16
is by zijn berekeningen uitgegaan van een zeker accres
over een reeks van jaren, maar wie geeft de waarborg,
dat er géén sterk accres zal optreden? Mogelijk zou
zijn, dat er aan een sterk accres niet zou zijn te voldoen
en dit zou een groot financieel-economisch nadeel be
tekenen. En spr. gelooft niet, dat dit de bedoeling van
de heer De Jong is. Gesteld, dat één bedrijf in het
normale voorzieningsgebied van Leeuwarden een gas-
afgifte vraagt van bijv. 700.000 a 1.500.000 eenheden
per jaar, dan moet het gasdistributiebedrijf in staat
zijn zo'n bedrijf te bedienen en één zo'n vestiging kan
het accres sterk beïnvloeden.
De heer De Jong betwijfelt, of f 100,- bezuiniging
per aansluiting per nieuwbouw-woning bij aardgas-puur
wel nauwkeurig berekend is. Het is een aangenomen
bedrag, maar wij allen, aldus spr., hopen, dat de stad
zich, wat de aanbouw betreft, sterk zal uitbreiden en
dan zal dit een aardig kapitaaltje kunnen opleveren.
Het zou echter bijv. ook een bezuiniging van f 70,
per woning kunnen zijn, maar hoe dan ook, het voor
delige verschil blijft, zowel wat de dienstleidingen als
de meters betreft. Spr. gelooft niet, dat de heer De
Jong mag zeggen: „Dat verwaarlozen wij maar."
Wat de gasvoorziening van de dorpen betreft, de
brief van het Staatsgasbedrijf begint met de mede
deling, dat, als in Leeuwarden aardgas-lucht wordt ge
distribueerd en in de dorpen aardgas puur, het z.g.
„kraakcontract" wordt toegepast en dat betekent, dat
dan voor de dorpen de voordelen van het contract
aardgas-puur niet zullen kunnen worden verkregen.
De heer De Jong zegt vervolgens, dat B. en W.
slechts in de toekomst rendementsverbetering van de
toestellen bij aardgas-puur verwachten. Dit is inder
daad toekomstverwachting, maar het is voor de ver
bruikers wel interessant. Het rendement is zeer be
langrijk, hoewel de huismoeders zich dat niet altijd
realiseren. Maar dit is een argumentje, waar spr. niet
verder over praat.
De heer De Jong zegt er zeer verbaasd over te zijn,
dat B. en W. met dit voorstel komen na alle door
deskundigen ingebrachte en door de heer De Jong
overgenomen bezwaren. Zijn verbazing zal echter min
der groot zijn geworden, nu er hier meer over ge
praat is.
De heer Pols meent, dat, hoe dan ook, er risico's
genomen moeten' worden. Dit is inderdaad speciaal
op het stuk van de lekverliezen het geval en nu moet
de raad volgens de heer Pols een keuze doen, waaraan
de minste risico's zijn verbonden. Naar spr.'s stellige
overtuiging is dat de keuze van aardgas-puur onder
300 mm druk. De risico's hiervan kunnen op dit ogen
blik beter worden onderkend, dan die van aardgas-
lucht.
De heer De Vries heeft het corrosiegevaar uitvoerig
besproken en hierop sloot het betoog van de heer
Spiekhout aan. Spr. kan zijn antwoorden aan deze
sprekers dus wel samenvoegen. De heer Spiekhout
stelde de vraag aan de orde, of het technisch niet
mogelijk is aardgas-lucht droger te maken. Men kan
het proces van de distributie van droog gas niet zonder
meer vergelijken met distributie van aardgas-lucht. De
aanwezige lucht heeft de eigenschap vocht aan te
trekken en hierdoor wordt vocht toegevoegd aan gas,
dat uit zich zelf niet vochtig is en dat betekent, dat
bij de alsdan niet te beheersen vochtigheidsgraad cor
rosiegevaar optreedt, zoals de heer De Vries heeft ge
zegd. Daar staat tegenover, dat, als men dit gevaar
vermijden wil, men het gas een zekere mate van droog
heid kan geven, het althans zo droog mogelijk tracht
te houden, maar dan loopt men weer het gevaar van
lekken bij de striktouwverbindingen, die dan uitdrogen.
