn van nu tot 1 sep
tember een te lang uitstel is. Van de kant van het
college wil spr. dat de raad met grote nadruk ontraden.
Zo lang wachten houdt in, dat naar alle waarschijnlijk
heid in dit najaar niet met deze bouw kan worden be
gonnen en dat dus het gehele winterseizoen hiervoor
verloren zal gaan. M.a.w. wordt een oplossing van de
woningnood weer met zoveel tijd verlaat. B. en W.
vinden dit zeer bezwaarlijk. Zij menen, de raad de
stukken zijn op 19 juni aan de leden gezonden ge
noeg tijd te hebben gegeven. Het gaat hier ten slotte
ook alleen nog maar spr. moge het herhalen om
de basis, waarop verder gewerkt kan worden. De raad
is nog niet gebonden aan een woningtype of aan een
huurprijs. Bovendien is, wanneer de woningen op basis
van de overeenkomst, die er zal moeten komen, de
curveprijs niet kunnen halen en de minister zou bij het
project van de eerste hoeveelheid woningen zeggen,
dat ze te duur zijn, het contract ontbonden en is de
gemeente volkomen vrij. In zoverre is hier dus een
belangrijke veiligheidsklep voor de gemeente aanwezig.
Zij kan dus niet zonder meer voor die 1000 woningen
aan een prijs komen vast te zitten, die te hoog is.
Dit alles in aanmerking nemende, zou spr. met grote
nadruk willen adviseren deze zaak, met het oog op de
zopas door hem genoemde gevolgen, niet ten minste
3 weken aan te houden.
De heer Schootstra zou met de meeste nadruk naar
voren willen brengen, dat B. en W. uit wat nu gebleken
is de houding van de raad te zijn men verzoekt het
voorstel aan te houden niet moeten destilleren, dat
het de raad geen ernst en hoge ernst is met de
bevordering van de woningbouw hier ter stede. Dit
verzoek echter werd o.a. geboren uit het verantwoor
delijkheidsgevoel van de raadsleden ter zake. Zij willen
in deze aangelegenheid gaarne enig meerder inzichL
krijgen, voordat zij beslissen over het al of niet aan
gaan van een basiscontract. Wanneer B. en W. echte:'
voor het verzamelen van bepaalde gegevens, het be
palen van hun standpunt of wat dan ook niet 3 weken,
maar bijv. slechts 14 dagen nodig hebben, dan geeft
spr. hun de verzekering, dat hij zich in die 14 dagen
zal uitsloven om ook klaar te zijn met zijn menings
vorming.
Ten slotte moet men, wanneer men iets doet, ook
zelf het gevoel hebben, dat men zich in zoverre voor
bereid heeft, dat men een beslissing kan nemen. Dit
moment is voor spr. en zijn fractie thans nog niet aan
gebroken.
Spr. gelooft, dat de Voorzitter het te ernstig stelt,
als hij zegt, dat 3 of 2 weken uitstel absoluut tot ge
volg zal hebben, dat in dit jaar niet meer aan de bouw
zal kunnen worden begonnen. Het lijkt spr. niet vol
te houden, dat het op 14 of 21 september niet meer
mogelijk zou zijn te beginnen. De Voorzitter moet hot
niet zo zien spr. krijgt uit diens woorden wel wat dio
indruk dat het basiscontract al verworpen is. Zo
ligt de zaak niet. De kwestie is alleen, dat de raad ge
vraagd heeft: Geef ons even meer tijd, omdat wij, vóór
wij een of andere beslissing nemen, graag willen weten
i en dat is toch ook een logische vraag met welke
woningen wij te doen hebben en wat die ongeveer komen
te kosten.
De heer Mani gaat er na de ernstige woorden, din
de Voorzitter zoeven gesproken heeft, toe over, om te
verklaren er nu toch wel prijs op te stellen, dat dit
punt in deze bijeenkomst behandeld wordt.
De heer Van der Veen sluit zich aan bij de woordeu
van de heer Schootstra. Hij kan niet anders zeggen
dan dat hij deze zaak op dit moment onvoldoende kan
beoordelen en dat hij het eigenlijk wel angstig vindt,
als hij overweegt, dat hij de consequenties hiervan niet
kan overzien. Het is volkomen logisch, dat B. en V.
met dit voorstel zijn gekomen. Het was inderdaad een
uitvloeisel van wat eerder in de raad besproken is.
Dit geschiedde echter onder omstandigheden, die an
ders waren dan die van nu. Spr. gelooft, dat het niet
helemaal juist is, als men zegt, dat aanneming van
dit voorstel de raad nog alle mogelijke vrijheid zal
laten, als straks de plannen in concreto zullen worden
vastgesteld. Als de raad op dit moment de basisover
eenkomst sluit, dan is hij ten slotte toch tot op zekere
hoogte gebonden. Spr. gelooft, dat de raad destijds al
min of meer een beginsel-uitspraak heeft gedaan. Die
heeft men toen gemakkelijk kunnen doen, omdat dat
altijd nog vrijblijvend gebeurde. Wanneer evenwel dit
voorstel wordt aangenomen, is het niet vrijblijvend
meer.
