plan voor het gedeelte, dat geen eigendom van de ge
meente is, aan te bieden.
Voor plaatselijke aannemers, van wie een aantal zich
reeds enige tijd geleden met een voorstel tot Uw raad
heeft gewend om in de komende jaren in een bepaald
gebied jaarlijks een zeker aantal woningen te bouwen,
volgens een vastgesteld plan, waarbij zoveel mogelijk
gestreefd moet worden naar rationalisering en con
tinuïteit, worden andere mogelijkheden gezocht. Wij
hebben daarbij gedacht aan de gronden ten zuiden van
de Julianalaan. In dit gebied heeft de gemeente de
laatste jaren verschillende gronden in eigendom ver
kregen en het ligt o.i. voor de hand, dat hier in de
eerstkomende jaren een gedeelte van de woningbouw
zich zal voltrekken." De nota, die dan in deze trant
doorgaat, is, zoals spr. zeide, op 6 november 1956 aan
de raad verzonden en in de daaropvolgende begrotings
zitting in behandeling geweest. Het daarin gestelde is
door de raad aanvaard, in deze zin, dat van zijn kant
geen enkel bezwaar naar voren is gebracht, zelfs ook
niet tegen de door spr. zojuist geciteerde passage. Hij
meent zich te herinneren, dat de heer Schootstra in deze
vergadering aanwezig is geweest. Hij her-haalt, dat van
de kant van de raad tegen het hem uitdrukkelijk ken
baar gemaakte voornemen van B. en W. om met een
voorstel te komen, zoals op het ogenblik is gedaan,
geen enkel bezwaar is gemaakt. B. en W. hebben wei
klanken uit de raad gehoord, waarbij deze hun plan
toejuichte. (Stemmen: Daar gaat het niet om.) Mijne
heren, aldus spr., daar gaat het zeer bepaald wèl om.
Hij heeft de heren van zijn kant rustig aan het woord
gelaten en hij verwacht van de kant van de raad, dat
deze zijn Voorzitter zich tegenover hem laat uitspreken.
Spr. herhaalt, dat het hier door de lieer Van der Veen
gestelde, dat de systeembouw eigenlijk een zaak is van
„zoveel jaren geleden", volstrekt onjuist is. Een half
jaar geleden heeft de raad er zich akkoord mee ver
klaard, onder toejuiching van de plannen van B. en W.,
dat hem een voorstel tot systeembouw zou worden ge
daan, in de trant, zoals hem thans is voorgelegd. Zo
en niet anders ligt deze zaak. Als U van Uw kant,
aldus spr., zou willen zeggen, dat dit niet waar is,
mijne heren, de notulen wijzen dit uit. Spr. herhaalt,
dat het genoemde voornemen de raad een half jaar
geleden uitdrukkelijk is voorgelegd en deze heeft in
beginsel de uitwerking ervan aanvaard. Die uitwerking
ligt op het ogenblik voor hem.
Thans zal spr. proberen de verschillende raads
leden, die vragen gesteld hebben, zo goed mogelijk te
beantwoorden.
In de eerste plaats ziet hij bij zijn notities een vraag
van de heer Mani, die van zijn kant getuigd heeft van
een zekere aarzeling, omdat op het ogenblik nog niet
bekend is, welke woningen zullen worden gebouwd en
welke de bouwtijd en de kosten zullen zijn en voorts
omdat de huren nog niet kunnen worden vastgesteld.
