van kinderen naar buiten en zelfs het clubhuis voor
de ongeorganiseerde jeugd valt buiten de subsidiever
lening (deze uitgaven zijn eigenlijk kleinigheden), door
werken niet uit te voeren en bovendien nog door be
snoeiing van de bouw van woningen. Men wil met klem
bij het Rijk aandringen op spoed t.a.v. woningbouw
en dat is goed en zeer belangrijk maar als men
denkt resultaten te behalen, komt men vaak bedrogen
uit. Geld is er genoeg, maar laat men het halen, waar
het te halen is: bij de grote ondernemers, die mil
joenen hebben verdiend (de dividenden stijgen ge
regeld). Als het ten minste niet te laat is, gezien de
kapitaal vlucht van de laatste weken naar West-Duits -
land. De vaderlandslievende kapitalisten, die dit ver
oorzaken, steken hun geld liever in de bewapenings
industrie van de Duitse weermacht in plaats van de
gemeenten te helpen door geld te verstrekken voor
woningbouw. Van de Nederlandse belangen trekken
de kapitalisten zich niets aan.
Er is hier de laatste jaren veel gesproken over de
autonomie van de gemeenten. Maar vandaag de dag
kan men constateren, dat daar praktisch niets, neen,
helemaal niets van is overgebleven.
Volgens spr. is de enige weg, dat de gehele raad
zich moet keren tegen de koers, die momenteel gevolgd
wordt.
Spr. kan zijn stem onmogelijk aan deze begrotings
wijzigingen geven.
De heer Kamstra was reeds voornemens 0111 over
deze zaak iets te zeggen, maar het voorgaande is een
reden voor hem, een klein beetje om te buigen, enige
veranderingen aan te brengen, om te voorkomen, dat
de indruk gewekt zou worden, dat hij ook in de richting
van de vorige spreker denkt.
Spr. wil direct beginnen met te zeggen, dat men
voor het feit is geplaatst, dat de gemeente met moeilijk
heden zit. Nu is wijziging van een begroting op zich
zelf in het geheel geen bijzonderheid, maar in dit geval
toch wel, omdat men nu genoodzaakt is verschillende
zeer urgente werken van het programma af te voeren.
Dit is met 14yz miljoen gekort en de vraag mag wor
den gesteld: welke van de werken, die wèl op het pro
gram zijn blijven staan, zijn nog voor verwezenlijking
vatbaar? Niet-uitvoering kan misschien zelfs tot grote
moeilijkheden leiden. Spr. wil ze niet alle noemen, maar
slechts even wijzen op de Prins Hendrikbrug, de
scholenbouw en op de toevoerwegen nieuwe veemarkt,
om van andere zeer belangrijke werken niet te spreken.
Hij hoopt, dat, wanneer Leeuwarden verzoekt om ver
gunning voor uitvoering van bepaalde werken, het
college van Ged. Staten, als adviseur van de regering,
de noodzakelijkheid zal kunnen inzien en de gemeente
zal willen helpen door er bij de regering op aan te
dringen, de uitvoering mogelijk te maken.
Mevr. Heijmeijer-Ooon zou iets willen zeggen over
het voorstel van het college om o.a. aan het katholieke
jeugdzorgwerk geen subsidie te verlenen. Allereerst moet
het spr. c.s. van het hart, dat het betreffende request
al bijna 15 maanden geleden is ingediend en dat dit
alleen al een reden zou zijn om aan te nemen, dat een
flink subsidie zal worden verleend. Nu dit, gezien de
sombere toestand van de gemeentefinanciën, niet moge
lijk blijkt, moeten spr. c.s. daar noodgedwongen akkoord
mee gaan. Wel verwachten zij, dat, zodra het mogelijk
is, naast de neutrale jeugdzorg ook de jeugdzorg op
levensbeschouwelijke basis zal worden gesubsidieerd.
De heer Tiekstra (weth.) gelooft, dat de heer F. T.
