zegd te hebben en hij gelooft, dat ook geen uitvoeriger
antwoord van hem wordt verlangd.
Een belangrijker zaak is het punt van de industriali
satie.
Het is bekend, dat de meeste gemeenten van Fries
land niet vooruit gaan in bevolkingsaantal, maar dat
een vrij groot aantal achteruit gaat. Het bevolkings
verloop van Leeuwarden vertoont niet duidelijk een
afwijkend beeld. Voordat spr. hierop nader ingaat, zou
hij even willen stil staan bij dat afzonderlijke punt, dat
door de heer Van der Veen is aangevoerd. Spr. ziet,
dat deze niet aanwezig is, maar zou toch even willen
uitleggen, hoe het zit met de fout in de registratie van
het bevolkingsverloop en willen antwoorden op de vraag,
of deze fout ook bepaalde gevolgen zal hebben, niet
alleen financiële, maar ook staatsrechtelijke. Wat de
financiële gevolgen betreft, kan spr. moeilijk anders
doen dan blijven bij het antwoord, dat B. en W. in de
mem.v.a. hebben gegeven, want, als het rijk geneigd
mocht zijn om op grond van een hoger bevolkingscijfer
hogere uitkeringen te geven, moet nog worden afge
wacht, of het rijk de bijzondere uitkering onafhankelijk
van de hogere algemene uitkering zou willen vast
stellen. Daar staat nog iets over vast. Of de fout
staatsrechtelijke gevolgen zal hebben? Die zijn er, naar
spr. meent, stellig niet, omdat in de eerste plaats niet
vaststaat, wanneer nu precies die fout gemaakt is en
in de tweede plaats, omdat alles wat verder op basis
van het foute bevolkingscijfer is gebeurd, formeel te
recht is gebeurd en dat daarop derhalve niet terugge
komen zal kunnen worden.
Maar nu iets over de algemene positie van Leeuwar
den in dat geheel, zoals spr. dat zopas even heeft aan
geduid. Eigenlijk ligt het vraagstuk nog ruimer, zoals
men weet. Het betreft niet alleen Friesland en zijn
hoofdstad Leeuwarden, maar het gehele noorden van
het land. Het betreft ook de provincies Groningen en
Drente. Het is B. en W. en het zal waarschijnlijk ook
de raadsleden uit de persberichten zijn gebleken, dat
het verschijnsel, dat het noorden van het land in zijn
groei nu duidelijk achter is bij de rest van Nederland,
stellig de aandacht heeft gekregen van de colleges van
gedeputeerde staten van de drie noordelijke provincies,
een verschijnsel, dat uiteraard voor het noorden zeer
verontrustend is. Het college van B. en W. is er van
overtuigd, dat er door die drie colleges van gedepu
teerde staten al het nodige wordt gedaan om in over
leg met de betrokken rijksinstanties daar voorzieningen
tegen te treffen. Dat wil niet zeggen, dat B. en W. nu
maar rustig willen afwachten, wat uit die stappen van
de colleges van Ged. Staten voort zal vloeien. Zij me
nen, dat het gemeentebestuur van Leeuwarden in dit
geheel bepaald ook een eigen taak heeft, die wel hierin
bestaat, dat Leeuwarden als grootste centrum in Fries
land er klaar op moet zijn, of, als dat nog niet het
geval is, er klaar op moet worden gemaakt, niet alleen
om binnen de grenzen van de eigen gemeente die in
gezetenen, die in de omliggende gemeenten wegens
gebrek aan middelen van bestaan worden uitgestoten,
op te vangen, maar ook voor het eigen geboorte-over
schot binnen de eigen grenzen te trachten bestaans
mogelijkheden te scheppen. Die zullen hierin moeten
bestaan, dat de gemeente Leeuwarden moet zorgen om
industrieterreinen in gereedheid te hebben en, als ze
niet gereed zijn, deze op voldoende grootte en in vol
doende soorten en aantal op te brengen. De raad weet,
dat het gemeentebestuur daarmee bij voortduring bezig
is; ook de raad zelf heeft al bepaalde besluiten genomen
en B. en W. hopen binnen zeer afzienbare tijd volgende
voorstellen te doen. Het zal de raad misschien ook wel
uit de pers gebleken zijn, dat er een verzoek tot grens
wijziging van het gemeentebestuur van Leeuwarden
naar de buurgemeente Menaldumadeel is gegaan,
waarop de raad van die gemeente helaas nu nog meent
afwijzend te moeten beslissen. B. en W. hebben de in
druk gekregen, dat die raad meende, dat de vraag
prematuur was, maar zij vertrouwen, dat de gemeente
Menaldumadeel binnen afzienbare tijd wel tot het in
zicht zal komen, dat te dien opzichte toch ook door
haar medewerking zal moeten worden verleend. Het
is dus, zoals spr. reeds zeide, een taak, om tijdig vol
doende industrieterrein klaar te hebben. De raad weet
ook hij heeft daar zelf aan medegewerkt dat
er industriegebouwen zijn gesticht. Op het ogenblik
worden verdere voorstellen aan de raad tot het stichten
van industriegebouwen voorbereid. De terreinen moeten
uiteraard toegankelijk zijn. De raad weet uit de stuk
ken, dat er een project besteksklaar is, om een toe
gangsweg naar de industrieterreinen in het Zuidwesten
klaar te maken.
