3
4
college in de mem.v.a. werd opgemerkt. Zij hebben de
indruk, dat dit voor onze gemeente zo belangrijke
vraagstuk de laatste tijd meer en meer in het centrum
der belangstelling komt te staan. De drie noordelijke
provincies gezamenlijk zullen moeten zien, dat het voor
hun gehele gebied noodzakelijk is, dat het op hun ter
rein liggende ontwikkelingsgebied wordt uitgebreid.
Voor het Westen is het eveneens een levensbelang, dat
de bevolking zich daar niet in een te snel tempo op-
eenhoopt. Voor Leeuwarden is het noodzakelijk, dat
hier ook meer het besef baan breekt, dat „het niet
alleen een plaats is, waar brood wordt gebakken".
Deze laatste woorden zijn door de Voorzitter eerder
gebezigd, zij het in een ander verband. Leeuwarden
maakt zich de laatste jaren voor het opnemen en be
vorderen van industrieën klaar en dat kost de gemeente
miljoenen. De plannen om te komen tot ontsluiting
van het industrie-terrein kosten het straks circa 5
miljoen. Het is prachtig, dat de financieringsmiddelen
hiervoor door het rijk in uitzicht worden gesteld, maar
eigenlijk past in het kader van deze beschouwingen
het aandringen op een toepassing van verdere facili
teiten, evenals tot dusverre voor ontwikkelingsgebieden
het geval was. Dit klemt te meer, wanneer men ziet,
dat Leeuwarden jaarlijks meer dan f 100.000,toelegt
op de industrie-terreinen, die voor gereduceerde prijs
verkocht zijn of zullen worden. Is het mogelijk, over
dit vraagstuk nog iets meer mede te delen dan in de
mem.v.a. reeds geschiedde? Wanneer het inderdaad in
de door spr. c.s. gewenste richting zou gaan in de
komende jaren, is dan de gemeente zelf voldoende op
deze ontwikkeling ingesteld Is het klimaat hier in
alle opzichten gunstig om de ontvolking van Friesland
doelbewust tegen te kunnen gaan en de geringe bevol
kingsaanwas van Leeuwarden te doen toenemen? Voor
het vestigen van industrieën worden reeds offers ge
bracht, maar is daarmee voldoende gedaan? Biedt
Leeuwarden voldoende recreatiemogelijkheden? Wordt
de zelfwerkzaamheid van de inwoners of van toekom
stige inwoners voldoende kans gegeven, doordat men
zich hier thuis gevoelt, b.v. door het bouwen van een
eigen huis, zo mogelijk op een stukje eigen grond? Dit
zijn maar enkele vragen, die ongetwijfeld met andere
zijn te vermeerderen. Vele van deze vragen en wensen
zijn niet direct te vervullen, gezien het beperkte finan
ciële volume, waarover de gemeente jaarlijks heeft te
beschikken. Stimulering van de particuliere woningbouw
kost de gemeente echter geen geld, maar bespaart de
zo schaarse middelen.
Spr. c.s. achten het probleem van de verhouding
van het Westen van Nederland tot het Noorden wel zo
belangrijk, juist in deze tijd, dat ze het college uitdruk
kelijk vragen, op dit punt toch voortdurend paraat en
diligent te zijn. Zo mogelijk zouden zij nog iets nader
ingelicht willen worden over het over deze zaak ge
voerde overleg met rijk en provincie.
Zij eindigen met uit te spreken, dat het afgelopen
jaar wel heeft laten zien, in hoe korte tijd de financiële
positie van de gemeente min of meer zorgwekkend is
geworden. Zij hopen, dat de aangevraagde verhoogde
algemene uitkering uit het gemeentefonds, zowel voor
1957 als voor 1958, spoedig zal worden toegekend
en zij wensen het college bij het uitvoeren van zijn
taak veel wijsheid toe. Zij danken God, dat Hij het
college en de raad de krachten schonk om de hun
opgelegde arbeid te verrichten. Aan Hem dankt de
gemeentelijke overheid haar gezag en ook al wordt dat
in de vergaderingen van deze raad niet meer officieel
uitgesproken bij wijze van een ambtsgebed, voor spr.
c.s. is het daarom niet minder werkelijk om hier uit
te spreken, dat zij enerzijds de afhankelijkheid van God
om de taak te volvoeren, die ieder raadslid hier heeft
te verrichten, erkennen en dat zij zich anderzijds hun
verantwoordelijkheid jegens Hem bewust zijn, omdat
uit God, door God en tot God alle dingen zijn. Geve
Hij ook, zo besluit spr., in het komende jaar aan het
college, aan de raad en aan allen, die in dienst dei-
gemeente werkzaam zijn, Zijn onmisbare zegen.
