J 22 Spr. zal niet meer van de beschikbare tijd vragen. Hij zou alleen willen zeggen, dat hij van harte hoopt, dat het klimaat gunstig voor deze zaak mag zijn, opdat ze zo gauw mogelijk rijp wordt. De Voorzitter herhaalt, dat B. en W. hun best zullen doen. Spr. heeft nog één opmerking. Het provinciaal laboratorium is een instelling ten bate van alle zieken huizen in de provincie Friesland, zodat de binding aan een bepaald ziekenhuis in Leeuwarden niet nodig is. De heer Pols: Toch zou het belangrijk zijn, dat die binding er wel is. De begroting van de Geneeskundige- en Gezondheids dienst wordt, overeenkomstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. De begroting van het Woningbedrijf, met de bijbeho rende wijziging, toegelicht in bijlage no. 57, de begro ting van de Gemeentereiniging en de begroting van de Openbare Werken, eveneens toegelicht in bijlage no. 57, worden achtereenvolgens, overeenkomstig de voorstel len van B. en W., vastgesteld. Aan de orde is de begroting van het Grondbedrijf. De heer W. M. de Jong zag in de mem.v.a., dat de vraag i.z. het karakter en de aanwending van de re serve voor uitvoering van openbare werken al is be antwoord; alleen is hem de aanwending nog niet hele maal duidelijk. Hij wil althans dit nog gaarne vragen: Wanneer uit deze reserve wordt geput, gaat dat steeds via een voorstel aan de raad? Betreft dat altijd plant soenstroken e.d. Bestaat er een verleden in dat op zicht? Kan ook voor andere doeleinden over dit geld worden beschikt? Hoe deze reserve is ontstaan, is spr. wel duidelijk geworden. De raad is hiermee in aan raking gekomen door gelden voor de plantsoenstroken in het oosten te voteren. Spr. had altijd een ander idee over het vinden van de kosten voor werken, die niet op een bepaalde wijk kunnen drukken. Nu merkt spr., dat deze reserve er is en dat het zelfs gebruikelijk is om er uit te putten. Zijn vraag is dus nu: Merkt de raad dat altijd? (Hoewel hij het ook niet erg vindt, als dat eens een keer niet gebeurt.). Of gaat die re serve altijd geruisloos weg? De heer Van der Schaaf (weth.) merkt op, dat de heer De Jong al in een voorstel, dat vandaag aan de orde is, heeft kunnen zien, dat op een bepaalde wijze uit deze reserve wordt geput. Het is tot nog toe hier niet veel aan de orde geweest. Op een of andere wijze, hetzij in een begrotingswijziging, hetzij in een bepaald voor stel treedt z.i. toch altijd de aanwending van deze re serve aan de dag. Men moet zich ook geen geweldig grote voorstelling van die reserve maken. Die loopt niet zo bijzonder hard op en wanneer er dus over wordt beschikt, dan kan dat een zeer intelligent en accuraat raadslid als de heer W. M. de Jong altijd opvallen. (Gelach.). De begroting van het Grondbedrijf wordt, overeen komstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. Aan de orde is de begroting van de Energiebedrijven, met de bijbehorende le, 2e en 3e wijziging; het derde wijzigingsvoorstel is toegelicht in bijlage no. 57. De hear Van der Meer hat yn 'e seksjegearkomste oer dizze bigreating inkelde fragen steld, dy't ek al goed biantwurde binne. Spr. die dat dêr dus, omdat dizze bigreating doe noch net yn 'e kommisje foar de Energybidriuwen bisprutsen wie. Hy hie dêr al sein, dat it him eigentlik better talike om earst sa'n bi greating yn 'e kommisje to bisprekken en dan letter de seksjegearkomste to halden. Nou hat men nei de seksjegearkomste de bigreating likemin yn 'e kom misje bisprutsen. Spr. is der nou wol hwat nijsgjirrich nei om to witten, hwerom dat oergien is. Op bis. 10 fan de mem.f.a. lest spr., as it giet oer de üngerêstheid oer it trage forrin fan de ünderhanne- lingen mei de provinsje, dat de riedsleden de skrift- like stikken fortroulik ynsjoen kinnen hawwe. Spr. praet der net oer. Mar hy mei dochs wol dit sizze: As hy it goed sjoen hat, is it léste stik dêrfan datearre yn it bigjin fan 1957. Spr. hat sa it gefoel, dat de foarljochting net sa tige „up to date" is. Is it mooglik om nou yn dizze