Behalve het klaarmaken van industrieterreinen met
toegangswegen is er natuurlijk de vraag van zoals
zopas door een der raadsleden is gezegd het in
dustriële klimaat. Het college meent, dat dit klimaat
reeds lang aanwezig is, maar dat het uiteraard steeds
moet worden verbeterd. In het verleden zijn ook
door de raad allerlei beslissingen in deze richting
genomen, b.v. met betrekking tot de recreatiemogelijk
heden van de bevolking. Er is een mooie jachthaven
gemaakt, er zijn sportterreinen aangelegd, het recrea
tiegebied „Froskepölle" is in ontwikkeling. Het college
hoopt de raad binnen afzienbare tijd plannen voor te
leggen voor een recreatiegebied, dat aansluit op het
plan-Nijlan. Het hoopt voorts binnen afzienbare tijd
met nadere plannen te komen, waarop spr. op dit
ogenblik nog niet nader kan ingaan.
De raad weet verder, hoe er door B. en W. en trou
wens ook door de raad zelf gedacht wordt over scholen
bouw en het is erg prettig, dat de bouw van de U.T.S.
een aanvang heeft kunnen nemen. Het college is er
zich terdege van bewust, dat Leeuwarden in dezen een
taak heeft en het weet ook, wat het zelf moet doen om
die taak te kunnen volvoeren. En dat niet alleen, maar
het zal ook stellig te bevoegder plaatse van zijn stand
punt daaromtrent blijk geven, zoals het dat al steeds
heeft gedaan.
In dit geheel moet de vraag van de heer Pols wor
den gezien, die er naar heeft geïnformeerd, hoe het
nu eigenlijk zit met de werkzaamheden van het con
tact-orgaan tussen de gemeente en het bedrijfsleven. In
de mem.v.a. zegt het college, dat de besprekingen in
de vergaderingen van dat orgaan verhelderend hebben
gewerkt en de heer Pols vraagt, deze mededeling te
willen verduidelijken. De verschillende rapporten, die
destijds door een commissie in deze gemeente zijn ge
maakt over allerlei facetten van gemeentelijke activi
teiten, zijn punt voor punt ter discussie gesteld en toen
het eindrapport was afgewikkeld, werden de bijeenkom
sten van het contact-orgaan minder geregeld, meer in
cidenteel. Het kwam alleen nog bijeen, als de wenselijk
heid bleek om bepaalde punten te bespreken. Zo is, dat
mag spr. wel zeggen, de kwestie kinderboerderij, die
binnen afzienbare tijd aan de raad zal worden voorge
legd, besproken. Ook is gesproken over de voorlichting
en over de taak, die Leeuwarden heeft ter bevordering-
van de industrialisatie. Stellig zullen ook in de toe
komst, wanneer in dat opzicht nieuwe of nadere wen
selijkheden blijken, in dit orgaan bepaalde facetten van
het bedrijfsleven ter tafel komen.
Er wordt spr. nog gewezen op de vraag naar de
taak van de voorlichtingsambtenaar. In het geheel van
de gang van zaken, zoals spr. die zopas heeft uitge
stippeld, is het vanzelfsprekend wenselijk, dat de voor
lichting, die van de kant van het gemeentebestuur wordt
gegeven, zich niet beperkt tot de strikt ambtelijke en
formele voorlichting. Het college heeft behoefte aan
een medewerker, die ook in algemene zin het publiek
en de pers nadere gegevens kan verschaffen. Woorden
zijn dikwijls beperkt van uitdrukkingsvermogen en in
het contact van het gemeentebestuur met andere or
ganen, met het publiek en met de organen die de pu
bliciteit verzorgen, o.a. de pers, is het gewenst, dat het
college over een gespecialiseerde medewerker beschikt,
die de wegen kent en de taal van de andere kan spre
ken. De hulp van een zodanig ambtenaar acht het
college onontbeerlijk. Spr. zou zich tot deze opmerkin
gen het zijn inderdaad algemeenheden willen be
palen, mede ter wille van de tijd, want het is half een
geweest.