De heer Spiekhout is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De begroting 1958 helass weer veel te laat ver
schenen, aldus de heer Van der Veen is de laatste
begroting, welke door de raad in deze samenstelling
wordt behandeld. Hoe de samenstelling van de raad
na de verkiezingen zal zijn, kan niemand voorzien.
Grote veranderingen zijn in het Nederlandse systeem
niet goed denkbaar. Men kan alleen de hoop uitspreken,
dat de nieuwe raad niet één partij in een absolute
meerderheidspositie zal vertonen.
Spr. meent, dat de situatie, welke men in de thans
ten einde lopende periode heeft gehad, noch de be
trokken meerderheidspartij noch de andere reden tot
grote voldoening heeft gegeven. Dit houdt geen kritiek
in op de wijze, waarop de meerderheidsfractie van haar
positie gebruik heeft gemaakt. Het is eerder zo, dat
het staatsrechtelijke bestel van Nederland niet op der
gelijke posities is berekend.
Inmiddels ligt er een begroting met een niet onaan
zienlijk tekort, ondanks de soberheid, waarmee B. en
W. zijn te werk gegaan. De stemming, waarin de raad
deze begroting gaat behandelen, is op zijn minst on
behaaglijk.
Het staat spr. voor, dat, al weer verscheidene jaren
geleden, de woordvoerder van de grootste fractie zijn
voldoening uitsprak over het beleid van B. en W. en
over de plaats van zijn fractie, waardoor een waarlijk
progressief beleid zo ongeveer meent spr. zich de
uitspraak te herinneren mogelijk werd.
Als spr. die optimistische visie, met de situatie van
dit ogenblik confronteert, dan gelooft hij wel te mogen
vaststellen, dat men thans leeft in wat Prof. de Vries,
voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, in zijn
Nieuwjaarsrede noemde: een tijdperk van verloren il
lusies.
De aanblik van Leeuwarden, de deplorabele toestand
van de diverse walmuren, om maar iets te noemen, is niet
die van een welvarende stad. De bruggen schreeuwen
om vernieuwing. Er is van alles en nog wat dringend
nodig, doch de mogelijkheden zijn uitermate beperkt.
Weliswaar heeft de gemeente juist weer een slordige
5 miljoen gekregen, waardoor zij althans weer even
uit de voeten kan, doch het is voor spr. c.s. voorlopig
de vraag, of deze plotselinge ruimte niet een tijdelijk
verschijnsel is, dat meer geïndiceerd is door de nade
rende verkiezingen, dan door een verandering in de
monetaire situatie. De hierdoor mogelijk geworden in
vesteringen zullen tot gevolg hebben, dat de gemeente
lijke uitgaven zullen stijgen. En daarop zal belasting
verhoging moeten volgen. De heer Mani c.s. keren zich
tegen de belastingverlaging van 20 miljoen. Zou deze
verlaging echter weer te niet worden gedaan, dan zou
dit de ondernemingslust fnuiken.
Wanneer de president van de genationaliseerde Ne
derlandse Bank het heeft gehad over het haast
onvoorstelbaar gebrek aan werkelijkheidszin der lagere
publiekrechtelijke lichamen, dan moet zulks voor de
gemeente Leeuwarden met stelligheid worden tegen
gesproken. Er is hier over het algemeen niet op on
verantwoordelijke wijze met de financiën omgesprongen.
De misère is, naar spr. meent, slechts te wijten aan
de centrale overheid. Het is de Minister van Financiën
geweest, die enerzijds de kapitaalmarkt heeft gedrai
neerd, het anderzijds door het bekende rente-gamma
de gemeente onmogelijk heeft gemaakt om kort geld
door langlopende leningen te vervangen. Spr. laat nu
nog maar buiten beschouwing, dat een gemeente voor
een groot werk, dat over vele jaren is uitgestrekt,
niet eerst een langlopende lening kan sluiten voor het
volle bedrag, omdat de gelden pas in de loop van de
jaren nodig zullen zijn, zodat dekking vooraf rente
verlies geeft.
Via de koorden van de beurs is de gemeente ge
komen in een positie, welke in niets meer lijkt op de
fiere, onafhankelijke, autonome gemeente, welke de
schepper van de Gemeentewet voor ogen stond.
Dit is te betreuren, omdat nog altijd geldt, dat staats
burgerschap moet beginnen bij een werkzaam plaatse
lijk burgerschap, zoals de staatscommissie van 1848 zei.
De ontwikkeling in deze richting van verminderde
betekenis van het plaatselijk bestuur hangt, naar spr.'s
mening, samen met de in brede kringen bestaande
inzichten betreffende de taak der overheid.