Dat is een ervaring, die bij de distributie van droog
gas is opgedaan; men kent echter nog niet de kosten,
die verbonden zijn aan de lekzoekdiensten van dat be
drijf, nog afgezien van de vraag, of er bedrijven zijn,
die nieuw zijn opgericht en waarbij onmiddellijk bij de
aanleg van het net rekening is gehouden met het feit,
dat men droog gas ging distribueren. In Leeuwarden
moeten wij, aldus spr., uitgaan van het eigen net, zo
als dat er op dit ogenblik bij ligt en dat betekent, dat
er voorshands spr. wil het populair en kort formu
leren geen zekerheid bestaat voor alle striktouw
verbindingen, die in het net voorkomen. Het staat in
het geheel niet vast, dat in een zekere periode van
enkele jaren alle striktouwverbindingen die mate van
dichtheid zouden krijgen, die nodig is om optredende
lekverliezen bij aardgas-lucht tegen te gaan. Het zou
best kunnen, dat na een aantal jaren toch weer lek
verliezen zouden ontstaan. Dit vraagstuk beheerst men
nog niet in die mate, dat waarborgen kunnen worden
verkregen voor vermindering van het risico.
Dan rest spr. nog de vraag van de heer Ras, of het
juist is, dat Leeuwarden de enige plaats is, die over
gaat op aardgas-hoge-druk. Leeuwarden zou inderdaad
de eerste gemeente van middelbare grootte zijn, die
op dit moment aardgas-hoge-druk zou gaan leveren,
maar er ligt nog een ontwikkeling op dit terrein voor
ons, zo meent spr. Het is volgens hem bepaald ver
antwoord te kiezen voor aardgas-hoge-druk. Dit zal
geen keuze zijn, die achteraf ernstig moet worden be
treurd. Spr. heeft wel grote vrees, dat de keuze van
aardgas-lucht een keuze zou kunnen zijn, die over een
aantal jaren moet worden gecorrigeerd en dat is na
tuurlijk veel riskanter, dan op dit moment direct over
te stappen op distributie van puur aardgas, hetgeen,
op nationaal niveau gezien, een gevestigd systeem is,
waarvan men de moeilijkheden kent en beheerst en
waarbij meer zekerheid bestaat dan bij een druk van
minder dan 300 mm mogelijk kan zijn.
Samenvattend verklaart spr., dat hij de verbazing
van de heer De Jong over het gedane voorstel niet kan
delen en hij moet de raad heel ernstig ontraden zijn
keuze te bepalen op de distributie van aardgas-lucht.
De Voorzitter vraagt, of nog iemand in tweede in
stantie het woord verlangt.
De heer Van Balen Walter wil nog even kort ingaan
op het gezegde van de wethouder, dat spr. zo'n on
aangename opmerking heeft gemaakt. Deze opmerking
heeft spr. gebaseerd op het verslag van de besprekin
gen, die hij uiteraard niet heeft meegemaakt. Hij geeft
de wethouder in overweging dit verslag eens na te
kijken; dan kan hij misschien spr.'s opmerking be
grijpen.
Op de technische punten zal spr. niet ingaan. Ze
lenen zich er inderdaad wel voor, maar dan zou de raad
wat spr. niet graag zou willen vannacht nog
langer bijeen zitten. En spr. gelooft, dat de heer W. M.
de Jong nog wel het nodige zal zeggen.
De heer W. M. de Jong kan de laatste opmerking
van de heer Van Balen Walter beter begrijpen dan de
vraag van de Voorzitter, of er wellicht nog iemand
was, die in tweede instantie het woord verlangde.
