3 4 college in de mem.v.a. werd opgemerkt. Zij hebben de indruk, dat dit voor onze gemeente zo belangrijke vraagstuk de laatste tijd meer en meer in het centrum der belangstelling komt te staan. De drie noordelijke provincies gezamenlijk zullen moeten zien, dat het voor hun gehele gebied noodzakelijk is, dat het op hun ter rein liggende ontwikkelingsgebied wordt uitgebreid. Voor het Westen is het eveneens een levensbelang, dat de bevolking zich daar niet in een te snel tempo op- eenhoopt. Voor Leeuwarden is het noodzakelijk, dat hier ook meer het besef baan breekt, dat „het niet alleen een plaats is, waar brood wordt gebakken". Deze laatste woorden zijn door de Voorzitter eerder gebezigd, zij het in een ander verband. Leeuwarden maakt zich de laatste jaren voor het opnemen en be vorderen van industrieën klaar en dat kost de gemeente miljoenen. De plannen om te komen tot ontsluiting van het industrie-terrein kosten het straks circa 5 miljoen. Het is prachtig, dat de financieringsmiddelen hiervoor door het rijk in uitzicht worden gesteld, maar eigenlijk past in het kader van deze beschouwingen het aandringen op een toepassing van verdere facili teiten, evenals tot dusverre voor ontwikkelingsgebieden het geval was. Dit klemt te meer, wanneer men ziet, dat Leeuwarden jaarlijks meer dan f 100.000,toelegt op de industrie-terreinen, die voor gereduceerde prijs verkocht zijn of zullen worden. Is het mogelijk, over dit vraagstuk nog iets meer mede te delen dan in de mem.v.a. reeds geschiedde? Wanneer het inderdaad in de door spr. c.s. gewenste richting zou gaan in de komende jaren, is dan de gemeente zelf voldoende op deze ontwikkeling ingesteld Is het klimaat hier in alle opzichten gunstig om de ontvolking van Friesland doelbewust tegen te kunnen gaan en de geringe bevol kingsaanwas van Leeuwarden te doen toenemen? Voor het vestigen van industrieën worden reeds offers ge bracht, maar is daarmee voldoende gedaan? Biedt Leeuwarden voldoende recreatiemogelijkheden? Wordt de zelfwerkzaamheid van de inwoners of van toekom stige inwoners voldoende kans gegeven, doordat men zich hier thuis gevoelt, b.v. door het bouwen van een eigen huis, zo mogelijk op een stukje eigen grond? Dit zijn maar enkele vragen, die ongetwijfeld met andere zijn te vermeerderen. Vele van deze vragen en wensen zijn niet direct te vervullen, gezien het beperkte finan ciële volume, waarover de gemeente jaarlijks heeft te beschikken. Stimulering van de particuliere woningbouw kost de gemeente echter geen geld, maar bespaart de zo schaarse middelen. Spr. c.s. achten het probleem van de verhouding van het Westen van Nederland tot het Noorden wel zo belangrijk, juist in deze tijd, dat ze het college uitdruk kelijk vragen, op dit punt toch voortdurend paraat en diligent te zijn. Zo mogelijk zouden zij nog iets nader ingelicht willen worden over het over deze zaak ge voerde overleg met rijk en provincie. Zij eindigen met uit te spreken, dat het afgelopen jaar wel heeft laten zien, in hoe korte tijd de financiële positie van de gemeente min of meer zorgwekkend is geworden. Zij hopen, dat de aangevraagde verhoogde algemene uitkering uit het gemeentefonds, zowel voor 1957 als voor 1958, spoedig zal worden toegekend en zij wensen het college bij het uitvoeren van zijn taak veel wijsheid toe. Zij danken God, dat Hij het college en de raad de krachten schonk om de hun opgelegde arbeid te verrichten. Aan Hem dankt de gemeentelijke overheid haar gezag en ook al wordt dat in de vergaderingen van deze raad niet meer officieel uitgesproken bij wijze van een ambtsgebed, voor spr. c.s. is het daarom niet minder werkelijk om hier uit te spreken, dat zij enerzijds de afhankelijkheid van God om de taak te volvoeren, die ieder raadslid hier heeft te verrichten, erkennen en dat zij zich anderzijds hun verantwoordelijkheid jegens Hem bewust zijn, omdat uit God, door God en tot God alle dingen zijn. Geve Hij ook, zo besluit spr., in het komende jaar aan het college, aan de raad en aan allen, die in dienst dei- gemeente werkzaam zijn, Zijn onmisbare zegen. De heer Spiekhout is inmiddels ter vergadering ge komen. De begroting 1958 helass weer veel