Hij heeft zich daarbij afgevraagd, wat de gevolgen zul
len zijn, als de raad niet akkoord zal gaan met de te
houden aanbesteding. Spr. wil herhalen, wat hij zopas
bij de kwestie van de aanhouding heeft gezegd: Deze
basisovereenkomst is voor een belangrijk gedeelte een
beginselovereenkomst. De gemeente verbindt zich
inderdaad spr. wil daar niets aan toe of af doen,
om gedurende 4 jaren door deze aannemersmaatschap
pij 1000 woningen te laten bouwen, maar omtrent de
soort woningen: de vorm en alles wat dies meer zij, is
in dit contract niets bepaald. De gemeente verbindt
zich opdrachten te geven volgens door haar verstrekte
plannen. Wij moeten dus plannen produceren, mijne
heren, aldus spr. Deze plannen zullen echter eerst bij
de raad komen. Deze zal zich dus hieromtrent volledig
kunnen oriënteren en zich desgewenst ook volledig
kunnen uitspreken. En als hij meent, dat hij met deze
plannen niet akkoord kan gaan, dan zal het college,
wat het uiteraard niet hoopt, niet anders kunnen doen
dan nieuwe plannen doen opstellen en die dan aan de
raad voorleggen, net zolang, tot de raad ze wèl lean
aanvaarden. Er zal dus geen aanbesteding plaats heb
ben, voordat de raad de plannen heeft gezien, neen,
eerst zullen de plannen door de raad worden aanvaard.
Daarna zal overeenstemming omtrent de kosten van
die plannen moeten worden verkregen. Er zal dus niet,
zoals de heer Van der Veen zich uitdrukte, een kat
in de zak, ongezien, worden gekocht. Daar is geen
sprake van. Spr. herhaalt, dat de raad precies zal weten
wat er gebouwd zal kunnen worden, sterker nog, de
raad zal daar zelf over hebben te beslissen en de ge
meente zal ook niet, als éénkeer het contract is aan
genomen, om in de terminologie van de heer Schootstra
te spreken, voor 99 hangen. Dat „hangen" is niet
anders dan de verplichting om op bepaalde momenten
plannen te produceren, waaromtrent overeenstemming
zal moeten worden verkregen, liefst hoe eerder hoe
beter, omdat men ten slotte zit te springen om de
woningen. Spr. gelooft wel, dat dit duidelijk is.
Spr. zou het liefst systeem in de beantwoording
brengen, maar. om niet de kans te lopen iets te ver
geten, gelooft hij, dat het beter is de vragen maar te
beantwoorden in de volgorde, waarin ze gesteld zijn.
Het gebrek aan systematiek zal de raad hem dan wel
willen vergeven.
Spr. komt terug tot de vragen van de heer Mam,
en wel deze: welke invloed zal deze bouw hebben op de
plaatselijke arbeidsmarkt? Hij heeft daaraan toege
voegd de vraag: Zullen deze plannen geen moeilijk
heden opleveren voor de traditionele bouw? In dit ver
band heeft hij dan tenslotte gevraagd: is er ook een
mogelijkheid tot inschakeling van de plaatselijke bouw
nijverheid, voor - - spr. drukt zich wat ongelukkig
uit toelevering ter plaatse?
Spr. heeft een opgave over dit systeem, luidende al
dus: Er zullen maximaal nodig zijn 100 man, uitge
zonderd de metselaars. Deze laatsten dienen te worden
betrokken uit eigen bedrijf of via onder-aannemers
aangesteld te worden. Hier is dus de mogelijkheid al
aanwezig van onder-aanneming, dus ook van plaatse
lijke werkzaamheid.
Stucadoors-, schilders-, elektriciens-, loodgieters- en
alle soortgelijke werkzaamheden zullen kunnen worden
verricht bij onderaannemers. Deze arbeiders kunnen
dus weer uit de plaats zelf komen.
Die groep van 100 man zal als volgt zijn samenge
steld
25 vaklieden (timmerlieden, betonwerkers enz.), die zo
mogelijk uit Leeuwarden of althans uit Friesland en
anders van elders moeten komen, en 75 ongeschoolden,
van wie 15 tot 20 tot de z.g. geoefenden kunnen wor
den gerekend. Van die 100 man zijn dus 5560 geheel
ongeschoold. Deze systeembouw brengt mee, dat het
metselwerk een vierde deel is van dat bij traditionele
bouw en het stucadoorswerk de helft.
Spr. meent hiermee een tamelijk volledig antwoord
op de gestelde vraag te hebben gegeven.