Dijkstra geen enkel antwoord van het college verwacht.
Spr. zou echter wel een correctie op een pertinente
onjuistheid, n.l. dat geen subsidie voor uitzending van
kinderen naar buiten en voor de stichting clubhuis voor
de ongeorganiseerde jeugd wordt uitgetrokken, willen
aanbrengen. Het subsidie blijft n.l. gehandhaafd op het
uitgetrokken bedrag, maar verhoging kan helaas niet
worden toegekend.
De heer Kamstra heeft uitvoerig gesproken over de
zaak, die dezer dagen in de pers ook nog gespeeld
heeft. Spr. gelooft, dat het goed is, dat op deze wijze
het publiek op de hoogte wordt gesteld van de gevol
gen, die de bestedingsbeperking heeft gehad, heeft en
nog zal hebben voor de huishouding van de gemeente
Leeuwarden.
De heer Kamstra vroeg n.a.v. het feit, dat Ged. Sta
ten de minister moeten adviseren over eventuele mede
werking aan uit te voeren werken, welke verwachtingen
het college daarvan koestert. Spr. vertrouwt en,
naar hij gelooft, ook het gehele college van B. en W.
dat Ged. Staten zeer stellig volledig begrip zullen heb
ben voor de moeilijke positie van Leeuwarden. Er is -
het is al vaker uitgesproken na zeer veel moeite,
gegeven het toenmalige gebrek aan voldoende uitke
ring, dus gegeven de slechte financiële positie van de
begroting, een bepaald program tot uitvoering ge
bracht kunnen worden. De gemeente Leeuwarden heeft
al jaren een aanzienlijke en onrustbarende achterstand
in de uitvoering van werken. Nu het gemeentebestuur
er in geslaagd is in de afgelopen twee jaren het uit
keringsniveau omhoog te brengen, ontstaat een nieuwe
situatie, waarbij de moeilijkheden verplaatst worden
naar de kant van de financiering van werken, dus ver
moedelijk opnieuw achterstand veroorzakend. Het vol
gende ter illustratie: De toenmalige raadsleden zullen
zich kunnen herinneren, dat omstreeks de jaren 1950-
1951 in de raad is behandeld een voorstel tot verbreding
van de Harlingertrekvaart etc. Nu is wat op dit moment
in uitvoering is, precies datgene wat toenmaals door
het rijk is afgekapt, dus nu, pas na 5, 6 jaar, komt
het tot uitvoering van werken, die destijds geschrapt
zijn. Als deze procedure zich zou herhalen, zien B. en
W. de toekomst met zorg tegemoet. Zij hopen echter,
dat in Den Haag en op de Tweebaksmarkt zeer duide
lijk begrip zal bestaan voor de financiële positie, waar
in de gemeente verkeert en zij hopen ook, dat de raad
bereid is hun voorstel te volgen. En het college zal
niet aarzelen om met de voorbereiding van bepaalde
werken door te gaan. Spr. vertrouwt, dat B. en W. in
het komende halfjaar de raad bepaalde voorstellen
zullen kunnen aanbieden.
In welke mate tot uitvoering zal kunnen worden ge
komen? Men moet ook niet helemaal zijn optimisme
verliezen, want Leeuwarden is erger noden ook
geldnood te boven gekomen.
Wat de vraag van mevr. Heijmeijer betreft, die eigen
lijk slechts neerkomt op een verzoek voor de toekomst,
het is duidelijk, dat B. en W., gezien de huidige be
grotingspositie, onmogelijk nieuwe subsidies kunnen
uittrekken. Spr. kan persoonlijk nog niet zeggen, hoe
hij in de toekomst zal staan tegenover subsidiëring
van de jeugdzorg voor de ongeorganiseerde jeugd op
levensbeschouwelijke basis; daaromtrent kan verschil
lend worden gedacht.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijl. no. 200).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 168).