Steeds verdergaande bemoeiingen met het maat
schappelijk en economisch leven heeft het apparaat
5
van de centrale overheid doen zwellen, zodat zelfs de
Staten-Generaal het terrein niet meer geheel kunnen
overzien en een wel zeer groot deel van het beleid
bij de administratie is komen te berusten.
Helaas is het onvermijdelijk, dat verdergaande over
heidsbemoeiing ook verdere centralisatie betekent. De
ordening van het sociale en economische leven is niet
bestaanbaar zonder een vérgaande coördinatie, welke
alleen via het centraal gezag bereikbaar is.
Het komt spr. waarschijnlijk voor, dat er op dit
moment niemand is, die een volledig overzicht heeft
van alle regelingen en voorschriften, waaraan het eco
nomisch en het maatschappelijk leven gebonden is.
De centrale overheid is daardoor een onoverzienbare
macht geworden, waarbij niet alleen de betekenis van
de Staten-Generaal geringer is geworden hetgeen
een verzwakking van de democratie vormt maar
waardoor ook de gemeenten zijn gekomen in een po
sitie, waarin zij nauwelijks nog enig eigen initiatief
kunnen ontplooien. De gemeente is geworden tot een
soort uitvoeringsorgaan van het rijk. Daarmee is de
betekenis van de gemeente als wezenlijk bestanddeel
van de democratische opbouw van ons staatsbestel
goeddeels te loor gegaan.
De gemeente is bovendien geworden tot sluitstuk
van het centrale financiële beleid. De beperking, in
het kader van de z.g. bestedingsbeperking, vroeger ook
bezuiniging geheten, opgelegd aan de gemeenten, kan
wel gemotiveerd worden met gemeentelijke spilzucht,
maar spr. neemt aan, dat de werkelijke reden van die
beperking deze was, dat op die wijze het eenvoudigst
bereikbaar was, dat een groot bedrag minder werd be
steed.
Dit middel is grof, maar het is nu eenmaal onver
mijdelijk verbonden aan het systeem, waarin de over
heid belast is met het handhaven van het evenwicht
van het economische leven en van de financiën.
Spr. behoeft er niet bij te zeggen, dat zijn fractie dit
systeem van dirigisme verwerpelijk acht. Wel zou hij
willen opmerken, dat dit dirigistisch systeem niet heeft
gebracht, wat de aanhangers er van hebben verwacht.
De waarde van de gulden is gestaag gezakt, zodat
voortdurend loonsverhogingen nodig werden. Het ge
meentelijk budget is daar uiteraard bij voortduring
door belast geworden en deze hogere uitgaven waren
beslist niet aan de gemeente te wijten.
De kentering van de conjunctuur, waarvoor men nu
waarschijnlijk staat, brengt angst en onzekerheid in
een tijd, waarin het dirigisme niet in de laatste plaats
de voorkeur van zo velen genoot om de zekerheid, die
het beloofde te geven.
Zo juist is er door de eerste spreker op gewezen, dat
de werkloosheid op het moment weer toeneemt en ook
reden tot ongerustheid geeft. Spr. heeft gehoord, dat
de fractie van deze geachte spreker planmatige be
strijding van de werkloosheid wenst. Hij heeft eerlijk
gezegd respect voor dit optimisme, dat na een 12-jarig,
eigenlijk volledig op planmatigheid gericht, bewind nog
steeds heil van planmatige werkloosheidsbestrijding
verwacht.
Een van de ergste feilen mag men toch wel zien in
de mislukking de woningnood op te heffen. B. en W.
hebben nu al meer dan 10 jaar de ondankbare en on
mogelijke taak de woningschaarste te verdelen. Deze
taak kan niet worden uitgevoerd, zonder dat fouten
worden gemaakt en onbillijkheden begaan. B. en W.
zouden over bovenmenselijke kwaliteiten moeten be
schikken om niet af en toe mis te grijpen. Het blijft,
naar spr. meent, een bezwaar, dat de veelgenoemde
„normen" voor de verdeling van woonruimte in con-
creto onbekend blijven, waardoor het publiek onver
mijdelijk met wantrouwen wordt vervuld. Omdat spr.
het hierover nu al zo vaak heeft gehad, laat hij deze
aangelegenheid thans verder rusten.
Wat de nieuwbouw betreft, is het helaas zo, dat vrij
wel alleen gebouwd kan worden door de overheid, al
dan niet met inschakeling van de woningbouwcorpora
ties. Het blijft zaak nu opnieuw contingentering van
bouwvolume het systeem is geworden te zorgen voor
bouwrijpe grond en gereedliggende plannen. Overigens
is spr. van mening zoals hij reeds vaker heeft ge
zegd dat men de woningnood niet kwijt zal raken,
indien niet de overheid haar bemoeienissen op dit ter
rein aanzienlijk inperkt.