Het lijkt spr. toe, dat de raad bepaald meer moet
weten dan nu. Hij heeft er behoefte aan om te zien
wat er gemaakt zal wórden, wat het gaat kosten, welke
de huurprijzen zullen zijn en welke voordelen deze
bouw heeft bij vergelijking met de bouw, die men zich
ongetwijfeld voorgenomen zou hebben, wanneer men
niet door bijzondere omstandigheden aan dit systeem
de voorkeur had gegeven.
De heer Mani: Dat kan ook in deze raadszitting.
De heer Van der Veen gelooft niet, dat het mogelijk
zal zijn om in deze raadsvergadering te komen tot een
concrete voorstelling van wat men nu van plan is te
doen. De raad heeft geen tekeningen en geen bouw
plannen gezien. Spr. maakt zich sterk, dat het college
niet in staat is dergelijke gegevens te verschaffen. Hij
meent dan ook, dat men er heel verstandig aan zal
doen, om deze zaak aan te houden en ook eens te be
kijken, of men op deze weg moet voortgaan of niet
Het wordt anders steeds moeilijker terug te keren,
wanneer dit plan te elfder ure toch niet helemaal dat
gene oplevert wat men zich aanvankelijk had voor
gesteld.
De hear Van der Meer slüt him üt namme fan syn
fraksje oan by hwat de liearen Schootstra en Van der
Veen sein hawwe.
5
De Voorzitter kan in tweede instantie het volgende
zeggen.
Natuurlijk gaat het maken van een basisovereen
komst gepaard met een zekere binding tussen partijen.
Anders was die overeenkomst overbodig. Dat kan
spr. de heer Van der Veen geredelijk toegeven.
Maar het gaat ten slotte in de overeenkomst om niet
meer dan wat - vanzelfsprekend met nadere uitwer
king van de volgende artikelen in artikel 1 staat,
ii,l. dat de opdrachtgeefster, de gemeente Leeuwarden,
in de jaren 1957 t/m 1960 aan de aannemer opdraagt:
het maken van ongeveer 1000 woningen, te verdelen in
de jaarlijkse aantallen. Met name en dat is, zo ge
looft spr., een misverstand, dat bij enkele heren, die het
n oord hebben gevoerd, bestaat is met deze basis-
ereenkomst nog geen beslissing genomen omtrent de
raag welke woningen zullen worden gebouwd, dus ook
met tegen welke prijs, en welke huurprijzen daar
uiteindelijk uit zullen komen. B. en W. hebben dat ook
met een h.i. voldoende mate van duidelijkheid in de
raadsbrief uiteengezet onder punt 3 en zij hebben daar
aan toegevoegd, dat zij uit de aard van de zaak hier
omtrent bij de raad zullen terugkomen. Daarover heeft
de raad dus straks volledig te beslissen, nadat hij
zo goed mogelijk door B. en W. zal zijn voorgelicht.
Wanneer spr. uit de woorden van de heer Schootstra
mag begrijpen, dat de onzekerheid omtrent de aard
an de woningen en de kosten daarvan hem met zijn
actie tot dit standpunt hebben gevoerd, dan gelooft
hij, dat hier toch bepaald van een misverstand sprake
moet zijn. (De heer Schootstra: Neen, neen.) Wanneer
de heer Schootstra dit als reden tot aanhouding zou
illen blijven zien, dan moet spr. hem zeggen, dat dit
niet een kwestie is van 3 weken, maar van een
nog veel langere duur. Want in de tijd tussen
nu en 1 september maar niet precies over
3 weken zullen B. en W. in staat zijn om de raad
inzicht te verschaffen omtrent de eigenlijke bouwplan
nen. (De heer Schootstra: Gebeuren moet het toch.)
Dan wordt de situatie veel moeilijker, want dan staat
het vast, dat in het najaar niet met de bouw zal kunnen
n orden begonnen en dan zal het winterseizoen daar
voor verloren gaan. Overigens begrijpt spr. ook niet
het bezwaar van de heren, want deze basis-overeen
komst is op zich zelf een zeer duidelijke overeenkomst.
B. en W. hebben zich bovendien beijverd om dat stuk
zo goed mogelijk toe te lichten voor de raad. Zij hebben
in de toelichting gezegd, dat de minister zich ook ak
koord verklaard heeft met dit ontwerp-overeenkomst.