te laat ver schenen, aldus de heer Van der Veen is de laatste begroting, welke door de raad in deze samenstelling wordt behandeld. Hoe de samenstelling van de raad na de verkiezingen zal zijn, kan niemand voorzien. Grote veranderingen zijn in het Nederlandse systeem niet goed denkbaar. Men kan alleen de hoop uitspreken, dat de nieuwe raad niet één partij in een absolute meerderheidspositie zal vertonen. Spr. meent, dat de situatie, welke men in de thans ten einde lopende periode heeft gehad, noch de be trokken meerderheidspartij noch de andere reden tot grote voldoening heeft gegeven. Dit houdt geen kritiek in op de wijze, waarop de meerderheidsfractie van haar positie gebruik heeft gemaakt. Het is eerder zo, dat het staatsrechtelijke bestel van Nederland niet op der gelijke posities is berekend. Inmiddels ligt er een begroting met een niet onaan zienlijk tekort, ondanks de soberheid, waarmee B. en W. zijn te werk gegaan. De stemming, waarin de raad deze begroting gaat behandelen, is op zijn minst on behaaglijk. Het staat spr. voor, dat, al weer verscheidene jaren geleden, de woordvoerder van de grootste fractie zijn voldoening uitsprak over het beleid van B. en W. en over de plaats van zijn fractie, waardoor een waarlijk progressief beleid zo ongeveer meent spr. zich de uitspraak te herinneren mogelijk werd. Als spr. die optimistische visie, met de situatie van dit ogenblik confronteert, dan gelooft hij wel te mogen vaststellen, dat men thans leeft in wat Prof. de Vries, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, in zijn Nieuwjaarsrede noemde: een tijdperk van verloren il lusies. De aanblik van Leeuwarden, de deplorabele toestand van de diverse walmuren, om maar iets te noemen, is niet die van een welvarende stad. De bruggen schreeuwen om vernieuwing. Er is van alles en nog wat dringend nodig, doch de mogelijkheden zijn uitermate beperkt. Weliswaar heeft de gemeente juist weer een slordige 5 miljoen gekregen, waardoor zij althans weer even uit de voeten kan, doch het is voor spr. c.s. voorlopig de vraag, of deze plotselinge ruimte niet een tijdelijk verschijnsel is, dat meer geïndiceerd is door de nade rende verkiezingen, dan door een verandering in de monetaire situatie. De hierdoor mogelijk geworden in vesteringen zullen tot gevolg hebben, dat de gemeente lijke uitgaven zullen stijgen. En daarop zal belasting verhoging moeten volgen. De heer Mani c.s. keren zich tegen de belastingverlaging van 20 miljoen. Zou deze verlaging echter weer te niet worden gedaan, dan zou dit de ondernemingslust fnuiken. Wanneer de president van de genationaliseerde Ne derlandse Bank het heeft gehad over het haast onvoorstelbaar gebrek aan werkelijkheidszin der lagere publiekrechtelijke lichamen, dan moet zulks voor de gemeente Leeuwarden met stelligheid worden tegen gesproken. Er is hier over het algemeen niet op on verantwoordelijke wijze met de financiën omgesprongen. De misère is, naar spr. meent, slechts te wijten aan de centrale overheid. Het is de Minister van Financiën geweest, die enerzijds de kapitaalmarkt heeft gedrai neerd, het anderzijds door het bekende rente-gamma de gemeente onmogelijk heeft gemaakt om kort geld door langlopende leningen te vervangen. Spr. laat nu nog maar buiten beschouwing, dat een gemeente voor een groot werk, dat over vele jaren is uitgestrekt, niet eerst een langlopende lening kan sluiten voor het volle bedrag, omdat de gelden pas in de loop van de jaren nodig zullen zijn, zodat dekking vooraf rente verlies geeft. Via de koorden van de beurs is de gemeente ge komen in een positie, welke in niets meer lijkt op de fiere, onafhankelijke, autonome gemeente, welke de schepper van de Gemeentewet voor ogen stond. Dit is te betreuren, omdat nog altijd geldt, dat staats burgerschap moet beginnen bij een werkzaam plaatse lijk burgerschap, zoals de staatscommissie van 1848 zei. De ontwikkeling in deze richting van verminderde betekenis van het plaatselijk bestuur hangt, naar spr.'s mening, samen met de in brede kringen bestaande inzichten betreffende de taak der overheid. Steeds verdergaande bemoeiingen met het maat schappelijk en economisch leven heeft het