De heer Kamstra heeft zich bij deze vraag aange
sloten en verzoekt verder, mede te delen, hoe het komt
met de differentiatie in bouwtype en in kleur. Hij is
bang voor een erg eentonig geheel. Spr. moet hierbij
terugkomen op wat hij zopas heeft gezegd. Het bouw
type is nog niet aan de orde. Dat komt straks bij de
behandeling der bouwplannen ter tafel. De raad kan
er zich dan ten volle over uitspreken. Het college heeft
voor zich de verwachting, dat er een aanvaardbare dif
ferentiatie zal plaats vinden. Uit de aanbiedingsbrief
blijkt, dat er in een verschillend aantal woonlagen zal
worden gebouwd, waardoor automatisch een grote een
tonigheid wordt vermeden. Er wordt tenslotte een zeer
bekwaam en bekend architectenbureau ingeschakeld en
het college heeft daarom alle hoop, dat de raad op dit
punt volledig zal worden bevredigd.
De heer Kamstra vraagt ook, of 1 september niet veel
te vroeg is om te beginnen, een vraag, die ook door
andere heren is gesteld. Kan het plan dan wel alle
instanties hebben doorlopen? Dat kan inderdaad, maar
of dat het geval zal zijn, kunnen B. en W. helaas niet
garanderen, maar zij hebben er toch wel hoop op, zelfs
gegronde hoop, gegeven de besprekingen, die ter zake
zijn gevoerd, en de medewerking, die zij tot dusverre
bij die besprekingen hebben ondervonden. Zij streven
er dus naar zo hard als zij kunnen om inderdaad op
1 september de zaak in dit stadium te hebben. Zij kun
nen echter alleen hopen, zij weten het niet zeker.
De heer Kamstra heeft enige vrees geuit over de
overspanning van de arbeidsmarkt. Spr. gelooft, dat
hij de heer Kamstra met de cijfers, die hij zopas heeft
genoemd, wel heeft aangetoond, dat er voor die vrees
geen, althans weinig redenen bestaan. Het aantal vak
lieden, dat hier voor deze bouw nodig zal zijn, is, zo
meent spr., niet zo groot, dat daaruit het effect van
overspanning der arbeidsmarkt zal voortvloeien.
Voorts heeft de heer Kamstra gevraagd, of in het
zuiden voldoende bouwrijpe grond is. Als spr. nu even
I een zijsprong maakt, doet hij dat met het oog op de
I zorg voor de plaatselijke bouwnijverheid, die uit enkele
bewoordingen sprak. Straks zal het plan-Witteveen
I voor de 270 woningen, dat de raad al is gepasseerd,
vorden aanbesteed. Dat zal in het openbaar geschieden.
I Hier zal dus, zoals B. en W. het zien, ook voordat deze
I systeembouw verder tot uitvoering zal komen, de plaat-
I selijke bouwnijverheid zich een kans kunnen verschaf -
cn door tegen aanvaardbare prijzen voor dat plan
I voor 270 woningen in te schrijven. De raad weet, dat
de grond voor dit plan volledig bouwrijp is. Ten zuiden
I van de Julianalaan is de grond nog niet volledig bouw-
I rijp, spr. mag.wel zeggen: grotendeels nog niet, maar
I dat is de raad ook wel gebleken uit de nota van 1 no-
I vember 1956, waaruit spr. zojuist enkele passages in
de herinnering heeft teruggeroepen. B. en W. streven
I er naar om ook voor dat gebied, althans voor een deel
I daarvan, zo snel mogelijk te komen tot het bouwrijp
I maken van de grond, opdat daar ook bouwplannen zul-
I len kunnen worden gerealiseerd. B. en W. denken aan
I de eerste helft van het volgend jaar, liefst zo vroeg
I mogelijk in het begin van dat jaar en zij hebben daarbij
I nog steeds het oog zoals zij ook in de nota hebben
I geschreven op verdere inschakeling van de plaatse
lijke bouwnijverheid.