Ook daarin kan men dus een waarborg vinden, dat de
gemeente hier niet gebonden wordt aan lasten, die zij
niet kan dragen. Men heeft van de minister toch stellig
niet te verwachten, zijn beleid kennende, dat hij de
gemeente zal binden aan dingen op het gebied van
bouwen, die voor haar te zwaar zijn. Hij zal het ook
hierom niet doen, omdat de bouw het zal woning-
wetbouw zijn ook voor het Rijk grote consequenties
meebrengt. De minister heeft dus de financiële conse
quenties, voor zover die hier voor het Rijk uit
voortvloeien, aanvaard. Dit is voor de raad, zo
dunkt spr., wel voldoende waarborg, evenals het feit,
dat de minister de concept-overeenkomst heeft aan
vaard en dat hij straks de curveprijs heeft goed te
kuiren. Bij niet-goedkeuring is de overeenkomst ont
bonden. De bouwplannen met alles wat daarmee annex
is komen nog in de raad. Spr. gelooft, dat dit toch
voor de raad ruim voldoende zal zijn om zij het dan
2ia zijn aanvankelijke aarzeling aan het besluit tot
behandeling van dit voorstel op deze avond mede te
Werken.
Spr. zou de raad met nadruk willen verzoeken dat
alsnog te doen, omdat uitstel toch wel een heel groot
gevaar t.a.v. de bouw en de leniging van de woningnood
zou betekenen.
Er wordt dus van de kant van het college voorgesteld
om dit punt niet uit te stellen, maar vanavond te be
handelen.
Vvordt er van de zijde van de heren, die bedenkingen
hebben geopperd, voorgesteld om dit punt aan te hou
den?
De heer Schootstra: Zeker.
De Voorzitter: Maar voor hoelang dan? Deze zaak
moet toch in zo kort mogelijke tijd worden afgedaan.
De heer Van der Veen: Tot de bouwplannen gereed
zijn.
De Voorzitter: Dat betekent een uitstel van een week
of zes.
De heer Schootstra meent, dat het geen verschil
maakt, als de raad nu spoedig nadere plannen voor
zich krijgt; ze moeten toch gemaakt worden.
De Voorzitter: B. en W. kunnen geen bouwplannen
laten uitwerken en kosten maken, met de mogelijkheid,
dat het geheel vergeefse kosten zijn.
De heer Schootstra: Dat is het normale risico.
De Voorzitter: Aanhouding moet inhouden aanhou
ding voor bepaalde tijd.
De heer Van der Veen zou het aldus willen aangeven:
uitstel tot de bouwplannen bekend zijn.
De heer Schootstra zegt, dat dit ook zijn stand
punt is.
De heer Van der Veen meent, dat het een koud
kunstje voor de aannemer zal zijn om de bouwplannen
over te leggen.
De Voorzitter: Daar vergist U zich in. Dit is bouw,
die door de aannemer wordt verzorgd, maar de bouw
plannen voor dit uitbreidingsplan worden door de ar
chitect gemaakt.
Het voorstel is dus: aanhouding, tot de raad de bouw
plannen aangeboden kan krijgen. Spr. laat stemmen
voor of tegen aanhouding.
Het voorstel tot aanhouding wordt hierna verworpen
met 17 tegen 14 stemmen (Voor: de heren Van der
Meer, Stobbe, W. M. de Jong en Mr. Van der Veen,
mevr. Heijmeijer, de heren Pols, Santema, Kamstra,
G. de Jong, Ras, Ir. Van Balen Walter, Schootstra,
K. de Jong en Wiersma).
De Voorzitter brengt thans het voorstel van B. en W
in behandeling.
De heer Mani c.s. juichen uiteraard elk voorstel, dat
een bijdrage levert tot de oplossing van het huisves
tingsprobleem, toe.
Het plan om gedurende 4 jaren 1000 systeemwonin
gen te bouwen, buiten de traditionele bouw om, heeft
zeer zeker hun grote sympathie. De nadelen, aan
systeembouw verbonden, willen zij niet al te zwaar
laten wegen, maar er zitten toch wel enkele kanten
aan, die hun een lichte huivering bezoi'gen. Wat weten
wij, zo vraagt spr., omtrent het aanzien van de wo
ningen en wat over de bouwtijd? Ook wat betreft de
bouwkosten weten wij, voordat dit contract wordt aan
genomen, niets en ook de huur kunnen wij van te voren
niet bepalen. Nu wordt in de raadsbrief geschreven:
Alvorens een complex wordt aanbesteed, wordt dit,
evenals het thans ook gebeurt, aan Uw raad ter vast
stelling aangeboden, zodat U zich volledig kunt uit
spreken. Maar gesteld, dat de raad niet akkoord gaat
met de aanbesteding, wat zijn dan daarvan de gevol
gen? Er wordt wel gezegd, dat het contract, wanneer
de minister de aanbesteding afkeurt, vervalt, maar er
wordt niets gezegd van de mogelijkheid, dat de af
keuring van de kant van de raad komt. Spr. is zeer
nieuwsgierig naar de gevolgen van deze situatie. En
verder wil hij vragen, of het college enig idee heeft
van de invloed, die deze bouw zal hebben op de plaat
selijke arbeidsmarkt van het bouwvak. Kunnen in de
sector van de traditionele bouw ook moeilijkheden ont
staan en is voorts bekend, in hoeverre de plaatselijke
aanleveringsbedrijven bij deze bouw zullen worden in
geschakeld
Op deze vragen zou spr. in eerste instantie graag
antwoord willen hebben, opdat hij in tweede instantie