apparaat 5 van de centrale overheid doen zwellen, zodat zelfs de Staten-Generaal het terrein niet meer geheel kunnen overzien en een wel zeer groot deel van het beleid bij de administratie is komen te berusten. Helaas is het onvermijdelijk, dat verdergaande over heidsbemoeiing ook verdere centralisatie betekent. De ordening van het sociale en economische leven is niet bestaanbaar zonder een vérgaande coördinatie, welke alleen via het centraal gezag bereikbaar is. Het komt spr. waarschijnlijk voor, dat er op dit moment niemand is, die een volledig overzicht heeft van alle regelingen en voorschriften, waaraan het eco nomisch en het maatschappelijk leven gebonden is. De centrale overheid is daardoor een onoverzienbare macht geworden, waarbij niet alleen de betekenis van de Staten-Generaal geringer is geworden hetgeen een verzwakking van de democratie vormt maar waardoor ook de gemeenten zijn gekomen in een po sitie, waarin zij nauwelijks nog enig eigen initiatief kunnen ontplooien. De gemeente is geworden tot een soort uitvoeringsorgaan van het rijk. Daarmee is de betekenis van de gemeente als wezenlijk bestanddeel van de democratische opbouw van ons staatsbestel goeddeels te loor gegaan. De gemeente is bovendien geworden tot sluitstuk van het centrale financiële beleid. De beperking, in het kader van de z.g. bestedingsbeperking, vroeger ook bezuiniging geheten, opgelegd aan de gemeenten, kan wel gemotiveerd worden met gemeentelijke spilzucht, maar spr. neemt aan, dat de werkelijke reden van die beperking deze was, dat op die wijze het eenvoudigst bereikbaar was, dat een groot bedrag minder werd be steed. Dit middel is grof, maar het is nu eenmaal onver mijdelijk verbonden aan het systeem, waarin de over heid belast is met het handhaven van het evenwicht van het economische leven en van de financiën. Spr. behoeft er niet bij te zeggen, dat zijn fractie dit systeem van dirigisme verwerpelijk acht. Wel zou hij willen opmerken, dat dit dirigistisch systeem niet heeft gebracht, wat de aanhangers er van hebben verwacht. De waarde van de gulden is gestaag gezakt, zodat voortdurend loonsverhogingen nodig werden. Het ge meentelijk budget is daar uiteraard bij voortduring door belast geworden en deze hogere uitgaven waren beslist niet aan de gemeente te wijten. De kentering van de conjunctuur, waarvoor men nu waarschijnlijk staat, brengt angst en onzekerheid in een tijd, waarin het dirigisme niet in de laatste plaats de voorkeur van zo velen genoot om de zekerheid, die het beloofde te geven. Zo juist is er door de eerste spreker op gewezen, dat de werkloosheid op het moment weer toeneemt en ook reden tot ongerustheid geeft. Spr. heeft gehoord, dat de fractie van deze geachte spreker planmatige be strijding van de werkloosheid wenst. Hij heeft eerlijk gezegd respect voor dit optimisme, dat na een 12-jarig, eigenlijk volledig op planmatigheid gericht, bewind nog steeds heil van planmatige werkloosheidsbestrijding verwacht. Een van de ergste feilen mag men toch wel zien in de mislukking de woningnood op te heffen. B. en W. hebben nu al meer dan 10 jaar de ondankbare en on mogelijke taak de woningschaarste te verdelen. Deze taak kan niet worden uitgevoerd, zonder dat fouten worden gemaakt en onbillijkheden begaan. B. en W. zouden over bovenmenselijke kwaliteiten moeten be schikken om niet af en toe mis te grijpen. Het blijft, naar spr. meent, een bezwaar, dat de veelgenoemde „normen" voor de verdeling van woonruimte in con- creto onbekend blijven, waardoor het publiek onver mijdelijk met wantrouwen wordt vervuld. Omdat spr. het hierover nu al zo vaak heeft gehad, laat hij deze aangelegenheid thans verder rusten. Wat de nieuwbouw betreft, is het helaas zo, dat vrij wel alleen gebouwd kan worden door de overheid, al dan niet met inschakeling van de woningbouwcorpora ties. Het blijft zaak nu opnieuw contingentering van bouwvolume het systeem is geworden te zorgen voor bouwrijpe grond en gereedliggende plannen. Overigens is spr. van mening zoals hij reeds vaker heeft ge zegd dat men de woningnood niet kwijt zal raken, indien niet de overheid haar bemoeienissen op dit ter rein aanzienlijk inperkt. Kan