Spr. doet een beroep op de Voorzitter en de raad,
enig geduld te willen betrachten. De raad staat toch
vandaag voor het slot van de gehele gas-affaire en het
komt er nu op aan goede dingen te doen. Spr. hoopt,
dat de wethouder, met wie hij altijd zo aangenaam en
vriendschappelijk discussieert in en buiten de raad, het
hem ten goede wil houden, dat hij eerst even ingaat op
wat de andere heren raadsleden in eerste instantie
hebben gezegd.
De heer Pols heeft er de nadruk op gelegd, dat de
deskundigen elkaar wel eens tegenspreken en zeer
zeker ook bij de behandeling van deze materie.
Spr. is het met hem eens, maar hij vraagt de aandacht
van de heer Pols voor een enkele opmerking, die hij
straks aan het adres van de wethouder zal maken en
waaruit toch wel blijkt, dat vooral in de vergadering
van 14 maart geen gloeiende hoerastemming gewekt
werd bij het eigen bedrijf. De heer De Vries heeft heel
vriendelijke woorden aan het adres van spr. c.s. ge
sproken en spr. bedankt hem daarvoor. Hij meent, dat
deze zo nog maar even door moet gaan. (De heer
De Vries: Dat is niet de bedoeling.) (Gelah). De heer
De Vries heeft een opmerking gemaakt over de levens
gevaarlijke corrosie. Dat was inderdaad een belangrijk
punt, maar dat is het nu niet meer. Dat kan spr. wel
bewijzen. Het beste bewijs daarvoor is, dat het college
zich daar niet op beroept. Het college heeft in de bij
lage niet gesteld: Wij zien van aardgas-lucht af, om
dat het corrosiegevaar zo dreigend is. Wanneer dat er
wèl was, dan zou men niet onder a op blz. 1 van bij
17
lage 78 hebben gememoreerd, „dat bij distributie
van aardgas gemengd met lucht het z.g. kraakcontract
zal worden aangeboden, zodat een vergoeding voor de
lekverliezen in dit geval niet wordt genoten". Maar,
zo gaat dit punt verder, dat hindert niet, want dan
loopt men ook geen gevaar voor die hoge lekverliezen,
dan heeft men hier die vergoeding niet nodig. Dat im
pliceert dan ook, dat er geen risico is op het gebied
van de corrosie, een risico, dat de heer De Vries nu
nog ziet. Verder wil spr. over de lekverliezen nog iets
anders opmerken. In de vergadering van 14 maart
heeft men alleen van de zijde van het Staatsgasbedrijf
gepersisteerd bij de corrosie en het lekverliezen-ge
vaar. In de loop van de bespreking is de directeur van
het Gasinstituut daarop teruggekomen. Er is een dis
cussie geweest, waarbij van de zijde van de energie
bedrijven er op gewezen is, dat een wat hogere vochtig
heidsgraad moet worden aangehouden; dan blijft het
touw gezwollen, maar bij een hogere vochtigheidsgraad
is er weer een roestgevaar. Het moet dus niet tè
vochtig en dat kan ook, want genoemde directeur zei:
lk ben het met de opmerking, die namens de energie
bedrijven gemaakt werd, wel eens. Spr. zou er voor
gevoelen, zo staat in het verslag, het vochtigheidsge
halte laag te houden. „Dan moet er een fikse inwatering
zijn, voordat corrosiegevaar ontstaat."
Daarna maken de heren van het Staatsgasbedrijf
nog een enkele opmerking. Zij zien er toch wel risico's
in, maar dan zegt de voorzitter van het Gasinstituut,
dat hij dit te tragisch gesteld vindt. „De praktijk leert,
dat men euvels als lekkage door uitgedroogd strik-
touw de baas wordt."
Spr. wil niet op details ingaan, maar wel even op
merken, dat er ook nu al heel wat wordt gedaan om de
verbindingen, die er op het ogenblik zijn, te verbeteren.
Dat gebeurt door op die verbindingen een soort asfalt-
laag te leggen en dan is het voor elkaar. In de nieuwe
wijken zijn er al geen striktouwverbindingen meer.