Het is het streven om in de morgenuren zoveel
mogelijk de algemene beschouwingen af te sluiten, om
na de middag door te gaan met de afzonderlijke be
grotingen. Nu heeft spr. er natuurlijk begrip voor, dat
de raadsleden misschien behoefte hebben om te repli
17
ceren en wellicht nog nadere inlichtingen willen vragen,
voorzover die nu nog niet zijn verkregen. Spr. stelt
daarom voor, vanmiddag de algemene beschouwingen
bij repliek en dupliek voort te zetten. Hij wil er echter
graag op aandringen, om die zo beknopt mogelijk te
houden, opdat vandaag nog de agenda wordt afge
werkt.
De vergadering wordt hierna geschorst.
De vergadering wordt om 2 uur hervat.
De heer F. T. Dijkstra wil nog even ingaan op de
kwestie van de werkclassificatie. Het is de bedoeling
van de regering om voor het rijkspersoneel de werk
classificatie in te voeren, waardoor de gemeenten ook
gedwongen worden dezelfde weg te volgen, gezien het
rijkstoezicht op het gemeentelijk bezoldigingsbeleid. De
werkclassificatie heeft in de praktijk bewezen niet in
het voordeel van het personeel te zijn, omdat ze met
een systeem van willekeur gepaard gaat.
Als men zijn oor te luisteren legt, dan begrijpt men,
dat, wie zelf onder dit systeem werkt, wel tot de con
clusie komt, dat het geen verbetering voor de werk
nemer betekent. Het systeem houdt in, dat een chef
allerlei voorkeur kan laten gelden bij het geven van
de waarderingspunten. Persoonlijke of politieke voor
keur kan het geven van punten zodanig beïnvloeden,
dat een werknemer er bekaaid af komt. Het is vol
doende bekend, dat de beoordeling zich niet alleen uit
strekt tot het gedrag van de arbeider. De werkclassi
ficatie is blijkens de praktijk bij uitstek een systeem,
dat de verhouding tussen personeel en bedrijfsleiding
niet ten goede komt.
B. en W. schrijven in de aanbiedingsbrief, dat dit
systeem in het belang is van het bezoldigings- en pro
motiebeleid. Zij hebben inmiddels al een opdracht ge
geven een onderzoek omtrent de werkzaamheden van
bepaalde personeelsgroepen in te stellen. Spr. vreest,
dat, als de post personeelslasten op de begroting te
zwaar wordt, het systeem van de persoonlijke prestatie
een grote rol gaat spelen. Maar dan kan men maar
beter duidelijk zeggen waar men heen wil. Het systeem
is volgens spr. alleen in het voordeel van de onder
nemer en heeft geen enkel voordeel voor de arbeider.
Op deze oude wegen volgt spr. B. en W. bij voorkeur
niet. Alleen een nog betere beloning en een goede geest
onder de werkers in gemeentedienst kunnen in het
belang van het personeel en van de gemeente zijn.
De heer K. de Jong zou ingevolge de wenk van de
Voorzitter om zo kort mogelijk te zijn, op enkele dingen
nog slechts even willen terugkomen, in de eerste plaats
op het antwoord van de wethouder van Financiën, wat
betreft de zelfstandigheid van de gemeenten met be
trekking tot de financiële aangelegenheden. Spr. is in
dit opzicht een beetje minder optimistisch dan de wet
houder. Voor de financierings„kraan" moet men reus
achtig oppassen. Anders wordt men toch min of meer
„staatskien".
Wat de arbeiderwoningen betreft, heeft spr. bezwaar
tegen de stelling van de wethouder, dat men hier moet
uitgaan van een huurniveau van minstens f 13,De
huur te baseren op 4 rente is wel het allergunstigste.
Het beleid moet er altijd weer op gericht zijn om de
huur enkele guldens lager te krijgen. Gezien de toe
rekening van 4 rente ook al kan men niet meer
tegen dit percentage lenen kan men mogelijk nog
wel onder een huur van f 13,uit. Men zal goedkoper
moeten bouwen, en spr. heeft de indruk, dat dit ook
mogelijk is.
Wat het stimuleren van de particuliere woningbouw
betreft, denken spr. c.s. er radicaal anders over dan de
wethouder. Spr. zou het alleen al uit een oogpunt van
financieel volume van harte toejuichen, als de parti
culiere woningbouw de woningnood mee zou kunnen
opheffen. Als hij wethouder van Financiën was, zou hij
een beetje meer naar die zijde van de zaak kijken. De
wethouder ziet liever, dat de particuliere bouw voor
volkswoningen zorgde en ook spr. weet wel, dat onze
tijd daar speciaal behoefte aan heeft, maar er zijn ook
mensen, die iets meer kunnen betalen. Er zal voor
alle soorten ingezetenen gebouwd moeten worden. En
wat men op particulier niveau kan doen, daar behoeft
de gemeente zich niet mee te bemoeien. Hoe meer dit
bevorderd kan worden, des te minder financieel volume
behoeft de gemeente voor haar rekening te nemen.