De heer Van der Meer heeft gevraagd, of er ook
andere systemen zijn bekeken, waarbij hij dan speciaal
het oog had op het systeem-Rottinghuis. Inderdaad zijn
er ook enkele andere systemen bekeken. De raad is wel
bekend met de pogingen tot systeembouw voor een be-
I paald deel van de stadde plannen zijn ten slotte niet
doorgegaan, omdat die systemen naar de mening van
het college uiteindelijk niet aanvaardbaar bleken te
zijn. Er is ook gedacht aan het systeem-Muwi, maar
bij onderzoek bleek, dat dat systeem ook voor dit plan
minder geschikt was. Spr. moet nu min of meer spre
ken zoals de afwezige wethouder van openbare wer
ken deed, toen hij de raad aangetoond heeft, dat het
systeem-Rottinghuis minder geschikt is, gegeven de
grootte van de installaties, die op de bouwplaats nodig
zijn en die zouden hebben te drukken op een te klein
aantal woningen. Nu heeft de heer Van der Meer ver
der gevraagd, of het uitblijven van een openbare aan
besteding niet minder voordelig zou zijn. Met 100
zekerheid valt in dezen geen uitspraak te doen. Zou
men dat willen doen, dan zou men de berekening van
deze kosten moeten kunnen vergelijken met de uit
komsten van een openbare aanbesteding, wat uiteraard
een onmogelijkheid is, want die zal niet plaats hebben.
Spr. moge echter in dit verband ook herhalen wat hij
in eerste aanleg heeft gezegd. Hier zijn toch wel be
paalde waarborgen, dat de gemeente geen strop om de
hals zal krijgen. Die bestaan in de eerste plaats hierin,
dat zij er zelf met haar technische dienst volledig bij
is en in de tweede plaats, dat ook de minister deze
zaak via zijn technische dienst volledig laat bekijken,
omdat hij de curveprijs moet aanvaarden, die voor het
Rijk bepaalde consequenties in verband met de finan
ciering van de woningwetbouw heeft.
De percentages, door de heer Van der Meer genoemd,
achten B. en W. aanvaardbaar. Ze zijn geheel of groten
deels gelijk aan de percentages, die in de contracten
van andere gemeenten worden vastgelegd.
De heer Van der Meer heeft verder gevraagd, waar
om het met het uitbreidingsplan in dit deel van de
gemeente niet vlotter is gegaan en waarom Ged. Staten
het moeten vaststellen. Dit is een heel moeilijke zaak
geweest. De heer Van der Meer weet als raadslid toch
ook wel iets van de geschiedenis van het uitbreidings
plan in het oosten der stad af; hoe hier aanvankelijk
an de kant van Ged. Staten bijzonder grote bezwaren
werden geuit t.a.v. het toepassen van etagebouw an
ders dan langs de invalswegen en de rondweg. Ged.
Staten hebben echter hun standpunt in deze vorm niet
volgehouden; zij zijn tenslotte bij nadere overweging,
althans in de voorbesprekingen, meegegaan met het
toepassen van etagebouw ook elders dan speciaal langs
de invalswegen en langs de rondweg. Gegeven dit aan
vankelijke verschil van inzicht is er heel veel overleg
nodig geweest om ten slotte tot overeenstemming te
komen, een overleg, dat zoveel tijd heeft gevorderd, dat
hiermee meer dan een jaar gemoeid is geweest. Spr.
moge hieraan toevoegen en dat behoeft hij eigenlijk
aan de raad niet te zeggen dat het ten slotte niet zo
eenvoudig is om een uitbreidingsplan te maken, dat
werkelijk goed zal zijn en de hogere goedkeuring kan
verkrijgen. Daar komt heel wat bij kijken.