Maar spr. wil graag weer de voorzitter van het Gas
instituut aan het woord laten. Er werd op gewezen,
dat het in Tzummarum dan toch goed gaat, waarop
de voorzitter opmerkte, dat men dat gebied niet met
Leeuwarden kan vergelijken, maar later heeft de voor
zitter van het Gasinstituut gezegd: Zie niet naar Tzum
marum, maar richt de blik op het mijngas-gebied. Daar
wordt droog gas gedistribueerd en desondanks zijn de
lekverliezen niet zo groot. Het Gasinstituut, zo zei hij,
heeft er sterk op aangedrongen, dat het gas daar droog
wordt gehouden.
Naast de stellige overtuiging van de adviseurs van
de eigen dienst heeft de raad dus nu gehoord, wat de
voorzitter van het Gasinstituut in deze vergadering als
zijn oordeel heeft geuit. Hij vond kennelijk te eenzijdig
wat van de zijde van het Staatsgasbedrijf werd ge
poneerd.
Spr.'s bezwaar is op dit punt verdwenen; risico is er
zeker, maar niet in die mate, dat dit de beslissing van
de raad zou moeten beïnvloeden, want de lekverliezen
zijn in ieder geval binnen bepaalde nauwe perken te
houden, zoals uit de besprekingen op 14 maart is ge
bleken. De vergoeding voor de lekverliezen heeft Leeu
warden dus niet nodig. De heer De Vries kan derhalve
gerust zyn op dit punt. De heer Spiekhout heeft ook
hierover gesproken. In het rapport van de Energiebe
drijven staat, dat Leeuwarden jarenlang een vrij olie
houdend gas van waterstof heeft gedistribueerd, zodat
de buizen en aanzettingen van binnen behoorlijk vet.
zijn. Dat speelt voor Leeuwarden ook nog een beetje
mee.
Thans wil spr. nog enkele opmerkingen maken in
antwoord op het betoog van de wethouder.
Dat deze zaak in het beleidsvlak zou liggen, gelooft
spr. wel. Ten slotte moet het college tot een beslissing
komen en dat geldt ook voor de raad. De raad staar
uiteindelijk voor de verantwoordelijkheid en bij het
beleid zal de raad zich toch moeten laten leiden ook
door hetgeen hij heeft kunnen lezen en kunnen horen
op technisch gebied en eveneens op het gebied van de
financiën. Spr. heeft zopas uitvoerig betoogd, dat hier
èn technisch èn financieel aardgas-lucht sterk vóór ligt
en hij meent, dat de wethouder niets heeft aangevoerd,
wat dit weerspreekt. Spr. heeft zich verbaasd, waarom
de wethouder heeft gesproken, zoals hij deed, en daarom
heeft spr. zijn mening tot uiting gebracht, juist omdat
hij niet kon inzien, welke argumenten het college op
het „beleidsvlak" kon hebben, om desondanks die voor
delen niet te nemen. Spr. heeft daarbij die verschillende
punten stuk voor stuk besproken; de raad herinnert
zich dat nog wel en hij meent het zo te hebben gedaan,
dat de raadsleden daaruit ieder voor zich een conclusie
konden trekken. De uitzonderingspositie van Leeuwar
den zal wel de grote rol gespeeld hebben. Spr. heeft
dat gemeend te bespeuren in het antwoord van de
wethouder. Maar die uitzonderingspositie is er niet,
wanneer Leeuwarden nu niet aardgas-hoge-druk neemt
met al de bezwaren, soesa en risico's, die daaraan ver
bonden zijn, waardoor het ook een grote vergoeding
voor lekverliezen krijgt. Anders kwam het aardgas-
hoge-druk-systeem er helemaal niet. Wanneer Leeu
warden de 300 mm druk kiest, dan meent het college
maar volgens spr. ten onrechte dat het zich dan
beter aansluit bij het aardgasgebied, dat er is. Spr.
geeft toe, dat het zich dan aansluit bij de meeste
kleinere gemeenten, die deze keuze hebben moeten doen,
maar Leeuwarden kan in alle vrijheid een keuze doen.