Alleen al uit een oogpunt van financiering dus zou het
z.i. overweging verdienen, meer naar particuliere bouw
te streven.
Spr. had voorts gesteld, dat het klimaat van Leeu
warden als toekomstige woongemeente bij toeneming
van de industrialisatie met zich mee zal brengen, dat
de wet van vraag en aanbod vrijere toepassing zal
moeten kunnen vinden dan op het ogenblik het geval
is. Hij heeft er behoefte aan dit nog even naar voren
te brengen, want hij heeft niet helemaal de indruk,
dat de vrijheid van de markt voldoende bevorderd wordt.
Er zitten ook andere, meer principiële, aspecten aan
deze zaak. Spr. kan zich voorstellen, dat de wethouder
er niet precies zo over denkt als hij, maar hij gelooft
wel, dat het met het oog op de financieringsmoeilijk
heden een gemeentelijk belang is, om de financiering
door particuliere bouw te vergemakkelijken en een ge
deelte van de gemeentelijke taak in dezen naar de par
ticuliere bouw af te stoten.
Wat de tussentijdse informatie van de raad betreft,
geeft de Voorzitter niet veel hoop, maar de wethouder
van Openbare Werken heeft eigenlijk wel toegezegd te
zullen trachten de raadsleden bepaalde stukken, die
anders slechts ter inzage op de Vertrekkamer liggen,
te doen toezenden. Het is volgens spr. heel moeilijk
voor 35 mensen, op de Vertrekkamer in heel beperkte
tijd alle stukken door te nemen.
De Voorzitter meent, dat tussentijdse voorlichting
een ander punt is dan het toesturen van stukken.
De heer K„ de Jong had deze zaken, toen hij de vraag
stelde, wel aan elkaar verbonden. Als de Voorzitter
dat in zijn antwoord wil onderstrepen, dan is het in
orde. Spr. gelooft wel, dat dit een zaak is, die met veel
wijsheid gehanteerd moet worden.
De andere vragen, die spr. stelde, zijn wel zodanig
in tweede instantie beantwoord, dat hij er van afziet
er op terug te komen.
De heer >ïani heeft vanmorgen uit de woorden van
de heer Van der Veen menen te moeten begrijpen, dat
de fractie van de V.V.D. op het standpunt staat, dat
de bestrijding van de werkloosheid niet planmatig moet
geschieden. Spr. kan zich eigenlijk niet voorstellen,
dat het denkend deel van de natie het standpunt hul
digt, dat het vraagstuk met de een of andere proviso
rische maatregel kan worden opgelost. Hij wil in elk
geval verklaren, dat hij c.s. zeker niet het principe
,,laat maar waaien" huldigen.
Spr. heeft vanmorgen, zo meent hij, geen antwoord
gekregen op wat hij zeide over het bedrag van de
f 900.000,reserve, dat in twee jaar tijds opgesoupeerd
wordt. Spr. had graag de mening van het college hier
omtrent gehoord.
De wethouder van Openbare Werken is naar spr.'s
smaak wel wat te gemakkelijk heengelopen over het
feit, dat Leeuwarden lang niet toe kan komen aan zijn
kwantum van 770 woningen per jaar. En dan zou het
nog, zo is het indertijd hier gesteld, tien jaar duren,
voordat het woningtekort is opgeheven. Het lijkt spr.
heel gevaarlijk aldus te redeneren: Voorheen konden
wij in 3 jaar tijds 900 woningen bouwen, dat is 300
per jaar, en nu hebben wij toch maar de beschikking
over 500 woningen per jaar; dat is toch niet zo heel
erg gek. Spr. herhaalt, dat het hem c.s. zeer zou
spijten, dat dit de opvatting van het college zou zijn,
want zij menen, dat alles en alles zal moeten worden
gedaan om te voorkomen, dat men het ontstellende
probleem: niet voldoende woongelegenheid, waar hier
al zo dikwijls over gesproken is, zou gaan bagatelli
seren. Dat mag h.i. per se niet en spr. meende dit toch
eigenlijk te beluisteren in het antwoord van de wet
houder hieromtrent.
Wat de voorlichting van de raad betreft, de heer De
Jong heeft zoëven al opgemerkt, dat het misschien