men op deze weg terug, moeilijker lijkt dat t.a.v. het verloren gaan van het eigen in- komstengebied van de gemeente. Sedert 1929 is de gemeente in hoofdzaak aangewezen op de midde len van het gemeentefonds. Dat betekent, dat de ge meente het directe verband tussen uitgaven en inkom sten heeft verloren. Het is immers niet meer zo, dat de burgerij het nut van een voorgenomen plan en de financiële offers, welke speciaal daarvoor gebracht moeten worden, kan afwegen. Alles komt nu uit één grote pot en het vormen van die pot staat los van de uitgaven van de afzonderlijke gemeenten, hetgeen in derdaad de kans op een al te gemakkelijke uitgave- politiek begunstigt, en zulks te meer in de omstandig-, heden, welke uit de naoorlogse jaren bekend zijn, en waar in het tot een voorname taak van tal van colleges van B. en W. behoorde om jacht te maken op extra uit keringen, de z.g. lange jacht. Spr. ziet voorshands geen mogelijkheid om op dit punt wijziging te brengen, maar is er van overtuigd, dat het bestaande systeem (van het gemeentefonds) voor een goed deel oorzaak is van de minder bevredigende plaats van de gemeenten in ons staatsbestel. Het komt hem voor, dat de geringe belangstelling van het publiek mee aan dit systeem is te wijten. Nu de omstandigheden schijnen samen te spannen om de gemeentelijke zelfstandigheid te ondergraven, moeten de gemeenten trachten dat, wat er aan zelf standigheid rest, te behoeden. Zij moeten protesteren, wanneer de Minister van Financiën hun een dwang buis aanlegt en zij moeten gebruik maken van de mogelijkheden, welke er nog zijn. Daarbij moeten zij de burgerij, voorzover mogelijk, betrekken bij haar werk. In dit verband zou spr. willen opmerken, dat ook in de woningwetbouw via woningbouwcorporaties zodanige medewerking valt te zien. Op dit thema van de publieke belangstelling is wel vaker geborduurd, zodat spr. zich onthouden zal van verdere uitweiding. Bij de behandeling van de begroting in de secties heeft hij geïnformeerd naar de functie van de gemeen telijke voorlichtingsambtenaar, waarvan het bestaan hem onlangs uit de pers bleek. Het antwoord van B. en W. heeft hem niet geheel duidelijk gemaakt, welke betekenis deze nieuwe functie heeft. Het in stituut van overheidsvoorlichting is voor zijn gevoel belast met een aantal minder prettige reminiscenties, waardoor gemakkelijk argwaan ontstaat. Spr. c.s. zul len inmiddels met belangstelling de ontwikkeling van deze instelling in Leeuwarden afwachten. Het blijft een zaak van gewicht, de werkzaamheden van de raad zoveel mogelijk in het openbaar te doen plaats hebben. In het verslag van rapporteurs ziet men, dat een lid B. en W. heeft herinnerd aan een toezeg ging om eventueel aan de raad vertrouwelijke mede delingen te doen over in voorbereiding zijnde plannen. Spr. meent, dat een vorige woordvoerder een dergelijk geluid heeft laten horen. De raad zal ongetwijfeld ge baat zijn met een tijdig inzicht in de dingen, die gaan gebeuren. Toch zou spr. vertrouwelijke mededelingen over nog niet voldragen plannen liever niet te veel ontvangen. Het verleden heeft geleerd, dat de raad daardoor later, wanneer de plannen rijp zijn om in het openbaar te worden behandeld, zijn vrijheid toch ten dele kwijt is. Het is althans spr.'s overtuiging, dat de raad minder vlug tot acceptatie van het plan-Zwolsman zou zijn gekomen, wanneer deze er met meer onbe vangenheid tegenover had kunnen staan dan thans, na enkele vertrouwelijke mededelingen in de loop van de voorafgaande tijd, het geval was. Wanneer dergelijke belangrijke plannen aan de raad worden voorgelegd, is de gebruikelijke tijd, waarin deze zich kan oriënteren, bepaald te kort. Grote plannen eisen tal van jaren van voorbereiding. Het mag dan niet voorkomen, dat de raadsleden slechts enkele dagen hebben om zich te beraden. Het verdient dan de voor keur het voorstel op de agenda van een latere raads vergadering te plaatsen. Het spijt spr., dat B. en W. praktische bezwaren zien, welke verhinderen tegemoet te komen aan zijn wens, om, wanneer daaraan be hoefte bestaat, ook van bestekken, tekeningen en wat a Ti i*v

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 3