Dan heeft de heer Van der Meer en meer heren
hebben dat gedaan de opmerking gemaakt, dat toch
ook op het gebied van traditionele bouw in de loop
van de tijd heel wat is veranderd. Ook deze bouw is
met meer rationalisatie e.d. gaan werken. Spr. gelooft,
dat men het daarover in het algemeen wel eens kan
zijn, maar in welke omvang dat hier ter plaatse het
geval is, moet intussen nog blijken. B. en W. hopen
echter bij hun plannen, zoals die de raad bekend zijn
en zoals de raad die zelf aanvaard heeft, te blijven en
ook de plaatselijke bouwbedrijven zo spoedig mogelijk
de kans te zullen verschaffen om te tonen wat ze in
dit opzicht waard zijn. Spr. gelooft, dat de vrees, die
in die kringen naar hij van terzijde heeft gehoord;
rechtstreeks is dat niet het geval geweest; hij heeft
het in de krant gelezen niet juist is. B. en W. zijn
volkomen en heel graag bereid om de plaatselijke bouw
bedrijven, waarvan men kan aannemen, dat ze in staat
zijn om in het groot en goed te bouwen, zo snel moge
lijk verdere kansen te geven. Spr. bepaalt zich in dezen
niet tot de twee aannemersbonden; bonden bouwen
overigens ook niet, dat doen toch de bouwbedrijven.
Spr. mag dus herhalen - en dan komt hij bij het
gezegde van de heer Schootstra dat het voor B. en
W. niet is: het één of het ander; het is voor hen: het
één en het ander. Zij hechten toch wel zeer speciale
waarde aan het doorgaan van de onderhavige plannen,
omdat ten slotte in de praktijk bewezen is, dat dit
bouwsysteem een goed systeem is en dat er snel mee
gebouwd kan worden.
Spr. ziet, dat hij een der vragen van de heer Mani
heeft overgeslagen, n.l. die over de bouwtijd. De heren
van de aannemersmaatschappij verzekeren B. en W.,
dat zij na 8 maanden de eerste woningen zullen op
leveren. Dit staat niet in de basisovereenkomst, na
tuurlijk niet, want de opleveringstermijn is afhankelijk
van wat er gebouwd zal worden. Dat volgt pas uit
de opdracht; dat komt later en kan dus niet in het
contract staan. Spr. kan echter wel zeggen, dat van
de normale woningwetwoningen (zo wil hij het maar
noemen) de eerste na 8 maanden klaar zullen komen
en dat dan telkens andere zullen volgen; het loopt dan
verder regelmatig door. B. en W. hechten aan het door
gaan van deze plannen spr. herhaalt het grote
waarde, gegeven het feit, dat zij, op basis van het in
principe goedvinden door de raad, al zo'n eind zijn
opgeschoten: het uitbreidingsplan is, met het oog op
deze soort bouw, in ontwerp klaargemaakt; het straten
plan ligt al voor een deel gereed, een ander deel is reeds
in uitvoering en het geheel is in een zodanig stadium,
dat het snelst tot realisering van woningen kan worden
overgegaan, woningen, waarvan B. en W. aannemen
maar dat zal de raad straks zelf zien dat ze goed
zullen zijn. De voordelen, aan systeembouw verbonden,
gelden, zo mag men toch wel aannemen, zo langzamer
hand als vaststaand voor deze bouw. Dat zijn: ver
doorgevoerde rationalisering, mechanisatie, continuïteit
en het inschakelen van, percentsgewijze, een zeer groot
aantal ongeschoolde krachten.
De heer Schootstra heeft nog gevraagd hoe het met
de financiering komt. Hem is ter ore gekomen, dat de
financiering van rijkswege zal worden gebaseerd op
het aantal in vorige jaren gebouwde woningen, hetgeen
voor Leeuwarden zou neerkomen op slechts 300 wo
ningwetwoningen per jaar. Spr. moet zeggen, dat hem
hierover niets bekend is, zelfs bij geruchte heeft hij
hieromtrent niets vernomen. Hij heeft de verwachting,
dat met toepassing van door de minister nog altijd zeer
gepropageerde systeembouw, gepaard gaande met in
schakeling van de plaatselijke bouwnijverheid, in de