De heer Spiekhout is bepaald niet tegen dit voorstel
om de pensioenregeling voor de wethouders te veran
deren en voor een belangrijk deel ook te verbeteren.
Alleen zit er voor spr. nog een kleine onduidelijkheid
in en daarover zou hij een inlichting willen vragen.
Het betreft artikel 23, onder 4. Als spr. dit goed ge
lezen heeft, dan betekent het, dat bij deze pensioenen
het gehele bedrag van de A.O.W.-uitkei'ing wordt ge
kort; alleen bij de lagere pensioenen, beneden de
f 1.500,wordt maar een deel gekort. In praktisch
alle andere gevallen van personeel in loondienst is,
naar spr. meent, dat laatste het geval. Zoals men weet,
moet 20 altijd buiten beschouwing' blijven. Als dit
juist is, waarom moet hier dan een andere dan de
algemeen geldende regeling worden getroffen?
De Voorzitter heeft ook bij dit punt de taak 0111
namens het college te antwoorden. En dat antwoord
luidt als volgt: De opvatting of de indruk van de heer
Spiekhout, dat op het wethouderspensioen ingevolge
de voorgestelde verhoging de gehele ouderdomsuitke-
ring, dat wil dus zeggen het ouderdomspensioen, zal
worden gekort, is te wijten aan een misverstand. De
hoofdregeling vindt men in artikel 23, 2e lid, waarin
slaat: Behoudens het bepaalde in artikel 25, vindt de
in het vorige lid bedoelde beperking van de uitbetaling
aldus plaats, dat op het pensioen een bedrag in min
dering wordt gebracht, gelijk aan een zodanig gedeelte
van het ouderdomspensioen voor de groep, waartoe
belanghebbende behoort, genoemd in artikel 8, juncto
de artikelen 9 en 66 van de Algemene Ouderdomswet,
als het aantal jaren, waarnaar het pensioen is berekend,
zich verhoudt tot 50". Spr. wil een willekeurig voor
beeld noemen: Wanneer men recht heeft op een wet
houderspensioen zegge over 8 jaar dan heeft er
een korting plaats van 8/50e deel van het ouderdoms
pensioen op het wethouderspensioen. Het ouderdoms
pensioen wordt dus volledig uitbetaald. Dat kan trou
wens ook niet anders. Daar kan een gemeenteverorde
ning geen korting op toepassen. Artikel 23, 2e lid,
I geeft dus de hoofdregel. En artikel 23, 4e lid, bevat een
bijzondere bepaling; die heeft betrekking op het geval,
dat het ouderdomspensioen ingevolge artikel 10 van
de Algemene Ouderdomswet gekort wordt. Die korting
is mogelijk, wanneer men tussen het 25e en 65e levens
jaar niet verzekerd is geweest, dus de jaarpremie,
hoewel verschuldigd, onbetaald is gebleven. Om nu te
voorkomen, dat in een dergelijk geval het wethouders
pensioen een grotere korting zou ondergaan dan de
belanghebbende aan ouderdomspensioen zal ontvangen,
is deze bepaling gemaakt. Men moet dat ook weer aan
een praktijkvoorbeeld demonstreren. Dit is dus al weer
een beperking van de normale korting, die krachtens
het tweede lid van artikel 23 op het bedrag van het
ouderdomspensioen plaats heeft.
Spr. hoopt, dat hij voldoende duidelijk is geweest.
De heer Spiekhout heeft dit wel begrepen; het is
niet een heel belangrijk punt, want over het algemeen
is men niet zijn gehele leven lang wethouder. Zou
iemand echter wel van zijn 25e tot zijn 65e jaar wet
houder zijn (Stemmen: Dat overleef je niet!), dan
wordt naar evenredigheid van het aantal dienstjaren
op het ouderdomspensioen gekort. Van dat evenredige
deel wordt dan echter nog meestal 20 buiten be
schouwing gelaten. Het maakt hier echter weinig uit,
want het aantal dienstjaren van de wethouders is over
het algemeen maar gering.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.