iepenbiere sitting eat oer dit Onderwerp to sizzen? Spr. sil mei it each op 'e tiid mar net freegje om de ducrren ticht to dwaen, mar hy wol dochs sizze, dat hy fan it andert yn 'e mem.f.a. net folie wizer wurden is. De heer Tiekstra (weth.) moet even op het zondaars bankje geplaatst worden, omdat hij als voorzitter van de commissie van bijstand voor de Energiebedrijven verzuimd heeft deze commissie bijeen te roepen voor behandeling van de begroting, zoals te doen gebruike lijk is. Het moge een kinderachtig excuus schijnen, maar bij spr. heerste het misverstand, dat het juist gebruikelijk was om de commissie na behandeling van de begrotingen in de secties bijeen te roepen. Er was echter nauwelijks een mogelijkheid gevonden om beide commissies de commissie voor de Energiebedrijven en de Financiële Commissie samen te krijgen voor een bespreking van de aardgashistorie. Laat staan dus, dat de begrotingen zouden kunnen worden be handeld. Spr. wil echter wel graag beterschap beloven, in deze zin, dat stellig, bij een normale behandeling van de begroting d.w.z. in het dienstjaar, voorafgaande aan het begrotingsjaar de gewone procedure voor het bijeenroepen der vergaderingen zal worden gevolgd. Dat de schriftelijke discussie i.z. het nieuwe stroom- contract met de provincie in begin 1957 eindigt, be tekent niet, dat een einde aan de onderhandelingen is gekomen. Er wordt n.l. nog een zeker ambtelijk over leg over verschillende details gevoerd. En B. en W. vertrouwen, dat binnenkort na dit overleg ook het be stuurlijk overleg weer kan worden geopend. Zij hopen althans, dat het mogelijk is, gegeven ook de positie, die op het ogenblik wordt ingenomen, tot overeen stemming te komen. Bij deze mededelingen zou spr. het, met het oog op de „open deuren", op dit ogenblik willen laten. De begroting van de Energiebedrijven wordt, met de bijbehorende 3 wijzigingen, overeenkomstig het voor stel van B. en W., vastgesteld. Aan de orde is de Gemeentebegroting, met de twee bijbehorende wijzigingsvoorstellen, waarvan één is toe gelicht in bijlage no. 57. Volgsio. 22. Jaarwedden van de ambtenaren en be dienden ter gemeentesecretarie f 442.920, De heer W. M. de Jong zou nog graag een kleine in formatie hebben over de taak en de werkzaamheden van de voorlichtingsambtenaar. De heer Van der Veen heeft er al over gesproken. Taak en werkzaamheden zijn bijna dezelfde begrippen. Spr. vraagt nu naar de plaats van deze ambtenaar in de begroting. Hij is direc teur van de Leeuwarder Gemeenschap en tevens ge meente-ambtenaar van Leeuwarden. Dat kan een ge lukkige combinatie zijn; daar blijft spr. buiten. Hij neemt aan, dat dit het geval is. Hij heeft zich echter afgevraagd, hoe die combinatie gefinancierd wordt. Het sectieverslag rekent deze ambtenaar onder volgno. 22, dus onder het secretariepersoneel. Het college is na tuurlijk bevoegd ambtenaren ter secretarie te benoe men, maar is dit geval wel geheel comme il faut? Spr. veronderstelt van wel, maar hij kan zich niet helemaal goed voorstellen, dat zo'n nieuwe functionaris zonder enige wijziging in de begroting is in te passen. Hoe is dat vorig jaar gegaan? Spr.'s vraag is dus deze: Staat deze mijnheer op de begroting en mag spr. ook weten waar? De hear Van der Meer wol ütsprekke, dat it him wol sympatyk is, dat men de nij-ynkommenen ris by elkoar komme lit om harren hwat mei de stêd op 'e hichte to bringen, hwat de foarljochtingsamtner dan dwaen moat. Spr. slüt hjir efkes oan by de léste alinea fan bylage V fan it seksjeforslach troch to sizzen, dat dit wol syn wurdearring hat. Dat de niisneamde amtner I- -tkSAv 23 hjir fia printsjes hwat fortelt oer Ljouwert, jowt in biskate bining tusken de nije ynwenners en de stêd. De Voorzitter kan op de vraag van de heer De Jong antwoorden, dat de voorlichtingsambtenaar, de heer Kuipers, als secretarie-ambtenaar in de secretarie-or ganisatie is opgenomen; zijn bezoldiging valt dus onder volgno. 22. De specificatie van volgno. 