Kan men op deze weg terug, moeilijker lijkt
dat t.a.v. het verloren gaan van het eigen in-
komstengebied van de gemeente. Sedert 1929 is
de gemeente in hoofdzaak aangewezen op de midde
len van het gemeentefonds. Dat betekent, dat de ge
meente het directe verband tussen uitgaven en inkom
sten heeft verloren. Het is immers niet meer zo, dat
de burgerij het nut van een voorgenomen plan en de
financiële offers, welke speciaal daarvoor gebracht
moeten worden, kan afwegen. Alles komt nu uit één
grote pot en het vormen van die pot staat los van de
uitgaven van de afzonderlijke gemeenten, hetgeen in
derdaad de kans op een al te gemakkelijke uitgave-
politiek begunstigt, en zulks te meer in de omstandig-,
heden, welke uit de naoorlogse jaren bekend zijn, en waar
in het tot een voorname taak van tal van colleges van
B. en W. behoorde om jacht te maken op extra uit
keringen, de z.g. lange jacht. Spr. ziet voorshands geen
mogelijkheid om op dit punt wijziging te brengen, maar
is er van overtuigd, dat het bestaande systeem (van
het gemeentefonds) voor een goed deel oorzaak is van
de minder bevredigende plaats van de gemeenten in
ons staatsbestel. Het komt hem voor, dat de geringe
belangstelling van het publiek mee aan dit systeem is
te wijten.
Nu de omstandigheden schijnen samen te spannen
om de gemeentelijke zelfstandigheid te ondergraven,
moeten de gemeenten trachten dat, wat er aan zelf
standigheid rest, te behoeden. Zij moeten protesteren,
wanneer de Minister van Financiën hun een dwang
buis aanlegt en zij moeten gebruik maken van de
mogelijkheden, welke er nog zijn. Daarbij moeten zij
de burgerij, voorzover mogelijk, betrekken bij haar
werk. In dit verband zou spr. willen opmerken, dat
ook in de woningwetbouw via woningbouwcorporaties
zodanige medewerking valt te zien. Op dit thema van
de publieke belangstelling is wel vaker geborduurd,
zodat spr. zich onthouden zal van verdere uitweiding.
Bij de behandeling van de begroting in de secties
heeft hij geïnformeerd naar de functie van de gemeen
telijke voorlichtingsambtenaar, waarvan het bestaan
hem onlangs uit de pers bleek. Het antwoord van
B. en W. heeft hem niet geheel duidelijk gemaakt,
welke betekenis deze nieuwe functie heeft. Het in
stituut van overheidsvoorlichting is voor zijn gevoel
belast met een aantal minder prettige reminiscenties,
waardoor gemakkelijk argwaan ontstaat. Spr. c.s. zul
len inmiddels met belangstelling de ontwikkeling van
deze instelling in Leeuwarden afwachten.
Het blijft een zaak van gewicht, de werkzaamheden
van de raad zoveel mogelijk in het openbaar te doen
plaats hebben. In het verslag van rapporteurs ziet men,
dat een lid B. en W. heeft herinnerd aan een toezeg
ging om eventueel aan de raad vertrouwelijke mede
delingen te doen over in voorbereiding zijnde plannen.
Spr. meent, dat een vorige woordvoerder een dergelijk
geluid heeft laten horen. De raad zal ongetwijfeld ge
baat zijn met een tijdig inzicht in de dingen, die gaan
gebeuren. Toch zou spr. vertrouwelijke mededelingen
over nog niet voldragen plannen liever niet te veel
ontvangen. Het verleden heeft geleerd, dat de raad
daardoor later, wanneer de plannen rijp zijn om in het
openbaar te worden behandeld, zijn vrijheid toch ten
dele kwijt is. Het is althans spr.'s overtuiging, dat de
raad minder vlug tot acceptatie van het plan-Zwolsman
zou zijn gekomen, wanneer deze er met meer onbe
vangenheid tegenover had kunnen staan dan thans, na
enkele vertrouwelijke mededelingen in de loop van de
voorafgaande tijd, het geval was.
Wanneer dergelijke belangrijke plannen aan de raad
worden voorgelegd, is de gebruikelijke tijd, waarin deze
zich kan oriënteren, bepaald te kort. Grote plannen
eisen tal van jaren van voorbereiding. Het mag dan
niet voorkomen, dat de raadsleden slechts enkele dagen
hebben om zich te beraden. Het verdient dan de voor
keur het voorstel op de agenda van een latere raads
vergadering te plaatsen. Het spijt spr., dat B. en W.
praktische bezwaren zien, welke verhinderen tegemoet
te komen aan zijn wens, om, wanneer daaraan be
hoefte bestaat, ook van bestekken, tekeningen en wat
a
Ti
i*v