Die kleinere gemeenten hadden niet-renderende fa
brieken en inmiddels bleek, dat distributie onder 60 mm
druk helemaal niet ging. Er bleef praktisch voor hen
niets anders over dan over te gaan op aardgas-hoge-
druk. In ieder geval hebben ze het onderwerp aardgas-
lucht niet in hun overweging betrokken en dat kan
Leeuwarden nu gelukkig wel. Het is beslist niet waar,
dat, als Leeuwarden doet, wat spr. graag zou willen,
het in een uitzonderingspositie komt te verkeren. De
toestand hier zou dan alleen maar afwijkend zijn van
het 300 mm druk-gebied. En dat betekent alleen maar
een iets groter gaatje in de inspuiter, die het gas naar
de brander voert. De afwijking van het 300 mm-druk-
gebied is te verhelpen door een heel klein koperen
kraaltje, dat misschien een gulden het gros kost en dat
heel gemakkelijk in de inspuiter is te brengen. Deze
kraaltjes zijn (in diverse maten in een busje) in de han
del. Dat is dus het enige wat Leeuwarden zou scheiden
van het 300 mm druk-gebied. Spr. gelooft, dat Leeu
warden het cadeau geeft, als iemand naar Sneek ver
huist. Kiest Leeuwarden puur 300 mm, dan heeft het
de eer, dat het zich met 20 miljoen kubieke meter
verbruik per jaar heeft aangesloten bij al die anderen,
die met elkaar, wel te verstaan, helemaal 40 mil
joen kubieke meter verbruik hebben! Dan is het totaal
dus 60 miljoen. Men begrijpt, dat dit nog maar een
fractie is, nog maar 3 van al het gas, dat in Neder
land door de verbruikers wordt afgenomen. Nu moet
de wethouder het hem niet kwalijk nemen, dat hij, als
deze beweert, dat Leeuwarden zich dan aangesloten
heeft bij „onze nationale gas-economie", dit toch moet
afwijzen. Het is juist zo, dat de toestand in Leeuwar
den by gasdistributie van 300 mm druk een uitzonder
lijke wordt. Het blijkt uit meerdere citaten. De wet
houder heeft spr. wel de eer aan gedaan, om de brief
van de NUMAB (Nederlandsche Unie van Metaal
gieterijen en aanverwante bedrijven) aan het Gasin
stituut te citeren, maar daaruit blijkt ook niet het
tegendeel van spr.'s beweringen. Deze vraagt ten slotte,
zoals de wethouder citeerde: Sluit U aan by het 300 mm
druk-gebied, maar deze brief is helemaal fout gesteld.
Men zegt daarin: „Aansluitend op de reeds in de om
geving van Leeuwarden bestaande situatie, die bestaat
in de plaatsen als b.v. Assen, Hengelo, Franeker,
Hoogezand, Sappemeer, Steen wijk, Drachten (Dit heeft
60 mm, maar het staat er ijskoud tussen), Wolvega,
Joure, Oldenzaal, Coevorden, Zwolle, Deventer, Dokkum,
Gorredijk en Lemmer zou het wenselijk zijn (zo des
kundig is die brief voorbereid), als ook Leeuwarden
de keuze bepaalde op zuiver aqrdgas van 100 mm druk.
Spr. heeft getelefoneerd met het Gasinstituut en op
gezag van de directeur moest hij er maar 300 mm van
maken. Er klopt dus niets van. Nu kan men wel pleiten
voor aansluiting bij het 300 mm druk-gebied, dat is
misschien plezierig, maar daar staat tegenover, dat ei-
Nederlandse fabrikanten zijn, die toestellen maken, die
men hier bij distributie van aardgas-lucht zou kunnen
nemen. Spr. heeft er al op gewezen, dat toestellen uit
het cokesovengebied hier zouden kunnen worden over
genomen. Hij beroept zich op de deskundige van de