22 vindt men op pagina 150, bijlage A. Hier wordt niet speciaal de voorlichtingsambtenaar genoemd, maar hij is een van de vier hoofdcommiezen. Er is met het bestuur van de Leeuwarder Gemeenschap deze regeling getroffen, dat hij is aangesteld in ambtelijke dienst van de ge meente Leeuwarden, maar dat hij voor halve dagen werkzaam zal zijn in die dienst en voor halve dagen als directeur in dienst van de stichting Leeuwarder Gemeenschap zal zijn, die daarvoor dus ook aan de gemeente Leeuwarden een deel van het salaris op volg no. 19 van de inkomsten terugbetaalt. De taak van deze functionaris heeft spr. al enigs zins aangeduid. Hij zou in het algemeen daarvan nog dit kunnen zeggen: Er is ook door B. en W. een zekere, een te grote, afstand ervaren tussen bestuur en be stuurden en zij meenden, dat het voor beide partijen goed zou zijn deze functionaris te hebben, om aan de ingezetenen duidelijk te maken wat het gemeentebe stuur doet, wat het beoogt. Dat kan het bestuur niet anders dan ten goede komen en het inzicht van de bestuurden uiteraard eveneens; in de bijlage staat ook vermeld wat hij, behalve dan de taak, die daar in het algemeen wordt genoemd, aan verdere werkzaamheden heeft. Spr. hoopt, dat hij hiermee de heren volledig heeft beantwoord. Volgno. 22 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 58. Uitbreidingsplannen f 56.060, De hear Santema hat yn 'e seksje frege, oft hy hwat sizze koe oer post 58: Uitbreidingsplannen. En it is yn 'e mem.f.a. ek allinnich mar ünder dat punt brocht. Mar men soe der ek noch wol post 66, dy't op de folgjende blêdside stiet, by to pas bringe kinne. Omdat yn 'e mem.f.a. beide posten neamd wurde, soe spr. graech de frijheit hawwe om ek oer beide posten yn ien kear to sprekken. It is bikend, dat spr. al in kearmannich oer de bi- sündere bitsjutting fan de strjittenammejowing it wurd fierd hat, n.l. by de bigreatingsbihanneling, om dat dan de iennige gelegenheit iepenstiet oer dit punt to sprekken. It is n.l. tradysje of leaver sein: B. en W. binne fan miening dat it rjocht fan de strjitte nammejowing oan B. en W. biheart. En doe't spr. der yn 'e seksje dan ek nei frege, op hokker rjocht B. en W. harren hjirby basearje, krige hy as andert, dat dit sünt hiel aide tiden al it gefal is. Dat liet him tinke oan dy aide stikken, dy't hy wolris trochlêzen hat, en hwerby de eigners fan swannerjochten bisiikje to bi- wizen, dat hja wierliken eigners fan dy rjochten binne mei de wurden „dat er geen memorie van is"! B. en W. kinne it troch harren bidoelde rjocht net skriftlik bi- wize, hwant it biwiis is der net. Hja meitsje harren der dan ek min ofto mear óf. De nammejowing is by de measte gemeentebistjüren yn Fryslan in saek fan 'e rie. Spr. hat yndertiid de kwesje nochris op it stedhüs neifreegje litten, mar dêr koene hja der elc net ütkomme. Nou liket it spr. dochs wol fan tige great bilang ta, dat de rie hjir hwat mear yn to sizzen hat, ek yn neifolging fan oare rieden, hwer't de strjittenammejowing ta it foech fan 'e rie seis biheart. Dan hoecht it ek net wer sa to wêzen, dat de hiele rie hookstrooks foar dizze saek komt to stean. De rie kin him ek bést foarljochtsje litte troch in kommisje, sa't dat ek yn oare gemeente- rieden wol it gefal is. En omdat B. en W. hielendal net sizze kinne, sünt hwannear't hja it foech ta strjit tenammejowing hawwe en dit net birêst op steats- rjochtlike ütspraken, soe spr. nou mei it ütstel komme wolle, it foech oan 'e gemeenterie ta to kennen. Spr. soe it sa formulearje wolle: „Underskreaunen stelle üt, in kommisje fan advys fan 5, eventueel 6 persoanen to bineamen, üt 3 leden fan 'e rie en 2, eventueel 3, leden fan büten de rie bisteande, dy't B. en W. yn de saek fan de strjittenammejowing foarljochtsje. De ge meente-archivaris kin as eventueel sechste lid tafoege wurde." Dit ütstel is mei ündertekene troch spr. syn fraksjegenoat de hear Van der Meer. Spr. soe it by dizzen trochjaen wolle oan 'e Foarsitter. Nei oanlieding fan dizze kwesje, dy't wol hiel düdlik it territorium