38
rust, die de „autovrije" zondagen hebben opgeleverd.
Spr. wil er alleen op attenderen, dat er al spoedig
onrust ontstond, toen de termijn wat lang begon te
worden. De eerste zondagen waren plezierig en prettig
vooral de fietsers hebben het zeer gewaardeerd
maar toen het wat lang duurde, trappelde men toch
van ongeduld en slaakte men een zucht van verlichting,
toen minister Zijlstra het verbod ophief.
De heer Stobbe heeft spr. ten onrechte verweten,
dat hij een financieel argument heeft gebruikt. Spr.
is zo goed mogelijk op de argumenten ingegaan.
Tot de heer Spiekhout zegt spr. niet te geloven, dat
het aantal een wezenlijk element mag uitmaken. Het
is toch zo, dat dergelijke verboden een zeer groot deel
van het Nederlandse volk bij voortduring ergeren en
spr. gelooft, dat men zich als christenen waartoe
spr. zichzelf toch ook rekent, zij het dan met een
modaliteitsverschil toch wel moet hoeden voor het
geven van ergernis in deze vorm. Wij moeten, aldus
spr., in vrijheid kunnen blijven leven en vrijheid geven,
waar wij dat verantwoord achten. Zo beschouwd dus
afgezien van de argumenten, door spr. in eerste in
stantie gebruikt, meent hij aanneming van het voor-
stel-De Jong c.s. ernstig te moeten ontraden.
De Voorzitter heeft van zijn kant een vraag van de
heer Santema te beantwoorden, n.l. of de politie t.a.v.
de kermiszondagavond ook bepaalde ondervinding heeft
opgedaan in de trant van constatering van openbare
dronkenschap of andere verkeerde dingen. Spr. moet
daarop antwoorden, dat dat in de jaren, dat spr. nu de
functie van burgemeester bekleedt, geen enkele keer
te zijner kennis is gebracht. Spr. heeft van geen kermis
zondagavond enig rapport van de politie gekregen, dat
op die avond juist door en ten gevolge van de kermis
in deze gemeente onjuiste dingen zijn gebeurd. Een
ander antwoord kan spr. de heer Santema daar niet
op geven.
Daar deze zaak nu uitvoerig in twee instanties is
besproken, zou spr. willen voorstellen, de discussie te
sluiten.
Desgevraagd bevestigen de heren K. de Jong en Van
der Meer, dat zij het voorstel, aangevuld met de toe
voeging, dat het niet voor 1958 geldt, in stemming
wensen te zien gebracht.
Het voorstel wordt verworpen met 10 tegen 23 stem
men. Voor stemden de heren W. M. de Jong, Stobbe,
Van der Meer, G. de Jong, Mr. van der Schaaf, Wiers-
ma, Santema, Spiekhout, Schootstra en K. de Jong.
Volgno. 101 wordt onveranderd vastgesteld, waarna
de gehele begroting met de wijzigingen z.h.st., over
eenkomstig het voorstel van B. en W., wordt aange
nomen.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.