fan de gemeente rekket, soe spr. noch oer in twadde punt it wurd fiere wolle en wol oer de status fan Huzum. En nou sil de Foarsitter it spr. wol net kwea óf nimme, dat hy in lyts stapke tobek docht yn de histoarje fan Ljouwert en omkriten. It mei bi kend wêze, dat de stêd Ljouwert üntstien is yn it formidden fan in plattelansgritenij, dy't men hjoed-de- dei Ljouwerteradiel neamt en dy gritenij Ljouwertera- diel bistie eartiids üt 3 forskillende dielen, de saneamde trimdielen. It noardlik trimdiel lei noardlik fan de Jel- sumerfeart en it middelste bistie üt 'e aide buorskip- pen Hoek, Oldehove en Nijehove en it südlik trimdiel wie datjinge, dat om de lijn yn 'e rügen oan to jaen südlik fan 'e Potmarge leit. Yn dat formidden hat de stêd Ljouwert him üntjown, mar de oare dielen binne tonearsten hielendal selsstannich bistean bleaun. Nou hat ek Huzum in eigen doarpsterritorium. Sa hat de rie ek yn it foarige al by it jaen fan in grins oan it doarp Wytgaerd fêststeld, dat dy grins in bi- paelde géografyske lijn yn de gemeente foarmet. Sa hat ek Huzum al fanalds in grins hawn. Spr. soe dizze efkes neame wolle, omdat dit hielendal past yn it for- ban fan dizze saek. De grins yn it easten leit oer de Tynje of de Wide Greuns. Yn dit gebiet lizze ek Pylk- wier en Rustenburg. De grins yn it suden rint fan de Froskepölle üngefear yn 'e rjochting fan Rapenburg. As südlike grins kin men fierder neame de dyk, dy't nei Rapenburg giet, de aide Himpenserdyk. Hwer't de Himpenserdyk ütkomt op 'e strjitwei, roun eartiids in feart, dy't de grins is fan it hjoeddeiske biwenne diel fan Huzum. Hy rint dwêrs troch it Nijlan. Tusken heakjes De namme „it Nylan" moat men hjir sjen as tsjinstelling fan ,,it Aidlan". De klam leit dus op Ny, NyZdn is it doarp by Boalsert. By einbislüt is de grins de s.n. Harnzertrekfeart lans en komt op it lést sahwat üt by de Hollanderhof. Dy grinzen binne nea opheve. Spr. hat in kaert foar him lizzen, in ta- ljochtsjende kaert by de biskikking fan de „secretaris generaal van het departement van Binnenlandsche Za ken" fan 29 desimber 1943, üt de Dütske tiid dus. Doe waerd der ynienen ta oergien om de grins fan de ge meente Ljouwert oant en mei it s.n. südlik trimdiel to forlizzen. Dy biskikking bifette oars neat as dizze üt- spraek, dat „de grens van de gemeente Leeuwarden verlegd is". Der wie dus gjin sprake fan it forlizzen fan de grins fan it doarp Huzum. Men hat lésten yn 'e rie fêststeld, dat de grins fan Goutum rint oan it Harinxmakanael ta. Dêrmei is it gebiet fan Goutum ynkoarte. Nou is de praktyk, dat der, hwat it ütinoar halden fan Ljouwert en Huzum oanbilanget, in hopeleaze bi- tizing hearsket. As spr. byg. fan de gemeente Ljouwert in meidieling krijt: Aan de heer O. Santema, Prins Bernhardstraat 6, Leeuwarden, dan is dat net yn oer- ienstimming met de aide status. Der is noch nea hwat op it gebiet fan grinsforoaring bard. De post is ek wakker ünwis, de iene kear skreaut hy Huzum, de oare kear Ljouwert. Spr. leaut net, dat sa'n ünwissich- heit, dy't sünder twivel oanlieding jowt ta sloardigens, winsklik is. Dêrom soe spr. dit fraechstik regelje wolle. Huzum moat bistean bliuwe, sa moat it steld wur de as doarp, óf it moat net mear bistean en kom pleet opgean yn 'e stêd Ljouwert. Dit fraechpunt soe spr. hjir yn it formidden fan 'e rie dellizze wolle. Hy soe hjir in diskusje oer hearre wolle. Der sitte mear minsken üt Huzum yn 'e rie. Yn elts gefal sil men hjir dizze saek yn folsleine ienriedigens oplosse moatte. Men sil net wer werom moatte nei dy hiel aide tiden, doe't Huzum en Ljouwert tige op „gespannen voet" stienen en soms nei de wapens grypt hawwe. Men moat lykwols by dy diskusje de histoaryske sitewaesje goed yn it each halde en in bislüt nimme, dat dêrmei yn oerienstimming is. Spr. kin wol sizze, dat it organisaesje-libben yn Huzum al hielendal konsintrearre is op it plak Huzum. De Herfoarme tsjerke fan Huzum stiet der, de Grif-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 12